
De Atheense democratie verwijst naar het systeem van democratisch bestuur dat in Athene, Griekenland, van de 5e tot 4e eeuw voor Christus werd gebruikt. In dit systeem had de mannelijke bevolking - de dēmos - gelijke politieke rechten, vrijheid van meningsuiting en de mogelijkheid om direct deel te nemen aan de politieke arena.
In de Atheense democratie namen de burgers niet alleen deel aan een directe democratie waarbij ze zelf de besluiten namen waaraan zij zich moesten houden, maar waren ze ook actief betrokken bij de instellingen die hen regeerden en hadden zo rechtstreeks controle over alle onderdelen van het politieke proces.
Bronnen uit de oudheid
Ook andere stadstaten hadden ooit democratische systemen, zoals Argos, Syracuse, Rhodos en Erythrai. Daarnaast waren er soms zelfs oligarchische stelsels met een hoge mate van politieke gelijkheid, maar de Atheense versie waarbij alle mannelijke burgers betrokken waren, was zonder twijfel het meest ontwikkeld.
Eigentijdse bronnen die de werking van deze democratie beschrijven, hebben meestal betrekking op Athene en omvatten teksten als de Grondwet van de Atheners van de school van Aristoteles; de werken van de Griekse geschiedschrijvers Herodotus, Thucydides en Xenophon; teksten van meer dan 150 toespraken van personen als Demosthenes; inscripties in steen van decreten, wetten, contracten, openbare onderscheidingen en meer; en Griekse komediespelen zoals die van Aristophanes. Helaas zijn bronnen over andere democratische regeringsstelsels in het oude Griekenland schaars. Daarom zijn de navolgende notities over democratie toegespitst op de Atheners.
De vergadering en de raad
Het woord democratie(dēmokratia) is afgeleid van dēmos, dat verwijst naar de hele burgerij, en kratos, dat heersen betekent. Elke mannelijke burger kon dus deelnemen aan het belangrijkste democratische orgaan van Athene, de vergadering (ekklēsia). In de 4e en 5e eeuw v. Chr. varieerde de mannelijke bevolking van Athene van 30.000 tot 60.000 personen, afhankelijk van de periode. De volksvertegenwoordiging kwam minstens één keer per maand samen, en waarschijnlijk vaak zelfs twee of drie keer, op de Pnyx-heuvel in een speciale ruimte die plaats bood aan ongeveer 6000 burgers. Elke burger kon de vergadering toespreken en over beslissingen stemmen door gewoon zijn hand op te steken. De meerderheid won en de beslissing was definitief. Negen voorzitters (proedroi), verkozen door het lot en slechts één keer in functie, organiseerden het verloop van de vergadering en beoordeelden de stemming.
Specifieke onderwerpen die in de vergadering werden besproken waren onder andere het beslissen over militaire en financiële magistratuur, het organiseren en onderhouden van voedselvoorraden, het initiëren van wetgeving en politieke processen, besluiten om gezanten te sturen, het al dan niet ondertekenen van verdragen, stemmingen over het werven of uitgeven van fondsen en het bespreken van militaire zaken. De vergadering hield ook stemmingen om burgers die te machtig en gevaarlijk voor de polis waren geworden uit Athene te verbannen. Dat was een geheime stemming waarbij de kiezers een naam schreven op een stuk gebroken aardewerk (ostrakon). Een belangrijk aspect van de debatten was de vrijheid van meningsuiting (parrhēsia), misschien wel het meest gewaardeerde privilege van de burger. Na gepaste discussies werden tijdelijke of specifieke decreten (psēphismata) aangenomen en wetten (nomoi) gedefinieerd. De vergadering zag er ook op toe dat besluiten werden uitgevoerd en dat ambtenaren hun taken correct uitoefenden.
In Athene (en ook in Elis, Tegea en Thasos) was er daarnaast een kleiner orgaan, de boulē, dat besliste welke onderwerpen die in de vergadering werden besproken of daar prioriteit aan gaf. Bovendien kon dit orgaan in tijden van crisis en oorlog ook beslissingen nemen zonder dat de volksvergadering bijeenkwam. De boulē of raad bestond uit 500 burgers die door het lot werden gekozen en die een jaar zitting hadden, met de beperking dat ze niet meer dan twee opeenvolgende jaren zitting konden hebben. De boulē vertegenwoordigde de 139 districten van Attica en fungeerde als een soort uitvoerend comité van de volksvergadering. Het was ook dit orgaan dat namens de volksvergadering toezicht hield op alle bestuurlijke commissies en ambtenaren.
Dan was er ook nog een uitvoerend comité van de boulē dat bestond uit één stam van de tien die deelnamen aan de boulē (d.w.z. 50 burgers, bekend als prytaneis) die bij toerbeurt werden gekozen, zodat elke stam het uitvoerend comité één keer per jaar samenstelde. Dit dagelijks bestuur had een voorzitter (epistates) die elke dag door het lot werd gekozen. De 50-koppige prytanie kwam samen in het gebouw gekend als het Bouleuterion in de Atheense agora en bewaakte de heilige schatkisten.
Naast al deze politieke instellingen waren er de rechtbanken (dikasteria), samengesteld uit 6.000 juryleden en een groep van hoofdmagistraten (archai) die jaarlijks door het lot gekozen werden. Er was zelfs een speciaal ontworpen lotingsmachine met gekleurde schijven (kleroterion) om ervoor te zorgen dat de geselecteerden willekeurig werden gekozen, een proces dat de magistraten twee keer moesten doorlopen. Het was hier in de rechtbanken dat de wetten van de volksvergadering konden worden aangevochten en dat beslissingen werden genomen betreffende ostracisme, naturalisatie en kwijtschelding van schulden.
Dit complexe systeem was ongetwijfeld opgezet om een passende mate van checks and balances te waarborgen tegen mogelijk machtsmisbruik en moest ervoor zorgen dat elke traditionele regio gelijk vertegenwoordigd was en gelijke bevoegdheden kreeg. Omdat mensen willekeurig gekozen werden voor belangrijke posities en de ambtstermijnen strikt beperkt waren, was het moeilijk voor een individu of kleine groep om het besluitvormingsproces te domineren of te beïnvloeden, hetzij direct, hetzij (omdat men nooit precies wist wie er gekozen zou worden) indirect door de machthebbers om te kopen.
Deelname aan de regering
Zoals beschreven, konden alleen mannelijke burgers van 18 jaar of ouder spreken (althans in theorie) en stemmen in de vergadering, terwijl functies als magistraten en juryleden beperkt waren tot mensen ouder dan 30 jaar. Daardoor waren vrouwen, slaven en inwonende buitenlanders (metoikoi) uitgesloten van het politieke proces.
De massale betrokkenheid van alle mannelijke burgers en de eis dat ze actief moesten deelnemen aan het besturen van de polis wordt duidelijk in dit citaat van Thucydides:
Alleen wij beschouwen een burger die niet deelneemt aan de politiek niet alleen als iemand die zich met zijn eigen zaken bemoeit, maar ook als nutteloos.
Ter illustratie van de achting die democratisch bestuur genoot, was er zelfs een goddelijke personificatie van het ideaal van democratie, de godin Demokratia. De directe betrokkenheid bij de politiek van de polis betekende ook dat de Atheners een unieke collectieve identiteit ontwikkelden en waarschijnlijk ook een zekere trots op hun systeem, zoals blijkt uit Pericles' beroemde begrafenisoratie voor de Atheense doden in 431 BCE, het eerste jaar van de Peloponnesische Oorlog:
De grondwet van Athene wordt een democratie genoemd omdat het niet de belangen van een minderheid respecteert maar die van het hele volk. Wanneer het gaat over het regelen van privégeschillen, is iedereen gelijk voor de wet; wanneer het gaat over het plaatsen van de ene persoon voor de andere in posities van publieke verantwoordelijkheid, is wat telt niet het lidmaatschap van een bepaalde klasse, maar de werkelijke bekwaamheid die de man bezit. Niemand wordt, zolang hij het in zich heeft om de staat van dienst te zijn, in politieke vergetelheid gehouden vanwege armoede. (Thuc. 2.37)
Hoewel actieve deelname werd aangemoedigd, werd het bijwonen van de vergadering in bepaalde periodes betaald. Dit was een maatregel om burgers aan te moedigen die ver weg woonden en zich geen vrije tijd konden veroorloven om de vergadering bij te wonen. Dit geld was echter alleen bedoeld om de onkosten te dekken, want elke poging om te profiteren van openbare functies werd streng bestraft. De burgers vormden waarschijnlijk 10-20% van de bevolking van de polis en van hen namen naar schatting slechts zo'n 3000 mensen actief deel aan de politiek. Van deze groep domineerden misschien wel 100 burgers - de rijkste, invloedrijkste en beste sprekers - de politieke arena, zowel voor de vergadering als achter de schermen in besloten, samenzweerderige politieke bijeenkomsten (xynomosiai) en groepen (hetaireiai). Deze groepen moesten in het geheim bijeenkomen omdat, hoewel er vrijheid van meningsuiting was, aanhoudende kritiek op personen en instellingen kon leiden tot beschuldigingen van samenzwering tot tirannie en dus tot verbanning.
Critici van de democratie, zoals Thucydides en Aristophanes, wezen erop dat de procedures niet alleen werden gedomineerd door een elite, maar dat leden van de dēmos gemakkelijk konden worden gemanipuleerd door een goede redenaar of door populaire leiders (demagogen), door zich te laten leiden door emoties, of omdat ze niet over de nodige kennis beschikten om weloverwogen beslissingen te nemen. De meest beruchte voorbeelden van slechte beslissingen van de Atheense dēmos zijn de executie van zes generaals nadat ze de slag bij Arginousai in 406 v. Chr. hadden gewonnen en de terdoodveroordeling van de filosoof Socrates in 399 v. Chr.
Conclusie
De democratie, die de overhand had tijdens de Gouden Eeuw van Athene, werd in 411 v. Chr. vervangen door een stelsel van oligarchie. De grondwetswijziging leek volgens Thucydides de enige manier om de broodnodige steun van Perzië te winnen tegen de oude vijand Sparta en bovendien dacht men dat de verandering niet blijvend zou zijn. Niettemin keerde de democratie in een licht gewijzigde vorm uiteindelijk toch terug naar Athene, en in elk geval was alleen al de creatie van dit politieke systeem door de Atheners genoeg om uiteindelijk, na twee millennia, latere beschavingen te beïnvloeden.
In de woorden van historicus K.A. Raaflaub was de democratie in het oude Athene
een uniek en werkelijk revolutionair systeem dat zijn basisprincipe in een ongekende en vrij extreme mate realiseerde: geen enkele polis had het ooit aangedurfd om al zijn burgers gelijke politieke rechten te geven, ongeacht hun afkomst, rijkdom, sociale status, opleiding, persoonlijke kwaliteiten en alle andere factoren die gewoonlijk de status in een gemeenschap bepaalden.
Idealen als deze zouden de hoekstenen vormen van alle democratieën in de moderne wereld. De oude Grieken hebben ons voorzien van prachtige kunst, adembenemende tempels, tijdloos theater en enkele van de grootste filosofen, maar het is misschien wel de democratie die hun grootste en meest blijvende erfenis is.