
De kruistochten waren een reeks militaire campagnes georganiseerd door pausen en christelijke westerse machten om Jeruzalem en het Heilige Land te heroveren op de moslimheerschappij en deze heroveringen vervolgens te verdedigen. Er waren acht grote officiële kruistochten tussen 1095 en 1270, en nog veel meer officieuze.
Hoewel er dus veel kruistochten waren, zou geen enkele zo succesvol zijn als de eerste, en in 1291 gingen de door kruisvaarders opgerichte staten in het Midden-Oosten op in het Sultanaat van de Mamelukken. Het concept van de kruistocht werd met (voor de christenheid) meer succes toegepast in andere regio's, met name in de Baltische staten tegen Europese niet-christelijke volken en op het Iberisch schiereiland tegen de islamitische Moren.
De kruistochten, waarbij keizers, koningen en de Europese adel betrokken waren, evenals duizenden ridders en nog meer eenvoudige strijders, hadden enorme gevolgen voor alle betrokkenen. Naast de voor de hand liggende uitkomsten van vele doden, verwoeste levens, vernielingen en verspilde middelen, leidden de kruistochten tot de ineenstorting van het Byzantijnse Rijk, en op langere termijn tot een verzuring van de relaties en intolerantie tussen religies en volkeren in het Oosten en het Westen, waar regeringen en samenlevingen vandaag de dag nog steeds de nadelen van ondervinden.
De oorzaken van de kruistochten
De Eerste Kruistocht (1095-1102) schiep een precedent voor de onstuimige mix van politiek, religie en geweld die de drijvende kracht zou blijven achter alle toekomstige campagnes. De Byzantijnse keizer Alexios I Komnenos (r. 1081-1118) zag een kans om westerse militaire hulp te krijgen bij het verslaan van de islamitische Seltsjoeken die delen van zijn rijk in Klein-Azië aan het afsnoepen waren. Toen deze Seltsjoeken in 1087 Jeruzalem overnamen (van hun mede-moslims, niet van de christenen die de stad al eeuwen eerder hadden verloren), werd dit de katalysator voor de westerse christenheid om in actie te komen. Paus Urbanus II (1088-1099) reageerde op een hulpverzoek en was daartoe gemotiveerd door het verlangen, een versterkt pauselijk prestige te exploiteren om het onbetwiste hoofd van de hele christelijke kerk te worden, inclusief het orthodoxe oosten. Het terugnemen van de Heilige Stad Jeruzalem en plaatsen als het Heilig Graf, beschouwd als het graf van Jezus, dat zou na vier eeuwen moslimcontrole een echte coup betekenen. Daarom stelde de paus een pauselijke legaat aan en startte een predikcampagne in heel Europa, waarin hij westerse edelen en ridders opriep om hun zwaarden te slijpen, hun bagage te pakken en naar het Heilige Land te gaan om de kostbaarste plaatsen van het christendom en alle christenen die daar gevaar liepen, te verdedigen.
De strijders die 'het kruis opnamen', zoals de eed op de kruistocht werd genoemd, en de ongelooflijk zware reis maakten om in een vreemd land te vechten, werden gemotiveerd door een aantal zaken. Eerst en vooral was er het religieuze aspect - de verdediging van het christendom en het geloof, zo werd hen door de paus beloofd, bracht vergeving van zonden en een snelle route naar de hemel. Ook idealen van ridderlijkheid en rechtvaardigheid speelden een rol (hoewel ridderlijkheid als concept nog in de kinderschoenen stond ten tijde van de Eerste Kruistocht), druk van leeftijdsgenoten en familie, de kans om materiële rijkdom te verwerven, misschien zelfs land en titels, en het verlangen om te reizen en de grote heilige plaatsen persoonlijk te zien. Maar er waren ook veel strijders die nauwelijks glamoureuze ambities hadden, maar gewoon werden gedwongen om hun heren te volgen; sommigen wilden ontsnappen aan schuldeisers en justitie, anderen zochten gewoon een fatsoenlijk inkomen met inbegrip van regelmatige maaltijden. Al deze verschillende motivaties zouden tezamen garant blijven staan voor grote aantallen deelnemers tijdens alle volgende campagnes.
De Eerste Kruistocht
Tegen alle verwachtingen in overwon de internationale militaire expeditie van de Eerste Kruistocht de logistieke moeilijkheden en de vaardigheden van de vijand, door eerst Antiochië in juni 1098 en daarna het grote Jeruzalem op 15 juli 1099 te heroveren. Met hun zware cavalerie, glanzende harnassen, belegeringstechnologie en militaire knowhow verrasten de westerse ridders de moslims, maar het was een verrassing die niet herhaald zou worden. Ook zou de slachting onder de moslims na de val van Jeruzalem niet worden vergeten. Er waren onderweg een paar fouten gemaakt, zoals de vernietiging van de kruistocht van het volk, een bende niet-professioneel gespuis, en een behoorlijk aantal doden door plagen, ziekte en hongersnood, maar over het algemeen verbaasde het succes van de Eerste Kruistocht zelfs de organisatoren. Multinationale coöperatieve oorlogvoering kon vruchten afwerpen, zo leek het, en dit was het moment waarop ook kooplieden interesse begonnen te tonen in de kruistochten.
De kruisvaardersstaten
Om het grondgebied dat nu in christelijke handen was te verdedigen, werden vier kruisvaardersstaten gevormd: het Koninkrijk Jeruzalem, het Graafschap Edessa, het Graafschap Tripoli en het Vorstendom Antiochië. Samen stonden deze bekend als het Latijnse Oosten of Outremer: 'Overzee'. De handel tussen het Westen en het Oosten, die via deze staten verliep, en de lucratieve contracten om kruisvaarders naar de Levant te verschepen, trokken kooplieden aan uit steden als Venetië, Pisa, Genua en Marseille. In de kruisvaardersstaten ontstonden militaire ordes, zoals de Tempeliers en Hospitaalridders, bekwame professionele ridders die leefden als monniken en de taak kregen om belangrijke kastelen en passerende pelgrims te verdedigen. Ten nadele van het christelijke westen hadden de kruisvaardersstaten voortdurend te kampen met een tekort aan mankracht en met veel gekibbel tussen de edelen die zich er hadden gevestigd. Het zou er voor hen niet gemakkelijker op worden in de daaropvolgende eeuw.
De Tweede Kruistocht
In 1144 werd de stad Edessa in Boven-Mesopotamië veroverd door de islamitosche leider van de Seltsjoeken Imad ad-Din Zangi (r. 1127-1146), de onafhankelijke heerser van Mosul (in Irak) en Aleppo (in Syrië), en veel Christenen werden gedood of tot slaaf gemaakt. Dit zou in de 12e eeuw een nieuwe kruistocht uitlokken teneinde het gebied weer in handen te krijgen. De Duitse koning Koenraad III (r. 1138-1152) en Lodewijk VII, de koning van Frankrijk (r. 1137-1180), leidden deze Tweede Kruistocht van 1147-9, maar de koninklijke goedkeuring bracht geen succes. De dood van Zangi bracht een nog vastberadener figuur op het toneel, zijn opvolger Nur ad-Din (soms ook aangeduid als Nur al-Din, r. 1146-1174), die de moslimwereld wilde verenigen in een heilige oorlog tegen de christenen in de Levant. Twee grote nederlagen, toegebracht door de Seltsjoeken in 1147 en 1148, eisten het uiterste van de kruisvaarderslegers en hun laatste poging om nog iets eervols uit de campagne te halen, een belegering van Damascus in juni 1148, werd opnieuw een jammerlijke mislukking. Het jaar daarop veroverde Nur ad-Din Antiochië en in 1150 hield het graafschap Edessa op te bestaan.
De Reconquista
In 1147 stopten de Tweede Kruisvaarders in Lissabon op weg naar het Oosten om koning Alfonso Henriques van Portugal (r. 1139-1185) te helpen die stad op de moslims te veroveren. De episode was onderdeel van de blijvende opkomst van noordelijke christelijke staatjes in Iberië die erop gebrand waren om de islamitische Moren uit Zuid-Spanje te verdrijven, de zogenaamde Reconquista (herovering), hoewel de moslims daar al sinds het begin van de 8e eeuw zaten. De pausen steunden deze campagne maar al te graag en breidden het doelwit van de kruistochten uit met de Moren als nog een vijand van het Westen. Dezelfde spirituele voordelen voor wie in het Midden-Oosten vochten, golden ook in Iberië. De Spaanse en Portugese adel aasden ook op de steun van een hogere autoriteit, met de mankracht en financiële middelen die dit kon opleveren. Er ontstonden nieuwe lokale militaire ordes en de campagnes waren opmerkelijk succesvol, zodat alleen Granada na het midden van de 13e eeuw nog in moslimhanden was.
De noordelijke kruistochten
Een derde arena voor de kruistochten, opnieuw gesteund door de pausen en de bredere kerkelijke infrastructuur, was de Oostzee met de gebieden die grensden aan Duitse landen die nog niet waren gekerstend. De noordelijke kruistochten van de 12e tot 15e eeuw werden voor het eerst uitgevoerd door een Saksisch leger onder leiding van Duitse en Deense edelen die in 1147 de onbekeerde Wenden (ook wel West-Slaven genoemd) als doelwit kozen. Dit was een heel nieuw facet van kruistochten: de actieve bekering van niet-christenen, in plaats van het bevrijden van gebied dat in handen was van ongelovigen. De kruistochten zouden daarna doorgaan, grotendeels uitgevoerd door de militaire orde van Teutoonse ridders, die strijders uit heel Europa opriepen om hen te helpen. De orde bevocht in feite zijn eigen staat in Pruisen en trok vervolgens naar wat nu Litouwen en Estland is. Deze kruistochten, waarbij inwoners vaak op brute wijze tot bekering werden gedwongen en die waarschijnlijk meer gemotiveerd waren door het verwerven van land en rijkdom dan door iets anders, waren zo succesvol in hun doelen dat de Teutoonse Ridders zichzelf uiteindelijk werkloos maakten. Tegen het einde van de 14e eeuw gingen ze zich daarom, met veel magerder resultaten, richten op Polen, Ottomaanse Turken en Russen.
De Derde Kruistocht
Terug naar het Midden-Oosten, waar het lot van de drie overgebleven kruisvaardersstaten nog hachelijker begon te worden. De hoofdrol was hier weggelegd voor de nieuwe moslimleider Saladin, sultan van Egypte en Syrië (r. 1174-1193). Hij behaalde eerst een grote overwinning op een leger uit het Latijnse Oosten in de Slag bij Hattin in 1187 en nam daarna onmiddellijk Jeruzalem in. Deze gebeurtenissen zouden leiden tot de Derde Kruistocht (1189-1192). Misschien was dit wel de meest glamoureuze van alle veldtochten: ditmaal hadden twee westerse koningen en een keizer het bevel, vandaar de benaming 'Kruistocht van de Koningen'. De drie grote namen waren: Frederik I Barbarossa, koning van Duitsland en Keizer van het Heilige Roomse Rijk (r. 1152-1190), Filips II van Frankrijk (r. 1180-1223) en Richard I 'Leeuwenhart' van Engeland (r. 1189-1199).
Ondanks de koninklijke stambomen kon het begin voor de kruisvaarders niet slechter zijn, toen Frederik in juni 1190 op weg naar het Heilige Land verdronk in een rivier. De aanwezigheid van Richard maakte uiteindelijk in juli 1191 een einde aan het beleg van Akko in het voordeel van de christenen, nadat de Engelse koning al voor opschudding had gezorgd door onderweg Cyprus in te nemen. Op weg naar Jaffa behaalde het christelijke leger nog een overwinning in de Slag bij Arsuf in september 1191, maar tegen de tijd dat de troepen Jeruzalem bereikten, was men van mening dat de stad niet kon worden ingenomen en zelfs als dat wel kon, zou het nog grotendeels intacte leger van Saladin de stad vrijwel zeker en onmiddellijk weer kunnen innemen. Het eindresultaat van de Derde Kruistocht was daarom niet meer dan een troostprijs: een verdrag waardoor christelijke pelgrims ongestoord naar het Heilige Land konden reizen, en een strook land rond Akko. Toch bleek dit een essentieel steunpunt te zijn dat vele toekomstige kruistochten inspireerde om dit resultaat uit te breiden tot iets beters.
Latere kruistochten
De daarop volgende kruistochten schiepen vooral het beeld van christenen die zich met hun kruisbogen in de eigen voeten schoten. De Vierde Kruistocht (1202-1204) slaagde er op de een of andere manier in om Constantinopel, de grootste christelijke stad ter wereld, als hoofddoel aan te wijzen. Pauselijke ambities, de financiële hebzucht van de Venetianen en een eeuw van wederzijds wantrouwen tussen het Oosten en het Westen van het voormalige Romeinse Rijk creëerden een storm van agressie die resulteerde in de plundering van de hoofdstad van het Byzantijnse Rijk in 1204. Het Rijk werd verdeeld tussen Venetië en zijn bondgenoten en de rijkdommen en relikwieën werden meegevoerd naar Europa.
Tijdens de Vijfde Kruistocht (1217-1221) veranderde de strategie toen de westerse machten vaststelden dat de beste manier om het Heilige Land te heroveren op de Moslims - die nu werden gedomineerd door de Ayyubiden-dynastie (1174-1250) - was om eerst de zachte onderbuik van de vijand in Egypte aan te vallen. Ondanks het succes - na een moeizame belegering - van de inname van Damietta aan de Nijl in november 1219, betekende het gebrek aan aandacht van de Europeanen voor lokale omstandigheden en voor een effectieve logistieke ondersteuning hun ondergang in de Slag bij Mansourah in augustus 1221.
Tijdens de Zesde Kruistocht (1228-1229) bereikten onderhandelingen wat oorlogvoering niet had bereikt. De Heilige Roomse Keizer Frederik II (r. 1220-1250), die veel kritiek had gekregen omdat hij niet had deelgenomen aan de Vijfde Kruistocht, slaagde erin een deal te sluiten met al-Kamil, de toenmalige sultan van Egypte en Syrië (r. 1218-1238), en Jeruzalem werd overgedragen aan christelijk toezicht op voorwaarde dat moslimpelgrims de stad vrij konden betreden. Al-Kamil had zijn eigen problemen met het controleren van zijn grote rijk, vooral het rebelse Damascus, en Jeruzalem had op dat moment geen militaire of economische maar uitsluitend religieuze betekenis, waarmee het een goedkoop ruilmiddel was om een afleidende oorlog met Frederiks leger te vermijden.
De Zevende Kruistocht (1248-1254) werd gelanceerd nadat een christelijk leger was verslagen in de slag bij La Forbie in oktober 1244. Onder leiding van de Franse koning Lodewijk IX (r. 1226-1270) herhaalden de kruisvaarders de strategie van de Vijfde Kruistocht en behaalden niets dan dezelfde miserabele resultaten: de verovering van Damietta en vervolgens een totale nederlaag bij Mansourah. Lodewijk werd zelfs gevangen genomen, hoewel hij later kon worden vrijgekocht. De Franse koning zou het nog een keer proberen in de Achtste Kruistocht van 1270.
In 1250 had het Mammelukkensultanaat de macht overgenomen van de Ayyubidendynastie, met een formidabele leider in de persoon van de begaafde voormalige generaal Baibars (r. 1260-1277). Lodewijk IX viel opnieuw Noord-Afrika aan, maar de koning stierf aan dysenterie bij een aanval op Tunis in 1270 en met hem stierf ook de kruistocht. De Mammelukken breidden ondertussen hun overheersing van het Nabije Oosten verder uit en veroverden Akko in 1291, waarmee de kruisvaardersstaten definitief waren uitgeschakeld.
De gevolgen van de kruistochten
De kruistochten hadden enorme gevolgen voor alle betrokkenen. Naast de te verwachten gevolgen als dood, verwoesting en ontberingen, waren er ook belangrijke politieke en sociale gevolgen. Het Byzantijnse Rijk hield op te bestaan, de pausen werden de facto leiders van de Christelijke Kerk, de Italiaanse maritieme staten veroverden de mediterrane markt in de handel tussen Oost en West, de Balkan werd gekerstend en op het Iberisch schiereiland werden de Moren teruggedreven naar Noord-Afrika. Het concept van de kruistocht werd nog verder opgerekt om een religieuze rechtvaardiging te bieden voor de verovering van de Nieuwe Wereld in de 15e en 16e eeuw. Alleen al door de kosten van de kruistochten groeide de macht van de koningshuizen van Europa, terwijl die van de baronnen en edelen navenant afnam. Mensen reisden wat meer, vooral op pelgrimstochten, en ze lazen en zongen liederen over de kruistochten, waardoor hun kijk op de wereld wat breder werd, ook al bleek die voor velen bevooroordeeld te zijn.
Op de langere termijn was er de ontwikkeling van de militaire ordes, die uiteindelijk verbonden raakten met de hoofse riddercultuur, waarvan tot in onze tijd nog elementen overleven. Europeanen ontwikkelden een groter besef van hun gemeenschappelijke identiteit en cultuur, wat ook resulteerde in een scherpere mate van xenofobie jegens niet-christenen, Joden en ketters in het bijzonder. Literatuur en kunst bestendigden kruisvaarderslegendes aan beide kanten - christelijk en islamitisch - , en creëerden helden en tragedies in een complex web van mythe, beeldspraak en taal die, heel vaak op onjuiste wijze, zouden worden toegepast op de problemen en conflicten van de 21e eeuw.