Elizabeth I regeerde als koningin van Engeland van 1558 tot 1603. Haar 44-jarige regeerperiode was zo lang en vol van gedenkwaardige gebeurtenissen, dat de tweede helft van de 16e eeuw nu bekend staat als het Elizabethaanse tijdperk en nog steeds wordt beschouwd als een 'Gouden Eeuw' voor Engeland.
Elizabeth volgde haar oudere halfzus Maria I van Engeland op (r. 1553-1558). De koningin, die zowel haar ministers als haar vrijers kon ergeren met haar besluiteloosheid, was een gewiekste en capabele heerser die niet alleen dodelijke complotten overleefde maar ook de invasie van de Spaanse Armada in 1588 die haar koninkrijk bedreigde. Als stralend middelpunt van haar eigen zorgvuldig gecultiveerde legende regeerde Elizabeth over een Engeland dat groeide in zelfvertrouwen en getuige was van de creatie van William Shakespeare’s drama’s en de exploratie van de Nieuwe Wereld. Elizabeth stierf op 69-jarige leeftijd in maart 1603, en omdat de ‘Virgin Queen’ geen erfgenaam achterliet, werd ze opgevolgd door haar naaste verwant Jacobus VI van Schotland (r. 1567-1625) die daarmee Jacobus I van Engeland werd (r. 1603-1625).
Jeugd
Elizabeth werd geboren op 7 september 1533 in Greenwich Palace als dochter van Hendrik VIII van Engeland (r. 1509-1547) en Anna Boleyn (ca. 1501-1536). De prinses werd vernoemd naar haar grootmoeder, Elizabeth van York (geb. 1466), vrouw van Hendrik VII van Engeland (r. 1485-1509). Toen haar vader ruzie kreeg met Anna, haar gevangen liet zetten en vervolgens executeren, werd zijn huwelijk nietig verklaard en Elizabeth daarmee een onwettig kind. De koning trouwde vervolgens met zijn derde vrouw Jane Seymour (ca. 1509-1537) in mei 1536. Jane schonk Hendrik een wettige zoon, Edward, die zijn vader zou opvolgen als Edward VI van Engeland (r. 1547-1553). Elizabeth had geen gelukkig gezinsleven totdat haar vader trouwde met zijn zesde en laatste vrouw, Catherine Parr (ca. 1512-1548), in juli 1543. Catherine Parr wijdde zich aan het welzijn en de opvoeding van haar geadopteerde kinderen, wat voor Elizabeth inhield de studie van Frans, Italiaans, Latijn en Grieks, naast de vakken theologie, geschiedenis, muziek, moraalfilosofie en welsprekendheid (wat later van pas kwam voor haar zelfgeschreven toespraken als koningin). Toen Catharina na de dood van Hendrik hertrouwde, klonken er beschuldigende stemmen in de richting van Elizabeths stiefvader, Thomas Seymour (ca. 1508-1549 n.Chr.): hij zou zich ontuchtig en ongepast zou hebben gedragen tegenover een gewillige prinses Elizabeth.
Tijdens het bewind van haar broer Edward hield Elizabeth zich op de vlakte en woonde ze in Hatfield in Hertfordshire. Toen Edward in juli 1553 stierf en geen erfgenaam achterliet, erfde zijn oudste halfzus Maria, dochter van Catharina van Aragon (1485-1536) de Engelse troon. Zowel Hendrik VIII als Edward VI hadden de protestantse reformatie van de Church of England nagestreefd, maar Maria was, net als haar moeder, een overtuigd katholiek. Maria draaide de hervormingsgezinde wetgeving terug die sinds 1529 door het parlement was aangenomen en verdiende haar blijvende bijnaam 'Bloody Mary' door prominente protestanten op de brandstapel te brengen. Maria week ook af van de Tudor-traditie door haar huwelijk met prins Filips (1527-1598), zoon van koning Karel V van Spanje (r. 1516-1556). Filips werd koning van Spanje in 1556 en Maria dus zijn koningin.
Spanje was Engelands aartsvijand en velen waren bezorgd dat de rijkdom van Engeland zou worden aangewend om Spaanse buitenlandse ambities te bekostigen. De toenemende onvrede onder de bevolking over Maria's politieke en religieuze keuzes ontlaadde zich tijdens de Wyatt-opstand van januari 1554. De rebellen hoopten misschien zelfs Elizabeth op de troon te zetten en haar vervolgens te laten trouwen met Edward Courtenay, de achterkleinzoon van Edward IV (r. 1461-1470). De opstand werd neergeslagen, maar had wel aangetoond dat Elizabeth voor velen het nieuwe nationale gevoel vertegenwoordigde dat zich in Engeland ontwikkelde. Maria verdacht haar zus ervan betrokken te zijn bij de opstand - hoewel Elizabeth nimmer publieke verklaringen had afgelegd over de Reformatie of het Spaanse huwelijk - en dus werd ze op 17 maart 1554 in de Tower vastgezet. Twee maanden later volgde overplaatsing naar Woodstock in Oxfordshire, waar ze onder huisarrest werd geplaatst. Het jaar daarop verzoenden de twee zussen zich en kreeg Elizabeth haar vrijheid terug.
Opvolging
Toen Mary in november 1558 aan maagkanker stierf, zonder erfgenaam, werd haar halfzuster Elizabeth koningin. Elizabeth, net 25 jaar oud, werd op 15 januari 1559 gekroond tijdens een ongekend schitterende ceremonie in Westminster Abbey. De drie kinderen van Hendrik VIII hadden allen op volgorde de troon geërfd, precies zoals hij het in 1544 had gewenst in geval van het ontbreken van erfgenamen. Elizabeth erfde een kwetsbaar koninkrijk omringd door vijanden. Alle grondgebied in Frankrijk was nu verloren, de staat was bijna failliet en de politiek was nog steeds een sterk door mannen gedomineerde arena waarin een koningin geacht werd zo snel mogelijk te trouwen. Daarom moest Elizabeth in deze eerste jaren van haar regering omzichtig te werk gaan en omringde ze zich met bekwame adviseurs.
Regering
Om haar bij haar regering te adviseren, benoemde Elizabeth William Cecil, Lord Burghley (1520-1598) tot haar persoonlijke secretaris. Sir Francis Walsingham (ca. 1530-1590) ging de belangrijkste functie van Secretary of State (minister van Buitenlandse Zaken) bekleden met een onschatbaar waardevol spionagenetwerk in Europa. Robert Dudley (1532-1588), die graaf van Leicester zou worden, was ook een favoriet. Deze mannen zouden het grootste deel van haar regeerperiode aan de zijde van de koningin blijven, hoewel de relatie met Dudley naar verluidt de professionele grenzen overschreed: het was in elk geval ongebruikelijk om een niet-koninklijk graafschap te verlenen en Dudley had appartementen naast die van de koningin in de belangrijkste van haar residenties. Dudley was getrouwd en toen zijn vrouw met gebroken nek onder aan een trap werd gevonden, vermoedden velen dat hij haar had geduwd. Het daaruit voortvloeiende schandaal sloot elk vooruitzicht op een huwelijk met de koningin uit, bovendien was hij hoe dan ook van te lage geboorte om als koninklijk gemaal aanvaardbaar te zijn.
De koningin bevond zich in de mannenwereld van het landsbestuur, maar haar ministers zouden snel ondervinden dat hun soeverein niet van plan was zich te laten leiden. Elizabeth veranderde de hele benadering van koninklijke beleidsvorming, zoals historicus J. Morrill uitlegt:
…de aarzelende, dubbelzinnige en op iedereen neerziende houding die werd beschouwd als archetypisch voor de conventionele 'gebiedster' gaf Elizabeth de wapens in handen voor haar politieke manipulatie en manoeuvres. Om haar mannelijke hovelingen in hun eigen spel te verslaan, veranderde ze de regels en profiteerde ze van de macht die haar op grond van haar geslacht was verleend. (234)
De koningin van Engeland was trots en onafhankelijk; ministers moesten haar letterlijk het hof maken om haar tot hun ideeën over te halen, als ze dat al toeliet. De koningin had zelf weinig vooropgezette ideeën over koninklijk bestuur. Ze hunkerde niet zoals velen van haar voorgangers naar grondgebied in Frankrijk of Schotland, ze was voorzichtig met koninklijke uitgaven en leek zich totaal niet te bekommeren om het veiligstellen van de Tudor-dynastie na haar dood. Geërgerde ministers konden ook al niet bij het parlement terecht, dat tijdens haar regeerperiode slechts 13 keer bijeenkwam.
Een van de belangrijkste zorgen van Elizabeths adviseurs was dat ze zou trouwen en zo snel mogelijk een of twee erfgenamen zou voortbrengen. Het werd als vanzelfsprekend beschouwd dat ze zou trouwen, maar Elizabeth had zelf andere ideeën en leek vastbesloten single te blijven. Elizabeth was getrouwd met haar land, zei ze, en inderdaad bereisde geen enkele monarch ooit zo vaak het koninkrijk bereisd en toonde zichzelf aan zoveel van haar onderdanen als Elizabeth.
De onwil van de koningin om te trouwen was misschien een reactie op haar vaders capriolen met zijn zes vrouwen en met Maria’s public relations-ramp toen zij een Spaanse prins huwde. Filips II had inderdaad aangeboden om met Elizabeth te trouwen toen zij koningin was, maar hij werd in januari 1559 afgewezen; datzelfde overkwam de koning van Zweden, een Franse prins en twee Habsburgse aartshertogen. Elizabeth werd zo bekend als de ‘Virgin Queen’, de Koningin-Maagd, en voor degenen die graag goddelijke bevestiging van hun geloof wilden zien was zij de levende belichaming van de Maagd Maria. Dit laatste idee raakte vooral ruim verbreid naarmate de koningin ouder werd en haar beeltenissen steeds vaker symbolen toonden die traditioneel met de Maagd Maria werden geassocieerd, zoals de maansikkel en de parel. Wel was er sprake van veel informele relaties met onstuimige jongemannen, relaties die misschien verder gingen dan louter vriendschap. Naast Robert Dudley, de eerste graaf van Leicester die al werd genoemd, zijn figuren als de avonturier Sir Walter Raleigh (ca. 1552-1618), de Lord Chancellor Sir Christopher Hatton (1540-1591) en de edelman en neef van de koningin Robert Devereux, graaf van Essex (1566-1601), allemaal in de ban geweest van de koningin en vice versa.
Godsdienstige verdraagzaamheid
Elizabeth bracht de Kerk van Engeland terug in de hervormde staat zoals die was geweest onder Edward VI. Ze herstelde de Act of Supremacy (april 1559) die de Engelse monarch aan het hoofd van de kerk plaatste (in plaats van de paus). Thomas Cranmer's protestantse Book of Common Prayer werd hersteld in de versie van 1552. Radicale protestanten en katholieken waren echter in gelijke mate ontevreden over Elizabeths pragmatische houding, toen ze koos voor een soort middenweg-benadering die de grotendeels onverschillige meerderheid van haar onderdanen wel aansprak. Extremisten van het katholieke geloof of anderszins mochten hun geloofsovertuiging in het algemeen zonder inmenging praktizeren, zelfs toen de paus de koningin in februari 1570 wegens ketterij excommuniceerde. Elizabeth was ook in het buitenland actief. Ze probeerde het protestantisme op te leggen aan het katholieke Ierland, maar dit resulteerde alleen in frequente opstanden (1569-73, 1579-83 en 1595-8) die vaak materieel werden ondersteund door Spanje. De koningin zond ook geld en wapens naar de Hugenoten in Frankrijk en financiële hulp naar protestanten in Nederland.
De netelige kwestie van de Reformatie keerde daarna terug in de Engelse politiek toen Mary, Queen of Scots (r. 1542-1567), die de kleindochter was van Margaret Tudor, de zus van Henry VIII, het boegbeeld werd van een katholiek geïnspireerde samenzwering om Elizabeth van de troon te stoten. Inderdaad, voor veel katholieken was Elizabeth onwettig omdat ze de scheiding van haar vader van zijn eerste vrouw Catharina van Aragon niet erkenden. De katholieke Mary kreeg geen warm welkom in het protestantse Schotland en, strijdend tegen echtgenoten en edelen, werd ze uiteindelijk in 1567 gedwongen afstand te doen en vervolgens het land te ontvluchten in 1568.
Mary, Koningin van Schotland
In 1568 werd Mary gevangengezet toen ze in Engeland aankwam. Zelfs in gevangenschap was ze een gevaar voor Elizabeth, die twijfelde over wat ze precies met haar nicht moest aanvangen. Het jaar daarop was er een opstand in het noorden van Engeland, aangewakkerd door de graven van Northumberland en Westmorland, beiden vrome katholieken. Elizabeth reageerde op ondubbelzinnige wijze door een leger onder leiding van de graaf van Sussex te sturen en vervolgens 900 van de rebellen op te laten hangen. Ook werd de verraderlijke hertog van Norfolk, die met Spanje een complot had gesmeed om Engeland binnen te vallen en Mary tot koningin te kronen (het Ridolfi-complot van 1571), geëxecuteerd in 1572. Het Engelse parlement bleef erop gebrand om de troon van Elizabeth veilig te stellen; de volksvertegenwoordigers hadden Elizabeth al twee keer formeel verzocht een huwelijk te sluiten (in 1559 en 1563). Nu was er een extra bedreiging voor de dynastie in de vorm van Mary. Zonder erfgenaam zou Mary de troon van Elizabeth kunnen overnemen. Dientengevolge vroeg het Parlement in 1586 de koningin tweemaal om Mary's doodvonnis te ondertekenen. Elizabeth tekende uiteindelijk het executiebevel op 1 februari 1587 nadat Walsingham de voormalige Schotse koningin in een schijncomplot had betrokken tegen haar neef. Mary had geprobeerd om Filips van Spanje, die ze haar erfgenaam noemde, aan te moedigen om Engeland binnen te vallen, en zo kon Walsingham onbetwistbaar bewijs verzamelen van haar verraderlijke bedoelingen.
De Spaanse Armada
Toen Mary, Queen of Scots op 8 februari 1587 werd geëxecuteerd, had Filips van Spanje weer een reden erbij om Engeland aan te vallen. Filips was ontstemd over opstanden in de Nederlanden die de handel verstoorden en over Elizabeth’s troepenzendingen in 1585 om de protestanten aldaar te ondersteunen. Andere twistpunten waren de afwijzing door Engeland van het katholicisme en de paus, en de actie van kapers als Francis Drake (ca. 1540-1596), 'zeehonden' genaamd, die Spaanse schepen beladen met goud en zilver uit de Nieuwe Wereld plunderden. Elizabeth financierde zelfs enkele van deze dubieuze heldendaden zelf. Ook Spanje was hieraan niet geheel onschuldig geweest, het had Engelse schepen in Spaanse havens in beslag genomen en Engelse kooplieden toegang tot de handel in de Nieuwe Wereld geweigerd. Toen Drake Cadiz aanviel in 1587, bereidde Filips zich voor op oorlog.
In 1588 verzamelde de koning van Spanje een enorme vloot, een 'armada' van 132 schepen, die van Lissabon naar Nederland voer om een leger op te pikken onder leiding van de hertog van Parma dat vervolgens Engeland zou binnenvallen, de zogenaamde 'Enterprise of England'. Gelukkig hadden Hendrik VIII en Maria I geïnvesteerd in de Royal Navy, en dit wierp nu vruchten af. De grote Spaanse galjoenen - ontworpen voor transport, niet voor oorlogsvoering - waren veel minder wendbaar dan de vloot van zo'n 130 voornamelijk kleinere Engelse schepen die tussen de logge formaties van de Spaanse vloot heen en weer konden stormen en daar een ware ravage aanrichtten. Bovendien waren de 20 Engelse koninklijke galjoenen beter bewapend dan de beste van de Spaanse schepen en konden hun kanonnen verder vuren. De Engelsen profiteerden ook van ervaren bevelhebbers als Drake, die door de Spanjaarden 'El Draque' ('de Draak') werd genoemd.
Er vonden drie afzonderlijke zeeslagen plaats waarbij de vloten elkaar bevochten, maar ook de zware stormwinden. Ondertussen bezocht Elizabeth persoonlijk haar landleger, verzameld in Tilbury, om Londen te verdedigen ingeval de armada aan land zou komen. De koningin, gekleed in een harnas en rijdend op een grijze ruin, sprak haar troepen moed in met de volgende toespraak:
Ik weet dat ik het lichaam heb van een zwakke en nietige vrouw, maar ik heb het hart en het lef van een koning, een koning van Engeland nog wel, en ik beschouw het als een smadelijke belediging als Parma of Spanje of welke Europese vorst dan ook, de grensgebieden van mijn rijk durft binnenvallen.
(Philips, 122)
Gallery of Elizabeth I Portraits
Branders (onbemande brandende vaartuigen vol brandbaar materiaal, als drijvende fakkels) werden op de Spaanse schepen afgestuurd toen die voor anker gingen, slecht weer deed de rest. De helft van de armada werd vernietigd, de restanten van de vloot moesten om Schotland heen varen om een goed heenkomen te zoeken. Engeland was gered. Tussen 11.000 en 15.000 Spanjaarden waren omgekomen tegenover ongeveer 100 Engelsen. Filips gaf niet op en probeerde nog tweemaal Engeland binnen te vallen (in 1596 en 1597), maar telkens werd zijn vloot door stormen teruggedrongen. De nederlaag van de Spaanse Armada boezemde Engeland veel vertrouwen in en bewees het belang van een sterke militaire zeemacht. De Tudors hadden de fundamenten gelegd en getest van de Royal Navy die de wereldgeschiedenis zou veranderen, van Tahiti tot Trafalgar.
Elizabethaanse cultuur
Zoals vaker wanneer er vrede tot stand komt, beleefden de kunsten een bloeiperiode; zo ook in het Elizabethaanse tijdperk. In 1576 kreeg London zijn eerste theater, opgericht door James Burbage en simpelweg bekend als The Theatre. Rond 1593 schreef William Shakespeare zijn toneelstuk Romeo en Julia. De historische toneelstukken van de grote bard, zoals Richard III, waren bedoeld om het koninklijke ego van de Tudors te masseren en schetsten zo een donkerder beeld van pre-Tudor-tijden dan de historische werkelijkheid rechtvaardigde. Ondertussen verheerlijkten toneelstukken als Henry V het verleden van Engeland en droegen ze bij aan een gestaag groeiend nationaal gevoel. De koningin genoot van toneelstukken en buitenspektakels en gaf actieve steun aan artiesten en toneelschrijvers. Andere opmerkelijke schrijvers uit die periode zijn Christopher Marlowe (1564-1593) en Ben Jonson (1572-1637).
Het Elizabethaanse tijdperk zag de wereld opengaan voor Europa, hetgeen niet zozeer de wereld ten goede kwam maar wel de Europese schatkisten. In 1562-3 verkende John Hawkins (1532-1595) Guinee in West-Afrika en het Spaanse West-Indië, en zo begon Engelands betrokkenheid bij de slavenhandel. Elizabeth deelde charters uit die bedrijven exclusieve handelsrechten in een bepaald gebied toestonden in ruil voor een deel van de winst voor de Kroon. De bekendste begunstigde zou de East India Company zijn, die in 1600 een charter verwierf om in India en de Indische Oceaan te handelen. In 1572 verkende Francis Drake Panama, en in 1577-80 zeilde hij de wereld rond met zijn schip de Golden Hind. In 1576-8 verkende Martin Frobisher (ca. 1535-1594) Labrador op zoek naar de legendarische noordwestelijke doorgang naar China. In 1595 verkende Walter Raleigh het gebied van wat vandaag Venezuela is tijdens zijn zoektocht naar El Dorado, de legendarische heerser van een stad genaamd Manoa, die naar verluidt met goud was geplaveid.
Een laatst te noemen cultureel fenomeen van deze periode was de verering van de koningin zelf als een semi-goddelijke figuur. Elizabeths erfopvolgingsdatum, 17 november, werd uitgeroepen tot nationale feestdag en werd elk jaar gevierd met grote festiviteiten, kerkdiensten en klokgelui. Elizabeth werd bekend als de grote keizerin 'Gloriana', naar de centrale figuur van het gedicht The Fairie Queen uit 1590 door Edmund Spenser (ca. 1552-1599). Er werden vergelijkingen gemaakt met Artemis/Diana, de maagdelijke jagersgodin uit de oudheid. Een hofspektakel in 1581 beeldde de koningin af als het 'Fort van Volmaakte Schoonheid' dat met succes een belegering doorstond, uitgevoerd door een kanon dat 'Verlangen' uitbeeldde, maar dat alleen snoepjes op zijn doelwit kon afvuren. Walter Raleigh noemde een deel van Noord-Amerika (Roanoke Island, het huidige North Carolina), de eerste overzeese kolonie van Engeland, naar zijn koningin: Virginia.
Een belangrijk element van de groeiende legende die de koningin zelf cultiveerde was haar uiterlijk. Elizabeth had twee volle uren nodig om zich in majestueuze jurken te wurmen met extravagante kragen en opgestikte juwelen. Ze droeg ook een opvallende reeks pruiken, wat helaas ook noodzakelijk was geworden na een aanval van pokken in december 1562, waardoor ze kale plekken had gekregen. De ziekte had bij Elizabeth ook littekens in het gezicht achtergelaten, wat haar gebruik van dikke witte make-up verklaart. De koningin kende de waarde van beeldtaal heel goed, en daarom werd vanaf 1563 de productie van onofficiële portretten verboden. Elizabeths succes bij het beheren van haar eigen imago wordt misschien het best geïllustreerd door het feit dat de cultus van haar persona nooit echt is verdwenen, ondanks de serieuze pogingen van revisionistische historici.
Overlijden & opvolging
Het klopt dat de werkelijkheid van Elizabeths laatste regeringsjaren iets minder romantisch was dan haar legendarische imago verlangde. Een reeks van slechte oogsten, inflatie en hoge belastingen om de strijd tegen Spanje te kunnen bekostigen, gevoegd bij toegenomen werkloosheid en criminaliteit, eisten alle hun tol van een bevolking die was toegenomen van 3 miljoen aan het begin van Elizabeth's regering tot 4 miljoen tegen het einde ervan. De armoede groeide in zo'n tempo dat in 1597 en 1601 Armenwetten werden aangenomen in een poging het probleem te verlichten door het creëren van tuchthuizen voor landlopers en leerlingplaatsen voor kinderen. Er waren voedselrellen in Londen en East Anglia in de jaren 1595-7, maar opmerkelijk genoeg geen volksopstand zoals eerdere Tudor-monarchen moesten verduren.
Elizabeth stierf, waarschijnlijk aan een combinatie van bronchitis en longontsteking, op 24 maart 1603 in Richmond Palace. Ze was 69 jaar oud en had al haar vrienden en favorieten overleefd; ze werd begraven in Westminster Abbey. Zoals de koningin ooit via een toespraak aan het parlement tot haar volk had gesproken:
En hoewel u veel machtiger en wijzer vorsten hebt gehad en misschien nog zult hebben... toch had u er nooit één en zult u er ook nooit één krijgen die meer van u zal houden.
(Cavendish, 299)
Het bewind van de koningin van Engeland is de laatste tijd misschien minder gunstig beoordeeld, met name de laatste jaren ervan, maar steekt nog steeds gunstig af bij dat van haar directe voorgangers en opvolgers. De grootste tekortkoming van de koningin was misschien wel dat ze geen kinderen had en niemand tot haar erfgenaam kon benoemen. Bijgevolg werd ze opgevolgd door haar naaste verwant, Jacobus I van Engeland (eerder bekend als Jacobus VI van Schotland), de zoon van Mary, Queen of Scots. Deze Jacobus zou aanblijven tot 1625 als eerste Stuart die over Engeland regeerde. De Stuarts zouden de korte republiek van Oliver Cromwell, 1649-1660, overleven en daarna aan de macht blijven tot 1714.