Pre-Socratische Filosofen

Definitie

Joshua J. Mark
door , vertaald door Menno Kok
gepubliceerd op 15 oktober 2020
Beschikbaar in andere talen: Engels, Albanees, Frans, Spaans
Luister naar dit artikel
X
Artikel afdrukken
Marble Head of a Philosopher (by Metropolitan Museum of Art, Copyright)
Marmer Hoofd van een Filosoof
Metropolitan Museum of Art (Copyright)

De pre-socratische filosofen worden omschreven als de Griekse denkers die onafhankelijke en originele gedachtegangen ontwikkelden vanaf de tijd van Thales van Milete (leefde omstreeks 585 v.Chr.) tot aan Socrates van Athene (470/469-399 v.Chr.). Zij zijn bekend als pre-socratisch aangezien zij eerder leefden dan Socrates.

Thales van Milete begon de intellectuele beweging die werken voortbracht die tegenwoordig bekend staat als de klassieke Griekse filosofie door de Eerste Oorzaak van het bestaan te onderzoeken, datgeen waaruit al het andere uit voortkomt, dat ook de oorzakelijke factor van het ontstaan ervan was. Hij kwam tot de conclusie dat water de Eerste Oorzaak was omdat het verschillende vormen aan kon nemen (stoom als je het verhit wordt en ijs wanneer het bevriest) en alle levende wezen leek te bezielen.

Deze conclusie werd door latere filosofen verworpen, allereerst door Anaximander (leefde omstreeks 610 – 564 v.Chr.) die beargumenteerde dat de Eerste Oorzaak meer dan materie was en daadwerkelijk een kosmische kracht van creërende energie is die constant de zichtbare wereld maakt, vernietigd en opnieuw maakt. De filosofen die deze twee volgden kwamen allemaal met hun eigen gedachtegangen en concepten van de Eerste Oorzaak, gestaag voortbouwend op de prestaties van hun voorgangers totdat de filosofie zijn volledige expressie en diepte vond in de werken van Plato (leefde omstreeks 424/423-348/347 v.Chr.) die zijn eigen ideeën toeschreef aan de figuur van Socrates.

MEESTE PRE-SOCRATISCHE FILOSOFEN BEKRITISEERDEN HET EERDERE WERK VAN ANDEREN TERWIJL ZE DEZE OOK GEBRUIKTEN OM HUN EIGEN CONCEPTEN TE ONTWIKKELEN.

De filosofie van de pre-socratische filosofen is geenszins uniform. Geen één van hen ondersteunde precies dezelfde ideeën (behalve dan Parmenides en Zeno van Elea) en bekritiseerden voornamelijk de eerdere werken van anderen terwijl ze deze ook gebruikten om hun eigen concepten te ontwikkelen. Uiteindelijk is Plato kritisch over ze bijna allemaal, maar uit zijn werk komt duidelijk naar voren dat hun gedachtestromingen zijn eigen werk bezielden en beïnvloedden, met name de filosofisch-religieuze visie van Pythagoras.

De werken van Plato en zijn leerling Aristoteles (leefde omstreeks 384-322 v.Chr.) zouden van invloed zijn op de drie grote monotheïstische religies van de huidige tijd – het jodendom, het christendom en de islam – alsmede de Westerse beschaving in zijn geheel en deze zouden niet mogelijk zijn geweest zonder de pre-socratische filosofen.

Pre-Socraten & Hun Bijdragen

Er zijn meer dan 90 pre-socratische filosofen die allen iets bijdroegen aan de kennis in van de wereld, maar de geleerde Forrest E. Baird heeft die reeks ingeperkt tot het hanteerbare aantal van 15 grootse denkers wiens bijdragen direct of indirect de Griekse cultuur en de latere werken van Plato en Aristoteles beïnvloedden:

  • Thales van Milete – leefde omstreeks 585 v.Chr.
  • Anaximander – leefde omstreeks 610-546 v.Chr.
  • Anaximenes – leefde omstreeks 546 v.Chr.
  • Pythagoras – leefde omstreeks 571 -497 v.Chr.
  • Xenophanes van Colophon – leefde omstreeks 570 – 478 v.Chr.
  • Heraclitus van Efeze – leefde omstreeks 500 v.Chr.
  • Parmenides – leefde omstreeks 485 v.Chr.
  • Zeno van Elea – leefde omstreeks 465 v.Chr.
  • Empedocles – leefde omstreeks 484-424 v.Chr.
  • Anaxagoras – leefde omstreeks 500-428 v.Chr.
  • Democritus – leefde omstreeks 460-370 v.Chr.
  • Leucippus – leefde omstreeks 5de eeuw v.Chr.
  • Protagoras – leefde omstreeks 485-415 v.Chr.
  • Gorgias – leefde omstreeks 427 v.Chr.
  • Critias – leefde omstreeks 460-403 v.Chr.

Thales: volgens Aristoteles was Thales de eerste die de vraag stelde “wat is de basis ‘substantie’ van het universum?” (Baird, 8) in de trant van wat was de Eerste Oorzaak van het bestaan, uit welk element of welke kracht kwam al het andere voort? Thales beweerde dat het water was, omdat wat de Eerste Oorzaak ook mocht zijn, het deel moest uitmaken van alles dat volgde. Wanneer water wordt verwarmd wordt het lucht (stoom), wanneer het verkoeld wordt, wordt het solide (ijs), toegevoegd aan aarde, wordt het modder en wanneer het wordt gedroogd, wordt het wederom solide, onder druk kan het rotsen verplaatsen, terwijl in ruste het voorziet in een leefgebied van andere levende wezens en essentieel is voor het menselijke leven. Daarom leek het Thales duidelijk dat het onderliggende element van creatie water moest zijn.

Anaximander: het was echter niet duidelijk voor Anaximander, die de definitie van de Eerste Oorzaak uitbreidde met zijn hogere conceptie van de apeiron – “het ongelimiteerde, onbegrensde, oneindige of onbepaalde” (Baird, 10) – dat een eeuwig creërende kracht was die zaken in leven bracht volgens een natuurlijk, vastgesteld patroon, deze vernietigde en ze in nieuwe vormen herschiep. De Eerste Oorzaak kon geen natuurlijk element zijn beweerde hij, omdat alle natuurlijke elementen uit een eerdere bron moesten voortkomen. Eenmaal gecreëerd, stelde hij, evolueerden wezens om zich aan te passen aan hun omgeving en was daarmee de eerste die de evolutietheorie voorstelde, 2000 jaar voor Darwin.

Anaximenes: Anaximenes wordt gezien als leerling van Anaximander en stelde dat lucht de Eerste Oorzaak was. Baird merkt op:

Anaximenes stelde lucht voor als het basis principe van de wereld. Ondanks dat in eerste instantie deze thesis een stap terug lijkt te zijn van de meer veelomvattende (zoals het onbeperkte van Anaximander) naar het minder veelomvattende speciale (zoals het water van Thales), voegt Anaximenes een belangrijk punt toe. Hij legt een proces uit waarin het onderliggende ene (lucht) het zichtbare vele wordt: door verdunning vuur en door condensatie wordt lucht opeenvolgend wind, water en aarde. Zichtbare kwalitatieve verschillen (vuur, wind, water, aarde) zijn het resultaat van kwantitatieve veranderingen, met als basisprincipe de mate waarin ze dicht opeengepakt zijn. Deze opvatting wordt nog steeds gehanteerd door wetenschappers. (12)

Anaximenes’ definitie van “lucht” en zijn mutaties stelden een Eerste Oorzaak voor die leven bepaalde als een constante stroom, een staat van verandering. Omdat lucht verdund werd of gecondenseerd en zo verder, veranderde het van vorm; daarom was verandering een belangrijk element van de Eerste Oorzaak.

PYTHAGORAS’ CONCEPTEN – INCLUSIEF ZIJN BEROEMDE STELLING VAN PYTHAGORAS – ZIJN GEBASEERD OP EGYPTISCHE IDEEËN MAAR HIJ BEWERKTE DEZE OP ZO’N MANIER WAARDOOR ZE DUIDELIJK VAN HEM WERDEN.

Pythagoras: dit concept werd verder uitgewerkt door Pythagoras die beweerde dat nummers – mathematica – het onderliggende principe van de Waarheid was. Op dezelfde manier als nummers geen begin of einde hebben, heeft creatie dit ook niet. Het concept van transformatie is centraal in de visie van Pythagoras; de menselijk ziel is onsterfelijk volgens Pythagoras, in een reeks van elkaar opvolgende incarnaties, leven na leven, terwijl het nieuwe kennis van de wereld vergaard door ervaringen in verschillende vormen. Pythagoras’ concepten – inclusief zijn beroemde stelling van Pythagoras – waren zeker gebaseerd op Egyptische ideeën, maar hij bewerkte deze op zo’n manier waardoor ze duidelijk van hem werden. Hij noteerde niets en zijn leer werd pas later aan het papier toegewijd door Philolaus (leefde omstreeks 470-385 v.Chr.) van wiens werk alleen fragmenten bewaard zijn gebleven (zoals met andere auteurs) en dus wordt verondersteld dat veel van zijn gedachtegangen verloren zijn gegaan. Gebaseerd op hetgeen bekend is, is het echter duidelijk dat zijn concept van Transmigratie van Zielen (reïncarnatie) van grote invloed was op Plato’s overtuigingen wat betreft onsterfelijkheid.

Xenophanes: het concept van een onsterfelijke ziel veronderstelde een zekere heersende kracht die deze creëerde en waarnaar deze ziel op een dag zou terugkeren na de dood. Pythagoras nam dit concept op in zijn leer waarbij de nadruk lag op persoonlijke redding door spirituele discipline maar stelt niet vast wat deze kracht is. Xenophanes zou deze leegte later invullen met het concept van een enkele God. Het schrijft:

Er is één god, onder goden en mensen de grootste, die geenszins als stervelingen is, in lichaam noch in geest. Hij ziet als een geheel, denkt als een geheel en hoort als een geheel. Maar zonder zwoegen, zet hij alles in beweging door het denken van zijn geest. (DK 23-25, Freeman, 23)

Xenophanes ontkende het bestaan van de antropomorfische goden in Griekenland door zijn stelling van het bestaan van een enkele spirituele entiteit die alle dingen had gecreëerd en deze in beweging heeft gezet. Eenmaal in beweging zetten mensen zich voort op een koers tot hun dood wanneer, zo schijnt hij te veronderstellen, hun ziel zich verenigd met de creërende kracht. Xenophanes’ monotheïsme ondervond geen tegenwerking van de religieuze autoriteiten in zijn tijd omdat hij zijn beweringen door poëzie omhulde en zinspeelde op een enkele god te midden van anderen, die als Zeus kon worden geïnterpreteerd.

Heraclitus: zijn jongere tijdsgenoot, Heraclitus, verwierp deze visie en verving “God” door “Verandering”. Hij is het meest bekend van zijn uitspraak Panta Rhei (“alles veranderd” of “het leven is vloeibaar”) en het adagium “je kan niet tweemaal in dezelfde rivier stappen” verwijst naar het feit dat alles, altijd, in beweging is en dat het water van de rivier van moment tot moment veranderd net zoals het leven dat doet. Voor Heraclitus werd het bestaan tot stand gebracht en behouden door botsing van tegenpolen die voortdurend verandering stimuleerde – dag en nacht, de seizoenen, etc. – zodat alles constant in beweging is en in een staat van eeuwigdurende verandering. Strijd en oorlog waren voor Heraclitus noodzakelijke aspecten van het leven doordat zij het concept van constante verandering belichaamden. Deze verandering weerstaan betekende het leven weerstaan; verandering accepteren bevorderd een vreedzaam en een bestaan zonder zorgen.

Heraclitus of Ephesus
Heraclitus van Efeze
Wellcome Images (CC BY)

Parmenides: Parmenides verwierp de visie van het leven als verandering in zijn Eleatische School dat het monisme leerde, het geloof dat de gehele zichtbare realiteit bestaat uit één substantie, niet gecreëerd en onverwoestbaar. Verandering is een illusie, uiterlijk verandert, maar niet de essentie van de realiteit dat gedeeld wordt door elke mens. Hetgeen de één ervaart en vreest als “verandering” is illusoir omdat alle levende dingen dezelfde essentiële kern delen. Volgens hem kan je je zintuigen niet vertrouwen om een realiteit te interpreteren die verandering suggereert, omdat zintuigen onbetrouwbaar zijn. In plaats daarvan moet je erkennen dat “er een manier van zijn is en een manier van niet-zijn” (een pad van feiten en een pad van meningen) en de essentiële Eenheid van het materiële bestaan aanvaarden dat niet verschilt: mensen groeien, ontwikkelen en sterven net als dieren en planten dat doen. Hetgeen mensen als “verschillen” tussen zichzelf en anderen zien zijn slechts kleine details. Zijn concepten werden verhelderd door Melissus van Samos (leefde omstreeks de 5de eeuw v.Chr.) die soms als de “derde Eleaat” na Parmenides en Zeno.

Zeno van Elea: Parmenides’ gedachtegang werd verdedigd en gedefinieerd door zijn leerling Zeno van Elea die een serie van logische paradoxen creëerde om te bewijzen dat pluraliteit een illusie van de zintuigen was en dat realiteit uniform is. Er was daadwerkelijk niet zoiets als verandering, liet Zeno zien, alleen de illusie van verandering. Hij bewees dit door 40 paradoxen waarvan er slechts een handvol bewaard zijn gebleven. De meest beroemde van deze staat bekend als de Racebaan, die bepaalt dat je op een baan om van Punt A naar Punt Z te komen, je allereerst naar het punt halverwege moet rennen. Tussen Punt A en dat punt halverwege is er weer een ander punt halverwege en tussen Punt A en dit andere punt halverwege is er weer een ander punt en zo verder. Je kan nooit Punt Z bereiken omdat je logisch gezien nooit dat punt kan bereiken zonder eerst het punt halverwege te bereiken en de vele “punten halverwege” die aan deze voorafgaan. Beweging is dan een illusie en daarom is verandering dat ook, omdat om wat dan ook te veranderen je de aard van de realiteit aan moet passen – alle “punten halverwege” zouden verwijderd moeten worden – en dit is een logische absurditeit. Door deze paradox en zijn vele andere, bewees Zeno mathematisch dat de beweringen van Parmenides klopten.

Zeno of Elea
Zeno van Elea
Carducci / Tibaldi (Public Domain)

Empedocles: Empedocles verwierp in zijn geheel de claim dat verandering een illusie was en was ervan overtuigd dat pluraliteit de essentiële natuur van het bestaan is. Alle dingen verschilden op hun eigen, unieke manier en door de samenkomst van tegenpolen komen er creatieve vormen van energie vrij die leiden tot transformatie. Baird schrijft:

Empedocles zocht naar een manier om Heraclitus’ nadruk op de realiteit van verandering samen te brengen met de Eleatische claim dat creatie en vernietiging ondenkbaar zijn. Terugpakkend op het geloof in de vier elementen uit de Griekse traditie vond hij plaats voor het water van Thales, de lucht van Anaximenes en het vuur van Heraclitus en hij voegde aarde toe als vierde. Naast deze vier elementen, die Aristoteles later “materiële oorzaken” zou noemen, ging Empedocles uit van twee “efficiënte oorzaken”: strijd en liefde (31-32).

Door strijd onderscheidde de dingen van de wereld zich en werden ze bepaalt; door liefde kwamen ze samen en werden ze verbonden. De tegengestelde krachten van strijd en liefde werkten vervolgens samen naar een eenheid van ontwerp en geheel dat, in de overtuiging van Empedocles, de Eleatische school van Parmenides probeerde, doch faalde te zeggen.

Anaxagoras: Anaxagoras nam dit idee en de bepaling van tegenpolen en ontwikkelde zijn concept van gelijk en ongelijk en “kiemen”. Niets kan voortkomen uit wat het niet is en alles moet voortkomen uit iets; dit “iets” zijn deeltjes (“kiemen”) die de natuur van dat bepaalde ding vormen. Haar kan bijvoorbeeld niet op steen groeien, alleen uit deeltjes die bijdragen aan haargroei. Alle zaken hebben volgens hem natuurlijke oorzaken, zelfs die oorzaken die niet duidelijk zijn voor mensen. Hij weerlegde publiekelijk het concept van de Griekse goden en verwierp religieuze verklaringen, schreef verschijnselen toe aan natuurlijke oorzaken en hij is de eerste filosoof die veroordeeld zou worden door een juridische instantie (het hof van Athene) voor zijn overtuigingen. Hij werd van de executie gered door de staatsman Perikles en (leefde omstreeks 495-429) en bracht de rest van zijn leven door als banneling in Lampsacus. Hij was de leraar van Archelaus (leefde omstreeks de 5de eeuw v.Chr.), die beschouwd wordt als de laatste pre-socratische filosoof en waarvan wordt gezegd dat hij Socrates onderwees.

Democritus & Protagoras
Democritus & Protagoras
Hermitage Museum (Public Domain)

Leucippus en Democritus: zijn “kiemen” theorie zou van invloed zijn op de ontwikkeling van het concept van de atoom door Leucippus en zijn student Democritus die beweerde dat het gehele universum bestaat uit “ondeelbaren” bekend als atomos. Atomen komen samen en vormen de zichtbare wereld, die de ene keer de vorm van een stoel aannemen, dan van een boom, dan van een mens, echter de atomen zelf zijn van één substantie, onveranderlijk en onverwoestbaar; als een vorm die ze aannemen wordt vernietigd, nemen zij simpelweg een andere vorm aan. De theorie van het atomische universum was de aanzet van de filosofie van Leucippus over de suprematie van het lot boven vrije wil.

Leucippus is het meest bekend van een uitspraak die op gezaghebbende wijze aan hem toegeschreven kan worden: “Niets gebeurd willekeurig; alles gebeurd om een reden en uit noodzakelijkheid” (Baird, 39). Aangezien het universum bestaat uit atomen, atomen onverwoestbaar zijn en continu van vorm veranderen en omdat mensen onderdeel van dit proces zijn, wordt het leven van een individu geleid door krachten van buiten zijn eigen controle – je kan niet het proces van atomen die van vorm veranderen stoppen – en daarom was iemands lot voorbestemd en was vrije wil een illusie. Dat wat iemand door zijn eigen wil zou kunnen veranderen zou op geen enkele wijze iemands onontkoombare ontbinding voorkomen.

De Sofisten, Socrates & Plato

De ontwikkeling van het Griekse intellectuele denken gaf aanleiding tot het ontstaan van het beroep van sofist, leraren retoriek die de zonen van de bovenklasse onderwezen in de filosofieën van de pre-socraten en, door deze concepten, de kunst van overtuiging en op welke manier ieder argument te winnen was. Het klassieke Griekenland, met name Athene, was zeer twistziek en rechtszaken waren een dagelijkse aangelegenheid; een jury aan je zijde weten te krijgen werd net zoals tegenwoordig als een waardevolle bekwaamheid beschouwd en sofisten werden zeer goed betaald.

Er waren velen beroemde sofisten, zoals Thrasymachus (leefde omstreeks 459-400 v.Chr.), het meest bekend als tegenhanger van Socrates in Boek 1 van Plato’s Republiek en Hippias van Elis (leefde omstreeks de 5de eeuw v.Chr.), een andere tijdgenoot van Socrates en een van de best betaalde sofisten uit zijn tijd. De drie meest beroemde waren echter Protagoras, Gorgias en Critias wiens centrale argumenten later zouden worden uitgewerkt door andere Westerse filosofen ter onderbouwing van beweringen van relativisme, scepticisme en atheïsme.

Portrait of a Sophist
Portret van een Sofist
Carole Raddato (CC BY-NC-SA)

Protagoras: Protagoras of Abdera is het meest bekend voor zijn bewering die het meest wordt weergegeven als “de mens is maat van alle dingen”, wat betekent dat alles afhankelijk is van de individuele interpretatie. Voor iemand die gewend is aan een warm klimaat kan een kamer koud aanvoelen, voor een ander, die gewend is aan een koud klimaat, zal deze warm zijn; geen van beide heeft volgens Protagoras objectief gezien “gelijk” of “ongelijk”, maar beiden hebben het bij het juiste eind gezien hun ervaringen en interpretatie. Protagoras ontkende nooit het bestaan van de goden maar beweerde wel dat geen mens iets definitiefs over hen kon zeggen, omdat zij op geen enkele manier over zulke kennis kan beschikken. Het bestaan van de goden en wat hun wil ook zou mogen zijn, is, evenals al het andere in het leven, aan iedere individu op voor zichzelf te bepalen en, wat zo ook mogen beslissen, is voor hen de waarheid.

Gorgias: Gorgias beweerde dat er niet zoiets is als “kennis” en datgene dat wat voor “kennis” doorging slechts een mening is. Daadwerkelijke kennis is onbegrijpelijk en niet geschikt om mede te delen. Gorgias werkte in detail zijn claim uit door aan te tonen dat wat mensen Zijn noemen niet echt bestaat omdat alles dat “is” een begin moet hebben en dat wat mensen Zijn noemen geen bekende Eerste Oorzaak heeft – alleen de meningen van mensen van wat de Eerste Oorzaak zou kunnen zijn – en daarom zou Zijn logischerwijze niet kunnen bestaan. Hetgeen mensen opvatten als “realiteit” was noch Zijn noch Niet-Zijn maar simpelweg Wat Is en waar Wat Is precies uit bestaat is onkenbaar en, als iemand het al wist, zou niet gecommuniceerd kunnen worden aan anderen omdat het niet mogelijk is om te begrijpen.

Critias: Critias was een familielid van Plato (de neef van zijn moeder) en een vroege aanhanger van Socrates. Hij was een van de Dertig Tirannen die de Atheense democratie omverhaalden en het feit dat hij leerling was geweest van Socrates wordt gezien als nadeel voor de laatstgenoemde tijdens zijn proces inzake goddeloosheid in 399 v.Chr. Critias is het meest bekend om zijn argument dat religie gecreëerd was door sterke en slimme mensen om over anderen te heersen. In een lang gedicht beschrijft hij een tijd van wetteloosheid waarin redelijke mensen orde te scheppen maar dit niet konden. Zij besloten om een fictie te creëren waarin supernatuurlijke entiteiten bestonden die in de harten van mensen konden kijken en over hen konden oordelen en ongenoemde straffen konden opleggen op diegenen die de orde verstoorden. In de loop van de tijd werd deze fictie geritualiseerd als een religie echter is er in de realiteit niet zoiets als goden, is er geen leven na de dood en heeft het religieuze ritueel geen betekenis.

Plato zou in zijn werken de beweringen van de meeste van de pre-socraten behandelen, in zijn geheel of gedeeltelijk. Met name Pythagoras’ gedachtegang had een significante impact op de ontwikkeling van Plato’s theorie over de onsterfelijkheid van de ziel, het leven na de dood en herinneringen als memento’s van een vorig leven. Het relativisme van Protagoras, de antithese van Plato’s idealisme, was de inspiratie en aanzet voor vele van zijn dialogen. Je zou zelfs kunnen beweren dat het gehele werk van Plato een weerlegging is van Protagoras, echter zijn alle concepten van de pre-socraten in verschillende mate van invloed op Plato’s werk en droegen daardoor bij aan de fundatie voor de ontwikkeling van de westerse filosofie.

Vragen en antwoorden

Wie zijn de Pre-Socratische Filosofen?

De pre-socratische filosofen zijn de Griekse denkers die leefden tussen de 6de en 5de eeuw v.Chr., vanaf de tijd van Thales van Milete tot aan Socrates van Athene.

Waarom worden ze Pre-Socraten genoemd?

Ze worden Pre-Socraten genoemd omdat ze voor de tijd van Socrates leefden die, gebaseerd op het werk van Plato, de westerse filosofie definieerde.

Wie was de eerste Pre-Socratische Filosoof?

De eerste pre-socratische filosoof was Thales van Milete (leefde omstreeks 585 v.Chr.) die het onderzoek naar de Eerste Oorzaak van het universum begon.

Waarom zijn de Pre-Socraten belangrijk?

De pre-socratische filosofen zijn belangrijk voor hun innovatieve ideeën over de oorsprong van realiteit en tevens voor de fundatie die zij legden voor wat de wetenschappelijke methode om tot de waarheid te komen zou worden.

Over de vertaler

Menno Kok
Na mijn rechtenstudie ben ik de afgelopen jaren werkzaam geweest als salarisadministrateur in de uitzendbranche. Zolang ik mij kan herinneren heb ik een grote interesse gehad voor geschiedenis en dan met name de klassieke oudheid.

Over de auteur

Joshua J. Mark
Joshua J. Mark, freelanceschrijver en voormalig deeltijdhoogleraar filosofie aan het Marist College in New York, heeft in Griekenland en Duitsland gewoond en door Egypte gereisd. Hij doceerde geschiedenis, schrijven, literatuur en filosofie op universitair niveau.

Dit werk citeren

APA-stijl

Mark, J. J. (2020, oktober 15). Pre-Socratische Filosofen [Pre-Socratic Philosophers]. (M. Kok, Vertaler). World History Encyclopedia. Ontleend aan https://www.worldhistory.org/trans/nl/1-19219/pre-socratische-filosofen/

Chicago stijl

Mark, Joshua J.. "Pre-Socratische Filosofen." Vertaald door Menno Kok. World History Encyclopedia. Laatst gewijzigd oktober 15, 2020. https://www.worldhistory.org/trans/nl/1-19219/pre-socratische-filosofen/.

MLA-stijl

Mark, Joshua J.. "Pre-Socratische Filosofen." Vertaald door Menno Kok. World History Encyclopedia. World History Encyclopedia, 15 okt 2020. Web. 20 nov 2024.