Tribuun was de titel van verscheidene ambten in het oude Rome, waarvan de twee meest belangrijke de tribuni plebis en de tribuni militum waren. De militaire tribunen waren verantwoordelijk voor de vele administratieve en logistieke taken en konden een gedeelte van een legioen leiden onder een consul, of zelfs alleen het bevel voeren op het slagveld. De tribuni plebis oefende grote politieke macht uit aangezien zij feitelijk de bijeenkomst van het volk van Rome leidden, wetten voorstelden om over te stemmen en de mogelijkheid hadden om een persoonlijk veto uit te spreken over de wetgeving van de Senaat.
Tribuni Aerarii
De oorspronkelijke tribuni aerarii waren schatkist beambten die verantwoordelijk waren voor het innen van de belasting die door de burgers van de Romeinse Republiek betaald werd, het tributum. Vervolgens verdeelden zij de fondsen om de legioenen te betalen (stipendium). Deze financiële functie werd in de loop der tijd afgeschaft, net zoals het tributum voor Romeins Italië in de Keizertijd. Ook al was het voor een korte periode, werd de titel tribuni aerarii opnieuw ingesteld om de derde klasse van juryleden vanaf 70 v.Chr. aan te duiden, echter werd ook dit gebruik door Julius Caesar afgeschaft.
Tribuni Militum
De titel van tribuni militum stamt uit de tijd van het vroege Rome, toen het gebruikt werd door de leiders van de stammen, het Latijn voor stam is tribus. De militaire rang werd ingesteld in de 5de eeuw v.Chr. toen Rome in oorlog was met de Veii, waarschijnlijk omdat de twee consuls niet voldoende waren om een groter leger te leiden. Vandaar dat de rang van tribuni militum consulari potestate werd ingesteld met consulaire macht. In het begin waren er drie van zulke tribunen, later zes.
In de periode van de Romeinse Republiek, was de tribuun een hoge rang in het leger, waarvoor een minimum van vijf jaar dienst vereist was en ze maakten gewoonlijk deel uit van de ruiterij (equites) en in mindere mate waren het senatoren. Elk legioen had zes tribunen en gedurende de Republiek waren die tribunen die toegewezen werden aan de eerste vier legioenen die in dat jaar werden gevormd, verkozen door de volksvergadering. De tribunen voor de overige legioenen werden benoemd door de commandant. Tijdens het Keizerrijk had een afzonderlijk legioen nog steeds zes tribunen, echter was er altijd één met een de rang van senator (tribunus laticlavius) en de overige waren leden van de ruiterij (tribuni angusticlavii).
Op campagne werden twee van de tribunen geselecteerd, dagelijks afwisselend, om het bevel te voeren direct onder de consuls. Een tribuun in de tijd van de Republiek kon alleen het bevel voeren over een gedeelte van een legioen, of het gehele legioen, voor een of twee maanden, maar hun leiderschapsrol werd ingeperkt door de introductie van legaten van de senaat vanaf de tweede eeuw v.Chr. Een tribuun voerde vaak het bevel over een cohort van stedelijke troepen en in het late Keizerrijk werd de titel op grotere schaal toegewezen zodat het ook de officieren van de legioenen, de Pretoriaanse Garde, de hulptroepen, vexillationis (gespecialiseerde en tijdelijke detachementen) en de Vigiles – de permanente brandweer van Rome te omvatte.
Een bijkomend type van militair tribuun was de tribuni celerum. In de begin jaren van Rome waren zij bevelhebbers van de cavalerie. Zij namen ook deel aan de rituelen die behoorden bij het begin en einde van het oorlogsseizoen.
Omdat zij officieren waren, droegen tribunen een verfijndere bepantsering en een mantel (paludamentum) die hun onderscheidde van gewone legionairs. Tribunen hadden vele administratieve en logistieke verantwoordelijkheden, waaronder het management van de voedselvoorziening van de legionairs, hun algemene gezondheid en de algemene beveiliging van het kamp van het legioen – zij kozen bijvoorbeeld elke avond de nachtwacht en het wachtwoord van het kamp. Tribunen gingen ook over de werving van nieuwe rekruten en spraken recht, waaronder krijgsraden waar de tribuun boetes op kon leggen, loon verminderen, lijfstraffen uit kon delen en de doodstraf opleggen aan soldaten die zich schuldig hadden gemaakt aan inbreuken op de legervoorschriften. Om hem bij te staan in zijn taken had een tribuun een aantal klerken (principales en librarii) om rapporten, documenten en roosters voor te bereiden.
Tribuni Plebis
Volgens de overlevering werden de eerste tribunen van het plebs benoemd in 494 v.Chr. ten dienste van de comitia plebis tributa, de volksvergadering van plebejers in Rome (de gewone burgers die niet behoorden tot de aristocratische patricische klasse). De titel kan afkomstig zijn en derhalve werd de rol toegewezen aan de eerste leiders van de stammen, alhoewel het ambt van tribuni militum al reeds bestond. Het oorspronkelijke aantal is ook onduidelijk, ergens tussen de twee en vijf. Met meer zekerheid kan worden gezegd dat in 449 v.Chr. het aantal tribunen tien bedroeg.
De tribunen, die zelf plebejer moesten zijn, waren beambten van de volksvergadering. In deze hoedanigheid brachten zij het plebs bijeen (ius agendi cum plebe), stelden wetten voor waarover gestemd moest worden en namen bindende resoluties aan (plebiscites), in het begin alleen geldend voor het plebs en vervolgens, vanaf 287 v.Chr. met de lex Hortensia, voor alle Romeinse burgers. Naast het vaststellen van wetgeving die noodzakelijk was voor de staat en de wil van de senaat weergaf, konden tribunen ook hun eigen wetten voorstellen. Een andere functie was het leiden van publieke vervolgingen voor de bijeenkomst (iudicia populi). Deze konden tegen individuen zijn die beschuldigd werden van misdaden zoals omkoping (ambitus) of verraad (perduellio). Straffen waartoe de tribunen besloten varieerden van boetes tot executie.
Tribunen beschermden het plebs tegen elke vorm van misbruik door de magistraten. In ruil daarvoor zworen de plebs een eed (lex sacrata) die de tribunen een heilige onschendbaarheid (sacrosanctitas) verschafte en een garantie dat het plebs hem met hun eigen leven zou beschermen. Aan de tribunen werden nog meer taken toebedeeld en deze omvatten:
- coercitio – het recht om zijn wil op leggen aan en ter herstel van een belediging van elk individu door het opleggen van boetes, opsluiting, lijfstraffen of de doodstraf.
- intercessio – het blokkeren van of een veto uitspreken over wetgeving, decreten of handelingen van de senaat of magistraat of mede tribuun, waarvan hij vond dat deze in strijd met het belang van het volk waren.
- ius auxilii – de bescherming van het plebs van willekeurige bestraffing waarmee op onrechtmatige wijze door een magistraat werd gedreigd.
Vanaf het midden van de tweede eeuw v.Chr. was een tribuun gerechtigd om na de vervulling van zijn ambt tot de senaat toe te treden. De bevoegdheden van de tribunen om wetgeving af te dwingen werd zo groot, in bijzonder door hun gewoonte om een partnerschap te vormen met generaals van het Romeinse leger, dat Sulla hun mogelijkheden om nieuwe wetten voor te stellen, voorstellen van de senaat te blokkeren en hun toetreding tot de senaat beperkte in 81 v.Chr. Het aanhoudende protest van het volk tegen deze maatregelen zorgden er echter voor dat de volledige bevoegdheden van de tribuun in ere werden hersteld in 70 v.Chr. De tribunen hadden consequent gestreden tegen de hogere klasse in de 2de en 1ste eeuw v.Chr. en verwierven een reputatie van revolutionairen binnen het staatsapparaat. Zoals Polybius, een historicus uit deze tijd, stelde, “zij zijn gebonden uit te voeren wat het volk beslist en zich te richten op hun wensen” (Hornblower, 1505). Aangezien zij de verantwoording aan het volk en het belang van gewone mensen verdedigden, is het geen verrassing dat tijdens het Keizerrijk de tribunen uiteindelijk een verwaarloosbare rol hadden in de tijd van Augustus, die de meeste bevoegdheden zelf op zich nam, de tribunicia potestas.