De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648, ook bekend als de Nederlandse Opstand of de Nederlandse Onafhankelijkheidsoorlog) was een militair conflict tussen de zeventien gewesten van de Nederlanden en het toenmalige Spaanse bewind van koning Filips II (r. 1566-1598). In 1648 werd vrede gesloten na de totstandkoming van de Nederlandse Republiek.
Enkele gevolgen van deze oorlog:
- Begin van het einde van het Spaanse keizerrijk
- Portugese onafhankelijkheid - Spanje verliest de greep op haar kolonies
- Vernieuwingen in de oorlogvoering door Nederlandse protestanten
- Nederlandse onafhankelijkheid / totstandkoming van de Nederlandse Republiek, met staten zonder staatshoofd
- De Nederlanden worden een Europese grootmacht; kolonisatie van de Amerika’s
Als hoofdoorzaken van de oorlog kunnen worden genoemd de politieke en religieuze beleidskeuzes in de Spaanse Lage Landen (de Nederlanden), in het bijzonder belastingverhogingen en geloofsvervolging. De protestantse Reformatie had de Nederlanden bereikt door de activiteiten van wederdopers en later van calvinisten; rond 1560 groeiden de spanningen tussen protestanten en rooms-katholieken, verder vergroot door de Franse Godsdienstoorlogen (1562-1598), die nog meer protestanten aanzetten om zich in de Nederlanden te vestigen.
Bij aanvang van de vijandelijkheden werden de troepen van Filips II aangevoerd door Fernando Álvarez de Toledo, derde hertog van Alva (1507-1582), die voor de rooms-katholieke zaak had gestreden in de Schmalkaldische Oorlog (1546-1547) onder Karel V, de keizer van het Heilige Roomse Rijk (r. 1519-1556). De hertog van Alva werd tot landvoogd van de Nederlanden benoemd toen het verzet tegen de strenge geloofsvervolging de zittende landvoogdes Margaretha van Parma (1522-1586, onwettige dochter van Karel V) dwong tot terugtreden. Alva’s beleid werd bestreden door Willem van Oranje, ook bekend als Willem de Zwijger, die in 1568 na zijn vlucht voor vervolging door de Hertog begon met het organiseren van het verzet dat nog in datzelfde jaar tot oorlog leidde.
Het conflict eiste duizenden levens, dat van Willem incluis, voordat er een wapenstilstand kon worden gesloten in 1609 (het Twaalfjarig Bestand). Onder Filips IV (r. 1621-1665), opvolger van zijn broer Filips III en zijn vader Filips II, werden de vijandelijkheden hervat. Filips IV ondersteunde de politiek van Gaspar de Guzmán, graaf-hertog van Olivares (l. 1587-1645), die geen genoegen wilde nemen met de aanzienlijke voordelen die de Nederlandse staatsman Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619) had bedongen bij de wapenstilstand. Omstreeks deze tijd was de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) begonnen waarin uiteindelijk heel Europa zou worden meegezogen. Bij de Vrede van Münster (januari 1648) verwierven de Nederlanden weliswaar hun onafhankelijkheid, maar dit had in essentie weinig te betekenen tot het onderdeel werd van de Vrede van Westfalen (oktober 1648) die een einde maakte aan zowel de Tachtigjarige als de Dertigjarige Oorlog.
Hoewel politieke en sociale problemen bijdroegen aan beide conflicten, was de uiteindelijke oorzaak de godsdienstige onverdraagzaamheid die door de vredesverdragen uiteraard niet werd beëindigd. Daarom wordt het conflict ook wel omschreven als de Nederlandse Godsdienstoorlogen. De tegenstellingen die culmineerden in de Protestantse Reformatie (1517-1648) en de Katholieke Contrareformatie (1545-ca. 1700) bleven in Europa ook na de oorlogen bepalend voor veel staatsbeleid, politieke agenda’s en verdere conflicten in de achttiende eeuw.
Achtergrond
In 1555, voorafgaand aan zijn troonsafstand een jaar later, droeg Karel V de heerschappij over de Lage Landen over aan zijn zoon Filips II. Karel V was lid van de machtige Habsburgfamilie, een krachtige steunpilaar van de Kerk van Rome. Hij had zich ingespannen om de ‘nieuwe leer’ van de protestanten de kop in te drukken, kort nadat die in 1517 door Maarten Luther (1483-1546) in het Heilige Roomse Rijk was geïntroduceerd. Omstreeks 1540 vestigde de Reformatie zich ook in de Lage Landen met het optreden van de wederdopers, oorspronkelijk een sektarische afsplitsing van Ulrich Zwingli’s (1484-1531) hervormingsbeweging. Daarna volgden de calvinisten, die de leer van de Franse humanist Johannes Calvijn (1509-1564) onderhielden. Aan Filips II werd dus niet alleen de regering van de Lage Landen toevertrouwd, maar eveneens de taak om daar de protestantse ketterij uit te roeien.
Filips II koesterde buiten de belastinginkomsten weinig belangstelling voor de Lage Landen en stuurde zijn halfzuster Margaretha van Parma om er de landvoogdij uit te oefenen, daarbij ondersteund door onder anderen Emmanuel Philibert, Hertog van Savoye (1528-1580) en kardinaal Antoine Perrenot de Granvelle (1517-1586). In 1550 voor het laatst was namens Karel V een plakkaat uitgevaardigd waarin het de protestanten werd verboden geschriften te publiceren of onderwijs, samenkomsten en godsdienstige bijeenkomsten te organiseren, onder vaststelling van bijbehorende straffen waaronder voor mannen onthoofding met het zwaard en voor vrouwen levend begraving, dan wel voor beide geslachten de brandstapel en verbeurdverklaring van goederen. Onder het nieuwe bewind van Filips II werd dit verbod in 1566 eenvoudig herhaald. Granvelle, die leiding gaf aan de inquisitie, let streng toezien op naleving van het plakkaat in het gehele gebied van de Lage Landen.
Nederlandse edelen maakten bezwaar tegen Granvelles vervolgingen; onder hen ook Willem de Zwijger die toen in 1559 weliswaar katholiek was, maar in zijn jeugd een lutherse opvoeding had genoten en een voorstander was van gewetensvrijheid in godsdienstige zaken. Hij werd gesteund door andere edelen, waaronder Filips van Montmorency, Graaf van Horn (ca. 1525-1568) en Lamoraal, Graaf van Egmond (1522-1568) bij zijn oproep om Granvelle terug te laten roepen naar Spanje, maar Margaretha van Parma weigerde hieraan gehoor te geven; zij was nu juist belast met de taak de calvinistische ketterij uit te roeien.
Vanaf 1556-1557 begon Filips II met hogere belastingheffingen in de Nederlanden om zijn buitenlandse oorlogen te kunnen blijven bekostigen bij een dreigend staatsbankroet. In 1559 voerde Granvelle, nog steeds hoofd van de Inquisitie, een reorganisatie door bij de bisdommen in de Lage Landen waarbij hij zichzelf als hoofd aanstelde. Ook deze maatregel onttrok macht (en aanzienlijke inkomsten) aan de Nederlandse adel ten voordele van Spanje. Willem van Oranje, als stadhouder (bestuurder) van Filips II, voerde nu aan dat Granvelle zijn bevoegdheden had overschreden en slaagde er in 1564 alsnog in hem naar Spanje te laten terugroepen. Samen met Egmond en Horn zette hij Margaretha van Parma onder druk om de vervolging van protestanten op te schorten. In 1562 hadden de calvinisten de koning al een Nederlandse Geloofsbelijdenis (Confessio Belgica) doen toekomen, in de hoop dat een welomschreven geloofsdocument hem zou kunnen overhalen zijn beleid te wijzigen.
Margaretha verwelkomde elk voorstel dat een eind kon maken aan de godsdienstige verdeeldheid, maar in 1566 breidden de calvinisten hun Beeldenstorm, begonnen in Vlaanderen, uit door alle Lage Landen waarbij ze katholieke beelden, schilderijen, kunstwerken, kloosters en kerken vernielden. Margaretha deed een beroep op Willem de Zwijger om hieraan een einde te maken, maar voordat deze actie kon ondernemen, arriveerde de hertog van Alva met orders van Filips II om korte metten te maken met deze en andere ongeregeldheden. Alva’s hardvochtige vervolging van de protestanten die nu werd ingezet, was in 1568 voor Margaretha van Parma reden om af te treden; Willem de Zwijger vluchtte naar zijn familieslot de Dillenburg in een Duits gebiedsdeel van het Heilige Roomse Rijk. Horne en Egmond bleven; zij behoorden in hetzelfde jaar bij de eersten die wegens hoogverraad, tot uiting gekomen in hun tolerante houding ten opzichte van de ketters, met het zwaard werden onthoofd.
Alva installeerde de Raad van Beroerten (in de Nederlanden bekend als de Bloedraad) om de ketterij uit te roeien en de orde te herstellen, terwijl Willem de Zwijger vanuit de Dillenburg het verzet tegen het Spaanse regime organiseerde en terugkeerde aan het hoofd van zijn troepen. Op 23 mei 1568 wonnen Duitse huurlingen de Slag bij Heiligerlee onder leiding van Willems broers Lodewijk en Adolf, waarbij deze laatste het leven liet: het begin van de Tachtigjarige Oorlog.
Oorlog 1568-1579
Tegen die tijd woedden in Frankrijk al zes jaar godsdienstoorlogen, waarbij protestantse ketters naar de Lage Landen vluchtten, maar nu kregen zij te maken met Alva’s vervolgingsbeleid waardoor ook Nederlandse protestanten elders een goed heenkomen moesten zoeken. De historicus Diarmaid McCulloch schrijft:
Alva’s bestraffing van het gebied bevestigde de ergste vrezen die de voorgaande jaren hadden opgeroepen: hij executeerde twee leidende edelen in 1568, samen met 1000 anderen, en de Spaanse troepen gedroegen zich als een bezettende macht in vijandig gebied. Duizenden ontvluchtten de Nederlanden; het was een zeer veelbetekenend moment voor het protestantisme toen hun gemeenschap uit Antwerpen, het noordelijke centrum van cultureel en intellectueel onderzoek, werd verspreid over Europa naar gastvrije uitwijkplaatsen in Londen, Emden en de Duitse gebieden. (312)
Alva stuurde zijn strijdkrachten naar het zuiden, daarbij de noordelijke gebieden zonder noemenswaardige defensie achterlatend. Hij versloeg Willem de Zwijger in een reeks van veldslagen. Maar in 1572 stuurde Elizabeth I van Engeland (r. 1558-1603) de Watergeuzen (onafhankelijke vrijbuiters met kaperbrieven van Oranje) weg uit haar havens, waarna dezen zonder veel moeite de Noord-Nederlandse havensteden Brielle en later Vlissingen veroverden. Hiermee kregen de protestanten eigen uitvalsbases in handen en werden andere noordelijke steden aangemoedigd ook hun steun te betuigen aan Willem de Zwijger.
De Watergeuzen ontwikkelden zich tot een effectieve militaire factor bij het verslaan van Spaanse vlooteenheden in 1573 en 1574. Op dit punt, toen het oorlogsverloop zich keerde tegen Spanje dat problemen kreeg met de financiering, werd Alva teruggeroepen en vervangen door Luis de Requesens y Zúñiga (1528-1576) als landvoogd. Requesens ontbond de Raad van Beroerten en begon onderhandelingen met Willem de Zwijger en andere protestantse leiders met het doel de vijandelijkheden te beëindigen. Maar vrede bleef ver buiten bereik doordat Filips II weigerde compromissen te sluiten op het punt van ketterij, en de protestanten van hun kant weigerden de bepaling te accepteren dat de katholieke kerk in de gehele Lage Landen moest worden hersteld.
Requesens stierf begin 1576 en werd vervangen door Filips’ halfbroer Jan van Oostenrijk ofwel Don Juan (1547-1578), die arriveerde nadat in november de Pacificatie van Gent was getekend. Deze was opgesteld in reactie op de muiterij van Spaanse huurlingenlegers die al twee jaar geen betaling hadden ontvangen en steden begonnen te plunderen: de Spaanse Furie. De Pacificatie leidde tot hun terugtrekking uit de Lage Landen en zelfs bijna tot het sluiten van vrede; maar ook nu kon geen overeenkomst over de godsdienstvrijheid worden bereikt en dus werd de oorlog hervat.
Jan van Oostenrijk bracht de protestanten een aantal verwoestende nederlagen toe, waarna hij in 1578 overleed aan de gevolgen van tyfus. Zijn opvolger Alexander Farnese, hertog van Parma (1545-1592) was als legeraanvoerder even succesvol als zijn voorgangers Alva en Jan van Oostenrijk. Hij behaalde echter zijn overwinningen voornamelijk in het zuiden, terwijl in 1579 de noordelijke gewesten (waaronder Vlaanderen, Friesland, Holland, Utrecht en Zeeland) zich aaneensloten in de Unie van Utrecht, zich daarmee onafhankelijk verklarend van Spanje. Dit leidde in het zuiden tot de totstandkoming van de Unie van Atrecht waarbij gewesten als Henegouwen en Artois zich verbonden met Parma en de katholieke zaak.
Anjou & de moord op Oranje
Pogingen om de partijen van Utrecht en Atrecht te verzoenen faalden jammerlijk omdat een compromis over godsdienstige zaken zelfs niet bespreekbaar was. Op aandringen van Willem de Zwijger nodigde de Staten-Generaal hertog Frans van Anjou (1555-1584) uit om soeverein van de Lage Landen te worden en deze arriveerde in 1582. Hij was de jongste zoon van Catharina de Medici (1519-1589) en voelde zich door zijn broers en zusters steeds op het tweede plan gezet. Nu bevond hij zich in de Lage Landen in een vergelijkbare situatie, met tegenover zich Willem de Zwijger en de Staten-Generaal die meer werkelijke macht hadden dan hijzelf, de soeverein. Om zijn macht te vergroten liet hij in 1583 zijn troepen een aanval uitvoeren op Antwerpen, waarbij zij werden omsingeld en verslagen: de zogenaamde Franse Furie. Anjou keerde vernederd terug naar Frankrijk en ook Willem van Oranje leed hierbij aanzienlijk gezichtsverlies: hij was degene die de Fransman had binnengehaald.
Filips II zette nu een prijs op Willems hoofd; dit zette de pro-Spaanse katholiek Balthasar Gerards ertoe aan hem te vermoorden in juli 1584. Gerards werd vervolgens doodgemarteld, maar werd beschouwd als martelaar voor de katholieke zaak zoals Willem dat was voor de protestanten. De Staten-Generaal bood nu de kroon aan aan Elizabeth I, maar zij weigerde en beloofde in plaats daarvan een protectoraat en militaire ondersteuning. Dit werd geen succes. Willems zoon Maurits van Oranje (1567-1625) nam nu het leiderschap over, hierbij aanvankelijk gesteund door Oldenbarnevelt en anderen.
Parma’s strijdkrachten hadden zich inmiddels gemengd in de oorlogen in Frankrijk, wat Maurits de gelegenheid gaf zijn leger te hervormen door verbetering van de discipline en het ontwerpen van een nieuwe strategie. Geïnspireerd door militaire tactieken en troepenformaties van het oude Rome, installeerde Maurits nieuwe legereenheden en voerde de tactiek van ononderbroken vuursalvo’s in met georganiseerde terugmars, waarbij een rij infanteristen na het ontladen van hun wapens de formatie splitste, langszij geordend terugmarcheerde en aansloot bij de achterhoede, inmiddels hun geweren herladend, terwijl de tweede rij dezelfde manoeuvre inzette. Maurits’ vernieuwingen worden beschouwd als begin van het paradigma van moderne oorlogvoering dat later werd doorontwikkeld door Gustaaf Adolf van Zweden (1594-1632) in de Dertigjarige Oorlog.
Filips II overleed in 1598 en werd opgevolgd door Filips III die zijn beleid voortzette, maar nu waren de Nederlandse troepen beter getraind en daardoor effectiever. Spanje had al een zware slag geïncasseerd met het verlies van de Armada in 1588 bij een poging tot invasie van Engeland en tegelijkertijd hadden de noordelijke gewesten zich krachtiger verenigd zodat zij in staat waren oorlogsvloten uit te zenden die de Spaanse belangen bedreigden, daarbij reserves en manschappen onttrekkend aan de Spaanse inzet in de Lage Landen. De Nederlands-Portugese Oorlog (1602-1663, ook bekend als de Specerijenoorlog) leidde Spanje verder af bij pogingen de kolonies in haar greep te houden. Bij dit alles kostte het rekruteren van troepen en het bouwen van versterkingen beide oorlogvoerende partijen zeer veel geld, waardoor de oorlog geleidelijk vertraagde tot er uiteindelijk een wapenstilstand werd bereikt, bekend geworden als het Twaalfjarig Bestand.
Twaalfjarig Bestand & Dertigjarige Oorlog
De wapenstilstand was voornamelijk het werk van de staatsman Johan van Oldenbarnevelt uit Holland, die vooral bekend was als oprichter van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in 1602. Hij ging voorbij aan de bezwaren van Maurits van Oranje die overtuigd was dat hij de oorlog met militaire middelen zou kunnen beëindigen. Toen de wapenstilstand eenmaal een feit was en de Nederlandse protestanten zich geen zorgen meer behoefden te maken over de oorlogvoering, keerden ze zich tegen elkaar als liberale en behoudende facties, elk op zoek naar politieke machtsversterking. Oldenbarnevelt, als voorstander van godsdienstige verdraagzaamheid, wist de ontbinding te bewerkstelligen van gewapende stedelijke milities die de meer radicale en conservatief-protestantse elementen binnen de Staten-Generaal steunden, en lokte daarmee een staatsgreep uit van Maurits die zijn positie als kapitein-generaal (opperbevelhebber) bedreigd zag. Oldenbarnevelt werd op bevel van de conservatieven die door Maurits werden gesteund, met een aantal aanhangers gearresteerd, veroordeeld wegens hoogverraad en geëxecuteerd.
Gedurende het bestand had Oldenbarnevelt Holland evenwel tot een machtige staat binnen de Republiek weten te smeden. De Dertigjarige Oorlog begon in 1618 toen Ferdinand II (1578-1637) als koning van Bohemen werd afgezet en de Republiek steunde zijn opvolger Frederik V (1596-1632) met wapens en voorraden. De Nederlandse interventie in Bohemen markeerde de eerste bemoeienis van een buitenlandse macht met wat begon als een burgeroorlog maar uiteindelijk uitliep op een alomvattend Europees conflict.
Filips III v Spanje stierf in 1621 en werd opgevolgd door Filips IV die vertrouwde op de adviezen van zijn eerste minister Gaspar de Guzmán. Deze was ongerust over de ontwikkelingen in de Lage Landen gedurende de wapenstilstand en in het bijzonder over de opbloei van de Nederlandse handel ten koste van de Spaanse. In 1621 werden de vijandelijkheden hervat na instelling van Spaanse embargo’s, op voorstel van Guzmán, die de scheepvaart bemoeilijkten en de Nederlandse economie benadeelden.
Maurits van Oranje stierf in 1625 en werd opgevolgd door zijn halfbroer Frederik Hendrik, Prins van Oranje (1584-1647). Frederik Hendrik weigerde zich te laten meesleuren in de politieke machinaties van de diverse religieuze en politieke facties en slaagde erin de Nederlandse economie opnieuw tot bloei te brengen. Hij moedigde initiatieven aan voor oprichting van de West-Indische Compagnie (1621) die de stichting van Nieuw-Nederland in Noord-Amerika mogelijk maakte en naast de VOC vitale bijdragen leverde aan de Republiek met de trans-Atlantische slavenhandel, de handel in goederen en de kaapvaart. Spanje was verstrikt in de Dertigjarige Oorlog die middelen onttrok aan de strijd tegen de Lage Landen, zodat Frederik Hendrik in 1632 een beslissende overwinning kon behalen met de succesvolle belegering van Maastricht.
Frederik Hendrik beloofde garanties voor de vrijheid van godsdienstuitoefening aan de katholieke bevolking in alle veroverde gebieden, teneinde vrede mogelijk te maken, maar de vredesbesprekingen werden gerekt doordat sommige gedelegeerden weigerden concessies te doen op diverse punten, waaronder juist ook de kwestie van religieuze tolerantie. Door deze vertraging kon Spanje haar strijdmacht reorganiseren en de oorlog nieuw leven inblazen. In 1635 verbond Frankrijk zich met de Republiek en raakte zo ook bij de Dertigjarige Oorlog betrokken. De vijandelijkheden werden voortgezet tot 1648 toen beide oorlogen werden beëindigd met de Vrede van Westfalen.
Conclusie
De Tachtigjarige Oorlog eindigde met de erkenning van de onafhankelijke Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden door Spanje en anderzijds de erkenning van de door Spanje beheerste zuidelijke Nederlanden door de Republiek. In het vredesverdrag van Münster was dit in januari 1648 al min of meer omschreven, maar er werden diverse bepalingen en documenten toegevoegd zodat met de aanvaarding daarvan in oktober 1648 een einde kwam aan twee van de langste en kostbaarste conflicten uit de Europese geschiedenis. De Tachtigjarige Oorlog kostte naar schatting tussen 100.000 en 500.000 levens en voor de Dertigjarige Oorlog ligt dit getal rond de acht miljoen.
De Tachtigjarige Oorlog brak de Spaanse macht over de Lage Landen en verdeelde het gebied in wat zou uitgroeien tot Nederland in het noorden en België en Luxemburg in het zuiden. De oprichting van de Oost- en West-Indische Compagnieën gaf de Republiek een plaats tussen de leidende Europese machten in de zeventiende eeuw, met deelname aan de trans-Atlantische slavenhandel, de commerciële scheepvaart en de kolonisatie van onder meer de Amerika’s, West-Afrika en de Caribische gebieden.
De uiteindelijke erfenis van de oorlog is nog steeds onderwerp van debat over de kwestie hoe de positieve resultaten moeten worden afgewogen tegen het enorme verlies aan mensenlevens – voor, tijdens en na de oorlog – en de wijdverbreide verwoesting, uitgevoerd door mensen die niet bereid waren compromissen te sluiten of zelfs maar elkaar met rust te laten. Of het nu ging over de Habsburgse koningen van Spanje tegenover de Nederlanden in het algemeen, over protestanten tegenover katholieken, over de ene protestantse sekte tegenover de andere, of over verdeeldheid binnen zo’n groep: er deden zich voor hen in die ruim honderd jaar meermalen kansen voor om tot vrede te komen – maar die kwam er niet, ten gevolge van de voortdurende demonisering, door alle betrokkenen, van diegenen die er andere overtuigingen en waarden op na hielden dan zijzelf.