De kathedraal Notre Dame (Onze-Lieve-Vrouwe) van Chartres in Noord-Frankrijk werd in zijn huidige romaanse en gotische vorm gebouwd tussen 1190 en 1220. De kathedraal, een grotere versie van eerdere kathedralen op dezelfde locatie, trok pelgrims van heinde en verre aan en werd beroemd om haar omvang, het beeldhouwwerk en de prachtige glas-in-loodramen.
In de kathedraal vonden verschillende historische gebeurtenissen plaats, zoals de kroning van koning Hendrik IV van Frankrijk (r. 1553-1610) en de kruistochtprediking van Sint Bernardus van Clairvaux (1090-1153) voor deelname aan de Tweede Kruistocht (1147-1149). De kathedraal staat sinds 1979 op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.
Historisch overzicht
Chartres is al minstens sinds de 4e eeuw een belangrijk christelijk centrum, toen het de zetel van bisschoppen was. De aanwezigheid van een kathedraal in de stad wordt voor het eerst vermeld in historische documenten in 743, toen de hertog van Aquitanië de stad plunderde en verwoestte. De inwoners van Chartres bouwden een nieuwe kerk, maar helaas werd deze slechts een eeuw later in de as gelegd toen de Vikingleider Hastings de stad in brand stak in 858. De burgers lieten zich niet afschrikken en bouwden al snel een derde kathedraal, gewijd aan de Maagd Maria en ingewijd in 876. In deze tijd ontving de kathedraal haar beroemdste heilige relikwie, de Sancta Camisia, een doek die Maria zou hebben gedragen toen ze Jezus Christus baarde. De relikwie, geschonken door Karel de Kale, een kleinzoon van Karel de Grote, bevindt zich vandaag de dag nog steeds in de schatkamer van de kathedraal.
Niet alleen beloofde de Sancta Camisia Chartres te beschermen tegen toekomstige aanvallen, maar de relikwie trok ook veel christenen van heinde en verre aan die hem met eigen ogen wilden zien. De kathedraal was nu goed op weg om een belangrijk bedevaartsoord te worden, en trok ook zieken aan door de reputatie van zijn fameuze negendaagse genezingskuur. Er werden voorzieningen getroffen om zo goed mogelijk met al deze bezoekers om te gaan. De vloer van de kathedraal werd bijvoorbeeld licht hellend gemaakt om het reinigen te vergemakkelijken en sommige panelen van de gebrandschilderde ramen konden eenvoudig worden verwijderd om de ruimte af en toe op te kunnen frissen.
In 911 leek een nieuwe Viking-aanval op Chartres aanstaande, maar ditmaal kon de bevolking een beroep doen op de Sancta Camisia voor bescherming. De troepen van de Vikingleider Rollon stonden buiten de stad klaar voor hun laatste aanval, maar toen de bisschop van Chartres de heilige relikwie op de stadsmuren liet zien, trokken de Noormannen zich terug; Rollon bekeerde zich later zelfs tot het christendom. Het was slechts een tijdelijk respijt, want Chartres werd in 962 alsnog geplunderd door Richard, de hertog van Normandië.
Chartres was niet alleen een trekpleister voor pelgrims, maar verwierf ook faam als studiecentrum. De benedictijner monniken van het klooster St-Père-en-Vallée net buiten de stad stonden bekend om hun wetenschappelijke prestaties, maar nog beroemder was de eigen academie van de kathedraal. Deze laatste instelling trok in 990 de grote bisschop-geleerde Fulbert aan en vestigde zich als de zetel van de geleerdheid in Frankrijk, een positie die het instituut zou behouden tot de oprichting van de Universiteit van Parijs in 1215. Toen sloeg het noodlot toe: een brand verwoestte de kathedraal in 1020. De volgende versie, gefinancierd door koningen en edelen uit Engeland, Frankrijk en Denemarken, zou echter een stuk groter en beter worden dan zijn voorgangers.
Bouw en ontwerp
Het eerste onderdeel van de nieuw ontworpen kathedraal was logischerwijs het laagste gedeelte en in 1024 werd een enorme crypte gebouwd, de grootste van het land. De bovenbouw werd in romaanse stijl gebouwd, met een groot middenschip, zijbeuken en apsidale kapellen. In 1028 werden een noordelijke toren, een klokkentoren en een westelijke toren voltooid. In de jaren 1130 werd er gewerkt aan een uitbreidingsplan. In de noordwestelijke hoek werd een vrijstaande toren met een houten spits gebouwd. De volgende grote uitbreiding was de 103 meter hoge zuidwestelijke toren met de kenmerkende achthoekige stenen spits. Vervolgens werden de crypten verlengd om beide nieuwe torens te onderbouwen, en tussen de torens werd een enorm portaal toegevoegd met drie lancetvensters en een driedubbele deuropening: het Koninklijk Portaal (1145-1155). Al deze bouwactiviteiten resulteerden in een zeer fraaie kathedraal van ongeveer 136 meter lang en 73 meter breed, maar in juni 1194 brak er opnieuw een brand uit die ernstige schade veroorzaakte. Gelukkig bleven de westelijke torens, het Koninklijk Portaal en de Sancta Camisia ongedeerd.
Opnieuw ondersteund door koninklijke fondsen, verzamelde de bisschop zijn kudde en begon aan de wederopbouw van de kathedraal op nog groter schaal dan voorheen. In de eerste decennia van de 13e eeuw werd een enorme 33,2 meter breed noordelijk portaal met driedubbele deuropening toegevoegd en werden de beroemde gebrandschilderde ramen geïnstalleerd, waarvan vele waren geschonken door welgestelde edelen uit heel Europa. De crypte werd vergroot, de muren verdubbeld en er werden kapellen toegevoegd in afwisselend gotische en romaanse stijl. De plattegrond werd veranderd in een Latijns kruis door een breed dwarsschip toe te voegen en het hele gebouw werd opgehoogd, waardoor een immens hoge en gewelfde binnenruimte ontstond met een dubbele galerij. Door de nieuwe hoogte waren aan de buitenkant steunberen met luchtbogen nodig, met kruisribgewelven voor extra ondersteuning, maar het voordeel was dat er zeer hoge ramen konden worden gemaakt die gevuld konden worden met juweelachtig glas-in-lood. De zuidelijke portiek, slechts een paar meter minder grandioos dan zijn noordelijke tweelingbroer, werd toegevoegd met een trap van 17 treden die naar de deuren met drie bogen leidt. In 1220 was het meesterwerk eindelijk voltooid (hoewel het pas in oktober 1260 officieel werd ingewijd) en het maakte diepe indruk op iedereen die het zag, waaronder de hofkroniekschrijver Willem de Bretoen:
Er is in de hele wereld niets te vinden dat zijn structuur, zijn grootte en decor kon evenaren...de Moeder van Christus heeft een speciale liefde voor deze ene kerk...Geen enkele kerk straalt nu zo helder als deze, die zich opnieuw en volledig verheft. (geciteerd in Miller, 2009, p. 7)
Dit was echter niet het einde van het architectonische verhaal, want daarna kwamen er verschillende toevoegingen, met name de sacristie halverwege de 13e eeuw, die aan de rand van de noordelijke portiek werd gebouwd. De Sint-Piatkapel, waarin nu de schatkamer van de kathedraal is ondergebracht, werd tussen 1324 en 1353 aan de apsidale kapellen toegevoegd. In 1507 werd, dankzij de vrijgevigheid van Lodewijk XII (r. 1498-1515), de torenspits van de noordelijke toren vervangen nadat deze was verbrand door blikseminslag. De nieuwe, extravagante gotische versie van de toren, die zijn eenvoudige zuidelijke tweeling helemaal in de schaduw zette, werd voltooid in 1513 en verhoogde de spits tot ongeveer 111 meter.
Beeldhouwwerken
Het beeldhouwwerk aan de buitenkant is het best te zien in de drie prachtige portalen. In het koninklijke of westelijke portaal zijn koningen en koninginnen van Juda en profeten uit het Oude Testament opgenomen in de kolommen die de drie deuropeningen van elkaar scheiden. Het bovenste fries toont scènes van het leven en sterven van Christus in reliëf. De portieken aan de noord- en zuidkant tonen een reeks van scènes die het verhaal van de mensheid uitbeelden vanaf de Schepping tot het Laatste Oordeel, evenals beelden van Jezus Christus, de apostelen, martelaren en belijders. Tot de meest opvallende beelden behoren de vele duivels die zondaars wegvoeren naar hun vreselijke lot, in één geval zelfs een non, als herinnering aan de les dat juist degenen die beter kunnen weten de ergste zondaars zijn. Binnen in de kathedraal is de belangrijkste sculpturale attractie het scherm dat het priesterkoor afscheidt. Het werd rond 1530 gemaakt en in de daaropvolgende twee eeuwen langzaam aangevuld. Het heeft 40 nissen met grote beelden die de belangrijkste gebeurtenissen uit het leven van Maria en Jezus uitbeelden, van de Geboorte tot de Opstanding.
Gebrandschilderde ramen
De gebrandschilderde ramen van Chartres zijn de meest complete groep die bewaard is gebleven uit de Middeleeuwen. Verschillende, zoals het opvallende venster van de Blauwe Maagd, dateren uit de 12e eeuw, terwijl er meer dan 150 bewaard zijn gebleven uit het begin van de 13e eeuw. Er zijn religieuze scènes die de gelovigen de belangrijkste verhalen uit de Bijbel vertellen en talloze afbeeldingen van heiligen, koningen, koninginnen, edelen, ridders en priesters. De kooplieden van de stad schonken 42 ramen aan de kathedraal en ze duiken op in veel kleinere scènes die het hele scala aan middeleeuwse beroepen laten zien, van vatenmakers tot slagers. De meeste ramen moeten, als ze een verhaal vertellen zoals het leven van een heilige, van links naar rechts worden gelezen, te beginnen bij de basis. Een typisch voorbeeld van zo'n verhalend venster is dat met de parabel (gelijkenis) van de barmhartige Samaritaan met 24 panelen (rechts net na binnenkomst door het Koninklijk Portaal).
Andere opvallende voorbeelden zijn het raam met de Passie en Opstanding, dat dateert uit ca. 1150 en 14 scènes bevat uit de laatste ogenblikken van het leven van Jezus Christus. Het Zodiakraam toont landbouwscènes en 12 tekens van de dierenriem, waarbij elke arbeid wordt geassocieerd met de typische periode van het jaar waarin deze werd uitgevoerd, bijvoorbeeld Maagd (augustus-september) naast het wijnpersen. Tot slot zijn er drie grote roosvensters, waarvan de grootste de spectaculaire westelijke roos is met een diameter van meer dan 15 meter, die dateert uit ca. 1215 en scènes uit het Laatste Oordeel toont.
Labyrintvloer
De centrale vloer van het 32 meter brede schip van de kathedraal is geplaveid met een labyrintmotief, ingelegd met witte steen en zwart marmer rond 1200. Het centrum had ooit een koperen plaquette die mogelijk Theseus en de Minotaurus uit de Griekse mythologie voorstelde. De functie van dit ontwerp, met een diameter van 12,88 meter, was het leiden van de gelovigen rond de 261,5 meter lange spiraalvormige route, te voet of zelfs op hun knieën, in navolging van pelgrims die naar Jeruzalem reisden of als een symbolische gang door het leven zelf. Dergelijke vloerlabyrinten waren een kenmerk van veel middeleeuwse kerken, hoewel dit voorbeeld het best bewaarde is in Frankrijk.
Vreemd genoeg heeft het labyrint van het schip van Chartres bijna precies dezelfde diameter als het westelijke roosvenster (dat zoals we hebben gezien ook een 'doorgang naar het volgende leven' als thema heeft). Bovendien zijn de afstand van het midden van het raam tot de vloer en de afstand van het midden van het labyrint tot de dichtstbijzijnde muur met het westelijke roosvenster bijna gelijk. Het middenpaneel van het raam toont Jezus Christus en vormt zo misschien een spirituele en visuele link als de kijker vanuit het midden van het labyrint de denkbeeldige schuine zijde van de gelijkbenige driehoek volgt tussen muur en vloer.
Latere geschiedenis
De kathedraal van Chartres heeft de eeuwen opmerkelijk goed doorstaan, ondanks herhaalde en ernstige bedreigingen zoals de belegering van de stad door de hugenoten in 1568, de drama's van de Franse Revolutie toen het houten Mariabeeld van de kathedraal werd verbrand buiten wat toen werd omgedoopt tot de 'Tempel van de Rede', en het gevaar van de bommen uit de Tweede Wereldoorlog. De oervijand was, zoals altijd, het vuur; een verwoestende brand in 1836 (veroorzaakt door onvoorzichtige werklui) maakte de installatie van een nieuw dak noodzakelijk, dit keer met een gietijzeren geraamte en koperen bedekking. Misschien wel de schadelijkste veranderingen, en zeker de meest controversiële, werden in de 18e eeuw door de geestelijken zelf uitgevoerd. In wat nu een roekeloze reeks smakeloze aanpassingen lijkt, werd het koor veranderd, waarbij sommige van de gebrandschilderde ramen werden vervangen door gewoon glas om meer licht binnen te laten. Ook werd er stucwerk op de pilaren aangebracht en verving een ijzeren traliewerk het doksaal uit 1763. Sommige van deze veranderingen zijn sindsdien ongedaan gemaakt en sinds de jaren 1960 zijn er restauratie- en schoonmaakwerkzaamheden aan de gang, naast de vervanging van sommige standbeelden door replica's. In 1979 werd de kathedraal toegevoegd aan de UNESCO-werelderfgoedlijst.