Desiderius Erasmus (ca. 1469-1536) was een Nederlandse humanistische geleerde die wordt beschouwd als een van de grootste denkers van de Renaissance. Hij was een productieve schrijver die volledig gebruik maakte van de drukpers voor de publicatie van edities van klassieke auteurs, educatieve verhandelingen, vertalingen, dialogen en brieven. Erasmus was een groot voorvechter van onderwijs en geloofde dat dit de beste manier was om de middeleeuwse kerk te hervormen.
Erasmus produceerde een nieuwe vertaling van het Nieuwe Testament, simultaan in Latijn en Grieks, bedoeld voor christelijke lezers om zichzelf te onderwijzen in plaats van te vertrouwen op de interpretaties van anderen. Op deze manier droeg hij - evenals met zijn methoden van tekstanalyse - bij aan de Reformatie, ook al was hij persoonlijk gekant tegen radicale veranderingen in de Kerk. Erasmus geloofde ook in het belang van de studie van de klassieke letteren en in onderzoek naar wat het betekent om mens te zijn. In die hoedanigheid wordt Erasmus beschouwd als een van de grondleggers van de filosofische beweging die bekend werd als het humanisme van de Renaissance. Ten slotte is het om al deze redenen samen dat het immens populaire studentenuitwisselingsprogramma dat vandaag de dag in heel Europa actief is, naar hem is vernoemd.
Jeugd
Desiderius Erasmus werd op 27 oktober 1469 in Rotterdam geboren als onwettig kind. Zijn ouders waren niet getrouwd omdat zijn vader, Roger Gerard, priester was; zijn moeder Margaretha, de dochter van een chirurgijn, was bij hem in dienst als huishoudster. Na zijn jongensjaren in Gouda te hebben gewoond, ging Erasmus naar de Latijnse school van de Broeders van het Gemene Leven in Deventer, die vanaf 1483 werd geleid door de Duitse humanist Alexander Hegius (ca. 1433-1498). Hegius bevorderde de studie van klassieke teksten in hun oorspronkelijke taal en beperkte zich niet, zoals toen gebruikelijk was, tot het louter lezen van commentaren daarop. Na de dood van zijn beide ouders rond 1484 werd Desiderius naar een andere, goedkopere school gestuurd in ’s-Hertogenbosch; hij verbleef hier in het Fratershuis van de Broeders van het Gemene Leven. Deze katholieke school bereidde jongens voor op een kloosterleven en zo miste Erasmus de kans om zijn studie op universitair niveau voort te zetten. Als gevolg hiervan trad Desiderius rond 1487 toe tot het klooster van de Augustijner monastieke orde in Steyn, niet ver van Gouda, en daar bleef hij tot 1492.
Erasmus werd in april 1492 tot priester gewijd en verhuisde naar Noord-Frankrijk. Daar werkte hij als secretaris voor de bisschop van Kamerijk, Hendrik van Bergen. In 1495 werd hij om theologie te studeren naar de Universiteit van Parijs gestuurd, waar hij zijn passie voor klassieke literatuur nieuw leven kon inblazen terwijl zijn carrièrepad van richting begon te veranderen. Hoewel de godsdienstwetenschap en de daarbij behorende levensstijl hem niet erg bevielen, kreeg Erasmus nu tenminste de kans om privéstudenten les te geven en in zijn vrije tijd oude schrijvers te bestuderen.
Het gedrukte woord
Erasmus' talenten stelden hem in staat om posities aan universiteiten en lucratieve banen te van heersers te verwerven. Hij reisde in 1499 naar Engeland, waar hij de geleerde Thomas More (1478-1535) ontmoette en verbleef vervolgens van 1506 tot 1509 in Italië. In 1508, in Venetië, breidde Erasmus zijn Adagiorum Collectanea uit tot een geannoteerde verzameling van 1500 Griekse en Latijnse adages of korte gezegden. Het was dit werk dat Erasmus voor het eerst onder de aandacht bracht van de bredere Europese gemeenschap van geleerden. Hij reviseerde en herdrukte het werk nog in 1515.
Erasmus keerde terug naar Engeland en bracht daar vijf jaar door, vanaf 1509. Over deze periode is niet veel bekend, behalve dat hij werkte aan zijn editie van het Nieuwe Testament (zie hieronder) en lezingen gaf aan de Universiteit van Cambridge. Gedurende het grootste deel van zijn loopbaan was hij echter in staat om als onafhankelijk auteur het schrijversvak uit te oefenen. Dat kon hij doen dankzij de recente uitvinding van de drukpers. Erasmus cultiveerde vriendschappen met grote denkers elders in Europa, deelde medailles met zijn profiel uit aan vrienden en schreef een overvloedige hoeveelheid brieven, maar het was door het gedrukte woord dat zijn reputatie zich echt wijd en zijd verspreidde, zoals de historicus W. Blockmans opmerkt:
Hij was vaak te vinden in de kantoren en werkplaatsen van de Zwitserse en Italiaanse drukkers die zijn werken publiceerden, en zonder ooit een openbaar ambt van enige betekenis te hebben bekleed, bereikte Erasmus de status van bestsellerschrijver en culturele megaster. Op het hoogtepunt van zijn roem, rond 1515, lag zijn naam op de lippen van elke intellectueel van belang in Europa.
(297)
Het Nieuwe Testament
Naast zijn vele vertalingen van de werken van oude schrijvers, bestudeerde Erasmus de geschiedenis van de christelijke kerk, haar grondleggers en de nieuwtestamentische teksten. In 1516 publiceerde hij zijn Griekse vertaling van het Nieuwe Testament (Novum instrumentum), compleet met commentaarnotities. Het werk zou vijf keer worden herzien en herdrukt. Erasmus had antieke en middeleeuwse Griekse en Latijnse bijbelse manuscripten uitgezocht en bestudeerd, en hij kwam tot de conclusie dat sommige delen in de standaardedities in de 4e eeuw waren ingevoegd. In het bijzonder vond hij dat het zogenaamde Comma Johanneum-vers (I Johannes 5:7-8), dat de leer van de Drie-eenheid ondersteunt, niet bestond in teksten van vóór de 4e eeuw na Christus en moet zijn toegevoegd na het Concilie van Nicea van 325 (een hypothese die later door moderne bijbelgeleerden is bevestigd).
Afgezien van deze tekstuele verbeteringen in nauwkeurigheid, geloofde Erasmus dat de Bijbel, en vooral het Nieuwe Testament, de beste manier bood voor gewone (geletterde) mensen om God en zijn verlossingswerk te leren kennen. Erasmus hoopte dat christenen door zelf te lezen afstand zouden nemen van wat hij beschouwde als de meer vulgaire aspecten van de middeleeuwse kerk, zoals relikwieën, kruistochten en analfabete plattelandsgeestelijken. Verder probeerde Erasmus de benadering van de Kerk te veranderen via het hart ervan: de tekst van de Bijbel. Zijn vertalingen en bewerkingen bevatten wijzigingen van bepaalde concepten om zijn humanistische opvattingen weer te geven. In zijn editie vertaalde hij bijvoorbeeld het Griekse metanoete als resipiscite, met een betekenis van 'berouw' die de letterlijke betekenis van ‘verandering van inzicht' beter benadert dan het gebruikelijke poenitentiam agite, dat verwijst naar meer formele en openbare daden van boetedoening. Uiteraard accepteerden conservatieve krachten binnen de Kerk deze interpretaties niet.
De Lage Landen & Karel V
Omstreeks 1517 verhuisde Erasmus terug naar de Lage Landen. Hier werd hij in Brabant raadslid van aartshertog Karel, de latere keizer Karel V van het Heilige Roomse Rijk (r. 1519-1556). Zijn Institutio principis Christiani (Opvoeding van een christelijke vorst) en Querela pacis (Klacht van de vrede) waren bedoeld om Karel en anderen te leiden in hun staatsmanschap en propageerden de voordelen van vrede in plaats van van oorlog. In de Querela pacis luidt het:
Ga ervoor zitten voordat je het zwaard trekt en weeg elk aspect, sla er geen over; bereken de kosten in bloed en schatten die een oorlog vereist en het kwaad dat het noodzakelijkerwijs met zich meebrengt; en zie dan onderaan de streep of er, bij maximaal welslagen, een grote kans is op een saldo in uw voordeel.
(Campbell, 81)
Het jaar daarop sloot Erasmus zich aan bij de universiteit in Leuven en werkte aan de theologiefaculteit. Ervan overtuigd dat talenkennis voor een geleerde de sleutel vormt tot een beter begrip van de theologie, schreef hij in 1518 zijn Ratio verae theologiae waarin hij deze stelling beargumenteerde, maar opnieuw moest hij het opnemen tegen reactionaire academici.
Maarten Luther & religieuze teksten
Erasmus geloofde dat de beste manier om de problemen van de Kerk op te lossen een milde renaissance was door de zuiverende voordelen van onderwijs, kennis en gebed. Deze ideeën werden geopenbaard in zijn Enchiridion Militis Christiani (Handboek van de Christelijke Soldaat) van ca. 1504. Andere religieuze werken, als bijvoorbeeld de Parafrasen van de Vier Evangeliën uit 1522-24, die nuttige gidsen en samenvattingen boden, zorgden ervoor dat Erasmus' populariteit bleef groeien.
Erasmus had aanvankelijk waardering voor de kritiek op de Kerk van de radicale hervormer Maarten Luther (1483-1546), maar in 1524 nam hij in De Libero Animo, zijn beroemde essay over de vrije wil, stelling tegen Luther, volgens wie mensen niet vrijelijk voor hun redding kozen maar onderworpen waren aan de predestinatie. Het werk werd geschreven toen Erasmus in Bazel verbleef, maar deze stad werd een broeinest van radicale hervormers waar de katholieke eredienst werd verboden. Erasmus verhuisde in 1529 naar Freiburg waar hij aan de katholieke universiteit werkte, maar keerde in 1535 wel terug naar Bazel. Het is merkwaardig voor een man die zo veel reisde dat hij in zijn gedrukte werken altijd 'Erasmus van Rotterdam' werd genoemd.
Erasmus zag de bloeiende Reformatie (zoals die later bekend werd) als gericht op het verkeerde doel. Hij geloofde niet dat het de verdeeldheid over de leer was die moest worden geheeld (of dat mensen met afwijkende opvattingen vervolgd moesten worden), maar dat het geloof van gewone mensen in de Kerk als instelling, en in priesters als hun spirituele gidsen, moest worden hersteld. In het satirische Moriae Encomium (Lof der Zotheid) uit 1511 had Erasmus de draak gestoken met de meer absurde elementen van het katholicisme, met name de neiging tot theatraal vertoon. Het werk bekritiseert ook wat hij zag als de corruptie en disproportionele macht binnen kloostergemeenschappen. Erasmus streefde naar het opschonen van de moreel in diskrediet geraakte hoeken van de Kerk, in plaats van naar de radicale reformatie die denkers als Maarten Luther voorstelden. Ironisch genoeg zouden uitgerekend Erasmus' scherpe en kritische onderzoek van basisteksten in de oorspronkelijke taal en zijn tekstuele analyse van toenmalig gehanteerde versies de Reformatie voeden, toen zijn filologische methoden door latere denkers werden overgenomen.
Humanistische erfenis
Erasmus overleed op 12 juli 1536 in Bazel. Hij is er misschien niet in geslaagd om steun op te bouwen voor een middenweg tussen traditionele katholieken en hervormers, maar de grootste erfenis van zijn geleerdheid en lange schrijverscarrière was zijn bijdrage aan de filosofische beweging die bekend staat als het humanisme. De aanduiding 'humanisten' werd in de 19e eeuw bedacht voor renaissancedenkers die pleitten voor een opvoeding die zich richtte op directe toegang tot en begrip van de klassieke letteren. De term 'humanisme' is sindsdien echter zo overbeladen geraakt met betekenissen dat hij goeddeels onbruikbaar is geworden. Veel moderne geleerden geven er de voorkeur aan om te stellen dat denkers als Erasmus geïnteresseerd waren in studia humanitatis, dat wil zeggen studies die zich richtten op wat het betekent om mens te zijn, en meer precies, om te overwegen wat een deugdzaam individu is. Verder vormden humanisten, zelfs in Erasmus' tijd, een uiteenlopende groep denkers die lang niet over alle onderwerpen consensus bereikten. Erasmus was het zeker niet over alles eens met andere humanistische denkers uit de Renaissance; zijn Ciceronianus, gepubliceerd in 1528, was een aanval op de geleerden die te veel bezig waren met het imiteren van de Romeinse redenaar Cicero (106-43 v.C.) - hoewel Erasmus zelf veel van zijn eigen brieven publiceerde, en dat was nu juist de vorm van geleerde arbeid waar Cicero bij uitstek faam mee verwierf.
Niettemin zat er beweging in het onderwijs in de richting van een sterkere focus op klassieke teksten. In deze teksten was materiaal te vinden dat relevant was voor de vakken Latijnse grammatica, poëzie, retorica, geschiedenis en moraalfilosofie. Ook werd het belangrijk geacht om de antieke notie van deugdzaamheid in het openbare en privéleven te bestuderen. Dit betekende zeker niet dat Erasmus en andere humanisten religieuze teksten verwaarloosden, maar er was een begin van een langzame en onomkeerbare verschuiving in het concept van onderwijs, een ontwikkeling die er uiteindelijk toe zou leiden dat geleerden in staat werden gesteld om hun hele carrière aan volledig seculiere zaken te wijden.
Erasmus had nog een ander, directer en tastbaarder invloed op het onderwijs door zijn geschriften. Hij produceerde gidsen voor degenen die een school wilden oprichten, voorbeelden van aanbevolen syllabi (De ratione studii, 1511) en talloze leerboeken zoals de vele edities van zijn De Copia (1512) die studenten leerde hoe ze moesten argumenteren, teksten herzien en nieuwe produceren. Zijn De conscribendis epistolis van 1521 onderwees hoe brieven te schrijven voor specifieke doelgroepen met gebruik van een verscheidenheid aan uitdrukkingen. Zelfs de meest gevorderde geleerden bleven het werk van Erasmus gebruiken. Zijn Griekse Nieuwe Testament werd gebruikt als basis voor nieuwe vertalingen door Maarten Luther (Duits, 1522), William Tyndale (Engels, 1526) en door de geleerden die in 1611 de King James Version van de Bijbel samenstelden.
Een moderne erfenis is het Erasmus-programma, een uitwisselingsprogramma voor studenten dat tegenwoordig in alle Europese landen actief is. Vanaf 1987 stelt het programma studenten in staat om in een ander land te studeren, waarbij de ideeën over het delen van cultuur, tolerantie en wederzijds begrip worden bevorderd. Als geleerde die zelf in verschillende landen studeerde en zo sterk geloofde in de kracht van onderwijs, zou het Erasmus ongetwijfeld enorm plezier hebben gedaan om zijn naam aan een dergelijk project verbonden te weten.