
Apophis (ook bekend als Apep) is de Grote Slang, vijand van de zonnegod Ra, in de oud-Egyptische religie. De zon werd voorgesteld als de grote boot van Ra, die van zonsopgang tot zonsondergang door de hemel voer en vervolgens afdaalde naar de onderwereld. Tijdens deze reis door de duisternis werd de boot aangevallen door Apophis, die Ra wilde vernietigen en de zonsopgang wilde verhinderen.
Aan boord van de zonnebark worden in verschillende tijdperken verschillende goden en godinnen afgebeeld, evenals de rechtvaardige doden, en al deze figuren hielpen bij het afweren van de slang. Oud-Egyptische priesters en leken voerden rituelen uit om Ra te beschermen en Apophis te vernietigen. Door deze rituelen verbonden ze de levenden met de doden en met de natuurlijke orde zoals die door de goden was vastgesteld.
Apophis had nooit een formele cultus en werd nooit aanbeden, maar hij figureerde in verschillende verhalen over zijn pogingen om de zonnegod te vernietigen en de orde terug te brengen tot chaos. Apophis wordt geassocieerd met aardbevingen, donder, duisternis, stormen en de dood, en wordt soms in verband gebracht met de god Set, die eveneens chaos, wanorde, stormen en duisternis symboliseerde. Set was echter oorspronkelijk een beschermgod en wordt meerdere keren afgebeeld als de sterkste van de goden aan boord van de zonneboot, waar hij het schip verdedigt tegen Apophis.
Hoewel er waarschijnlijk al eerder in de Egyptische geschiedenis verhalen bestonden over een vijandige slang, verschijnt Apophis voor het eerst bij naam in teksten uit het Middenrijk (2040-1782 v.Chr.). Hij werd erkend als een gevaarlijke kracht, vooral tijdens de Late Periode van het Oude Egypte (525-332 v.Chr.), en bleef een belangrijk figuur in de Ptolemaeïsche Periode (323-30 v.Chr.) en Romeins Egypte. De meeste teksten die hem noemen, stammen uit het Nieuwe Rijk (ca. 1570-1069 v.Chr.), waaronder Het Boek van het Overweldigen van Apophis, waarin de rituelen en spreuken staan om de slang te verslaan en te vernietigen. Dit werk is een van de bekendste van de zogenoemde Vervloekingsteksten, geschriften die dienden om een persoon of entiteit ritueel te veroordelen en te vervloeken, en die door de hele Egyptische geschiedenis heen werden gebruikt.
Apophis wordt soms afgebeeld als een opgerolde slang, maar vaak ook als een in stukken gesneden of aangevallen wezen. Een beroemde voorstelling hiervan komt uit Spreuk 17 van het Egyptische Dodenboek, waarin de grote kat Mau Apophis met een mes doodt. Mau was de goddelijke kat, een personificatie van de zonnegod, die de Boom des Levens bewaakte. Deze boom bevatte de geheimen van het eeuwige leven en goddelijke kennis. Mau was aanwezig bij de schepping en belichaamde het beschermende aspect van Ra. Hij werd in het Nieuwe Rijk beschouwd als een van de grootste verdedigers van Ra.
Egyptoloog Richard H. Wilkinson herdrukt in zijn boek The Complete Gods and Goddesses of Ancient Egypt een afbeelding uit het graf van Inerkhau in Deir el-Medina, waarin Mau de Boom des Levens verdedigt tegen Apophis en met een mes in de kop van de grote slang snijdt. De bijbehorende tekst, uit Spreuk 17 van het Dodenboek, beschrijft hoe de kat Ra beschermt en geeft ook de oorsprong van de kat in Egypte: hij werd aan het begin der tijden door de wil van de goden geschapen.
Mythische oorsprong
Volgens de meest gangbare scheppingsmythe stond de god Atum op de oerheuvel, te midden van de kolkende wateren van chaos, en begon hij met het scheppingswerk. De god Heka, de personificatie van magie, was bij hem, en door de kracht van magie ontstond er orde uit chaos en verscheen de eerste zonsopgang. Een variant van deze mythe vertelt dat de godin Neith uit het oerwater tevoorschijn kwam en, samen met Heka, de schepping in gang zette. In beide versies, afkomstig uit de Dodenboek-teksten, maakt Apophis zijn vroegste mythologische verschijning.
In het verhaal over Atum bestond Apophis altijd al en zwom hij in de donkere wateren van de ongedifferentieerde chaos voordat de benben (de oerheuvel) uit de wateren oprees. Toen de schepping begon, werd Apophis woedend vanwege de introductie van dualiteit en orde. Voor de schepping was alles één geheel, maar daarna ontstonden tegenstellingen zoals water en land, licht en duisternis, mannelijk en vrouwelijk. Apophis werd de vijand van de zonnegod omdat de zon het eerste teken was van de geschapen wereld en symbool stond voor goddelijke orde en licht. Als hij de zonnegod kon verslinden, kon hij de wereld terugbrengen naar een staat van duistere eenheid.
In de versie waarin Neith de geordende wereld schept, is er een belangrijk verschil: Apophis is een geschapen wezen dat tegelijk met de schepping tot leven komt. Hij is daarom niet gelijk aan de oudste goden, maar ondergeschikt aan hen. In dit verhaal komt Neith uit de chaotische wateren van de duisternis en spuugt zij wat water uit wanneer zij de benben betreedt. Haar speeksel wordt de reusachtige slang, die wegzwemt voordat hij gevangen kan worden. Toen Neith nog deel uitmaakte van de wateren van duisternis, was alles een eenheid, maar nu was er diversiteit. Apophis’ doel was om het universum terug te brengen naar zijn oorspronkelijke, ongedifferentieerde staat.
Orde versus Chaos
Een van de meest populaire literaire motieven in het Middenrijk van Egypte was de strijd tussen orde en chaos, een thema dat terug te vinden is in verschillende beroemde werken. De Vermaningen van Ipuwer contrasteert bijvoorbeeld de chaos van het heden met een perfecte 'gouden tijd' in het verleden, terwijl de Dialoog tussen een Man en zijn Ba ditzelfde thema op een meer persoonlijk niveau uitwerkt.
Het is daarom niet verrassend dat de mythe van Apophis in deze periode opkomt, aangezien zij dit motief perfect weerspiegelt. De goden, als krachten van orde, roepen de hulp van de mensheid in om het licht te verdedigen tegen de duisternis en het leven tegen de dood – met andere woorden, om dualiteit en individualiteit te behouden tegenover eenheid en collectivisme.
De persoonlijkheid van het individu werd in de Egyptische cultuur sterk gewaardeerd. Alle goden werden afgebeeld met hun eigen karakter, en zelfs mindere godheden en geesten hadden een eigen, herkenbare persoonlijkheid. De autobiografieën die op stèles en graven werden gegraveerd, dienden ervoor te zorgen dat de persoon die daar begraven lag, met al zijn daden en prestaties, nooit vergeten zou worden. Apophis vertegenwoordigde dan ook alles waar de Egyptenaren bang voor waren: duisternis, vergetelheid en het verlies van iemands identiteit.
De Overwinning op Apophis
De Egyptenaren geloofden dat de hele natuur was doordrongen van goddelijke krachten, waaronder natuurlijk de zon, die leven gaf. Zonsverduisteringen en bewolkte dagen waren zorgwekkend, omdat men dacht dat de zonnegod moeite had om zijn schip weer op te laten stijgen. De oorzaak van deze problemen was altijd Apophis, die op een of andere manier de goden op de boot had weten te overmeesteren. Tijdens het latere Nieuwe Rijk werd de tekst Het Boek van het Overweldigen van Apophis opgeschreven uit oudere mondelinge tradities. Volgens egyptologe Geraldine Pinch:
De meest angstaanjagende godheden in het Egyptische pantheon werden opgeroepen om de chaos-slang te bestrijden en alle aspecten van zijn wezen te vernietigen, zoals zijn lichaam, zijn naam, zijn schaduw en zijn magie. Priesters voerden deze eeuwige strijd uit door afbeeldingen te tekenen of modellen van Apophis te maken. Deze werden vervolgens vervloekt en vernietigd door ze neer te steken, te vertrappen en te verbranden. (108)
Lang voordat deze tekst werd geschreven, werd het ritueel al uitgevoerd. Hoe vaak Apophis ook werd verslagen en gedood, hij herrees telkens weer en viel de boot van de zonnegod opnieuw aan. De machtigste goden en godinnen versloegen de slang elke nacht, maar overdag, terwijl de zonnegod langzaam door de hemel voer, herstelde Apophis zich en was hij tegen zonsondergang weer klaar om de strijd voort te zetten. In een tekst genaamd Het Boek der Poorten worden de godinnen Isis, Neith en Serket, geholpen door andere goden, afgebeeld terwijl ze Apophis vangen en hem in netten vasthouden. Deze netten worden op hun plaats gehouden door apen, de zonen van Horus en de grote aardgod Geb, waarna Apophis in stukken wordt gehakt. Toch is de slang de volgende nacht weer heel en wacht hij opnieuw op de zonneboot zodra deze de onderwereld betreedt.
Hoewel de goden almachtig waren, hadden ze alle hulp nodig bij de strijd tegen Apophis. De rechtvaardige doden, die tot het paradijs waren toegelaten, worden vaak afgebeeld op het hemelse schip om te helpen bij de verdediging. Spreuk 80 van de Dodenboek-teksten stelt de overledene zelfs in staat om zich bij de verdediging van de zonnegod en zijn schip aan te sluiten. Seth, zoals eerder vermeld, is een van de eersten die Apophis met speer en knots verjaagt. Ook de slangengod Mehen, die vaak aan boord van de zonneboot wordt afgebeeld, valt Apophis aan om Ra te beschermen. Het Egyptische bordspel Mehen zou zelfs zijn oorsprong vinden in Mehens rol op de zonnebark. Naast de zielen van de doden speelden ook de levenden een rol in deze strijd. Egyptologe Margaret Bunson beschrijft het ritueel:
De Egyptenaren verzamelden zich in de tempels om beelden van de slang in was te maken. Ze spuugden erop, verbrandden en verminkten ze. Bewolkte dagen of stormen werden gezien als tekenen dat Apophis terrein won, en zonsverduisteringen waren momenten van grote angst, omdat ze werden geïnterpreteerd als het einde van Ra. Toch overwon de zonnegod elke keer, en de mensen bleven hun gebeden en hymnen voortzetten. (198)
Elke ochtend rees de zon weer op en terwijl de mensen toekeken, wisten ze dat ze hadden bijgedragen aan de overwinning van de goden op de krachten van chaos en duisternis. Het eerste ritueel dat de priesters elke ochtend in de tempels uitvoerden, was het 'Ontsteken van het Vuur', dat de eerste zonsopgang opnieuw voorstelde. Dit werd net voor zonsopgang gedaan, als een daad van verzet tegen Apophis' verlangen om het licht van de schepping uit te doven en alles in duisternis te hullen.
Hierna volgde het tweede belangrijkste ochtendritueel, Het 'Openen van de Sloten' waarbij de hogepriester de deuren van het binnenste heiligdom opende, waar de god woonde. Beide rituelen hadden te maken met Apophis: het vuur riep het licht van de schepping op om Ra te versterken, terwijl de geopende sloten de tempelgod wekte om zich bij de verdediging van de zonnebark aan te sluiten.
Conclusie
De rituelen rondom Apophis bleven voortbestaan tijdens de Late Periode en lijken in die tijd serieuzer te zijn genomen dan daarvoor. Ze bleven in gebruik tot in de Romeinse periode. Deze rituelen, waarin de mensheid samen met de goden streed tegen de krachten van de duisternis, waren echter niet alleen gericht op Apophis. Tijdens de festivals ter ere van Osiris' opstanding speelde de hele gemeenschap een rol. Twee vrouwen, in de rollen van Isis en Nephthys, riepen Osiris op om te ontwaken en tot leven terug te keren.
Tijdens het festival van Sed speelden deelnemers de rollen van de legers van Horus en Seth in schijngevechten die de overwinning van Horus (orde) op Seth (chaos) naspeelden. Tijdens het festival van Hathor werden mensen aangemoedigd om zich te bezatten om de tijd van wanorde en vernietiging te herbeleven, toen Ra Sekhmet stuurde om de mensheid te vernietigen maar zich later bedacht. Hij liet een grote kuip bier, rood gekleurd, in het pad van Sekhmet neerzetten bij Dendera. Zij, denkend dat het bloed was, dronk het op, werd dronken en viel flauw. Toen ze ontwaakte, was ze de zachtaardige Hathor, die vervolgens de orde herstelde en een vriendin van de mensheid werd.
Deze rituelen benadrukten dat mensen een essentiële rol speelden in het functioneren van het universum. De zon was niet zomaar een object in de lucht, maar het schip van de zonnegod, die overdag het leven in stand hield en 's nachts de gebeden en steun van de mensen nodig had om de volgende dag weer te verschijnen.
De rituelen rondom de nederlaag van Apophis vertegenwoordigden de eeuwige strijd tussen goed en kwaad, orde en chaos, licht en duisternis, en waren afhankelijk van de dagelijkse aandacht en inspanningen van de mensheid om te slagen. De mensheid was dus niet slechts een passieve ontvanger van de gaven van de goden, maar een essentieel onderdeel van het functioneren van het universum.
Het geloof in de strijd tegen Apophis en de rol van de mensheid hierin bleef bestaan tot de opkomst van het christendom in de 4e eeuw na Christus. Vanaf dat moment werd de traditionele Egyptische opvatting vervangen door een nieuw geloof, waarin de mens niet langer een actieve deelnemer was, maar een gevallen wezen dat afhankelijk was van de genade van god.
Mensen werden nu gezien als ontvangers van een onverdiend en onterecht geschenk, en de zon verloor haar eigen persoonlijkheid en doel en werd een van de scheppingen van de christelijke God. Desondanks bleef Apophis voortleven in christelijke iconografie, samengesmolten met figuren als Seth en de slang Sata, als de ultieme tegenstander van God: Satan, die net als Apophis onophoudelijk probeert de goddelijke orde omver te werpen en chaos te brengen.