Jean-Paul Sartre

Definitie

Donald L. Wasson
door , vertaald door Theo Poot
gepubliceerd op 09 augustus 2024
Beschikbaar in andere talen: Engels, Frans, Portugees, Spaans, Turks
Luister naar dit artikel
X
Artikel afdrukken
Jean-Paul Sartre (by Willy Pragher, Public Domain)
Jean-Paul Sartre
Willy Pragher (Public Domain)

Jean-Paul Sartre (1905-1980) was de Franse filosoof die de existentialistische beweging in de 20e eeuw belichaamde. Hij werd beschouwd als een intellectueel bij uitstek en was niet alleen auteur van filosofische werken, maar ook biograaf, toneelschrijver en romancier. In 1964 werd hem de Nobelprijs voor Literatuur toegekend, die hij echter weigerde.

De thema's die Sartre in zijn geschriften verkende, worden als typisch existentialistisch gezien: "het primaat van het bestaan van het individu, de menselijke vrijheid en het ontbreken van objectieve waarden" (Stangroom, 144). Sartre's filosofie "bezit een helderheid en kracht die de tijdgeest op een krachtiger manier vat dan die van zijn voorgangers of van existentialistische tijdgenoten" (Stokes, 235), en "zijn ideeën kunnen vertaald worden in waarden die we ons kunnen toe-eigenen voor het dagelijks leven" (Oliver, 128).

Jonge jaren

Jean-Paul Sartre werd in 1905 geboren in een welgesteld gezin uit de middenklasse in Parijs. Na de dood van zijn vader - Sartre was toen nog maar één jaar oud - moest hij bij zijn grootvader van moederskant, Karl Schweitzer, wonen. Hij had geen gelukkige jeugd; zijn grootvader was streng en dominant. De jonge Sartre, die maar weinig goede vrienden had en leed aan een oogaandoening die zijn uiterlijk aantastte, bracht de meeste tijd door in de bibliotheek van zijn grootvader om te lezen en te schrijven. Stangroom schreef dat "ongeacht de moeilijkheden in zijn jeugd, het al heel vroeg duidelijk was dat Sartre extreem slim was ... hij was een wonderkind" (144). Hij studeerde niet alleen af aan de prestigieuze École Normale Supérieure in 1927, maar studeerde ook filosofie in Freiburg, Zwitserland, en in Berlijn. In zijn studietijd in Parijs ontmoette hij zijn toekomstige levenspartner Simone de Beauvoir (1908-1986), studente aan de Sorbonne, de latere grondlegster van het filosofisch feminisme en auteur van Le deuxième Sexe (De tweede sekse). Na zijn afstuderen aan de École werkte Sartre als leraar op een middelbare school. In 1939, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog (1939-45), ging hij in militaire dienst; het jaar daarop werd hij gevangen genomen.

Veel dissidenten en jonge mensen die ZICH om wat voor reden dan ook VAN de maatschappij wilden LOSMAKEN, voelden zich tot Sartre aangetrokken.

Tijdens zijn verblijf in de gevangenis las hij de filosofische werken van Martin Heidegger (1889-1976), een andere existentialist en auteur van Sein und Zeit. Vrijgelaten in 1941, keerde hij terug naar het bezette Parijs en begon weer les te geven. Tegen die tijd had hij al twee boeken gepubliceerd: La Transcendance de l'Ego (Het Ik is een ding, 1936) en de roman La Nausée (De walging, 1938). Toen de oorlog vorderde, raakte hij betrokken bij het Franse verzet. Na de oorlog gaf Sartre zijn baan als leraar op en vanaf dat moment tot aan zijn dood in 1980 werd hij een politiek activist, die zichzelf tot marxist verklaarde. Hij raakte echter gedesillusioneerd in de Communistische Partij nadat de Sovjet-Unie de Hongaarse Opstand van 1956 had onderdrukt. Tijdens de Koude Oorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie kritiseerde en prees hij de activiteiten van de Sovjets. Onder zijn beste vrienden bevonden zich Albert Camus (1913-1960) en Maurice Merleau-Ponty (1908-1961). Deze laatste, Beauvoir, en Sartre richtten het tijdschrift Les Temps modernes op. Camus en Sartre kregen in 1951 ruzie vanwege Sartre's marxistische standpunten; ze spraken elkaar nooit meer.

Fasen in Sartres filosofie

Sartre's leven als filosoof valt uiteen in drie stadia of fasen, die elk onder invloed stonden van een bepaalde filosoof. In de eerste fase werd hij beïnvloed door Edmund Husserl (1859-1938) en schreef hij La Nausée en L'Imaginaire. In de tweede fase werd hij beïnvloed door Heidegger. In deze periode schreef Sartre L'Être et le Néant en L'existentialisme est un humanisme. In de derde en langste fase tenslotte werd Sartre vooral beïnvloed door Karl Marx (1818-1883) en Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831). Veel dissidenten en jonge mensen die zich om wat voor reden dan ook uit de maatschappij wilden losmaken, voelden zich aangetrokken tot Sartre. Later, tegen het einde van deze fase, gaf Sartre toe dat hij misschien overdreef in hoeverre een individu zichzelf kan bevrijden van de druk van de maatschappij.

Existentialisme

Per definitie houdt het existentialisme zich bezig met een individu dat een vrije wil heeft terwijl hij "in een absurde en betekenisloze wereld staat" (Stokes, Glossary). In zijn Existentialisme is een humanisme definieerde Sartre het existentialisme als een "doctrine die menselijk leven mogelijk maakt en ook bevestigt dat elke waarheid en elke actie een omgeving en een menselijke subjectiviteit impliceren" (18). Een existentialist spreekt over het individu en de noodzaak om verantwoordelijkheid te nemen in alle kleine zaken.

Sartre, Beauvoir, and Viana
Sartre, Beauvoir en Viana
Arquivo Nacional (Public Domain)

Vanaf de tijd van Søren Kierkegaard (1813-1855) hebben existentialisten de vrijheid centraal gesteld in hun filosofie. Sartre drukte dit concept uit in de zin "bestaan gaat vooraf aan essentie". Het betekent dat de mensheid allereerst bestond, zonder doel of definitie. Dit idee staat in schril contrast met eerdere filosofieën zoals die van Aristoteles (384-322 v. Chr.). In zijn Ethica beweert Aristoteles dat de mensheid is geschapen om een doel te vervullen, en dat vervulling bestaat uit het streven naar een doel. Net als Aristoteles geloofde Thomas van Aquino, de 13e-eeuwse kerkfilosoof, dat alle dingen naar een ultiem doel streven; daarom geloofde hij dat essentie voorafgaat aan bestaan. Een voorwerp, neem een eierwekker, heeft een doel (zijn essentie), en dat is om het koken van eieren te timen. Het doel van de eierwekker was er voordat hij werd gemaakt; maar een individu verschilt van een eierwekker of van elk ander object.

Sartre geloofde dat individuen bestaan, maar niet voor een bepaald doel, schreef hij:

Het atheïstisch existentialisme ... is consistenter. Het stelt dat als God niet bestaat, er tenminste één wezen is bij wie bestaan voorafgaat aan essentie - een wezen wiens bestaan er is voor zijn essentie is bepaald, een wezen dat bestaat voordat het gedefinieerd kan worden door enig concept ervan. ... de mens bestaat eerst: hij materialiseert zich in de wereld, ontmoet zichzelf en definieert zichzelf pas daarna.

(Existentialisme is een humanisme, 22)

In dit concept van 'bestaan voor essentie', bestáát het individu eerst en wordt dan een "constructie" die gebouwd en herbouwd moet worden op basis van ervaringen en gedrag.

Vrijheid en kwade trouw

Volgens Sartre zijn individuen vrij, maar deze vrijheid brengt voor het individu een enorme last en verantwoordelijkheid met zich mee die het niet altijd wil erkennen. Men is zelf de enige die oordeelt over de eigen daden en er is niemand of niets om hem te helpen beslissen. Deze vrijheid kan ertoe leiden dat iemand zich afvraagt wat eigenlijk goed en fout gedrag is: een vraag naar moraliteit.

Sartre geloofde dat, omdat er geen God is om een individu een doel of een excuus te geven, men vrij is om het leven te kiezen dat men wil.

Sartre geloofde dat, in een goddeloze wereld, individuen geen ander alternatief hebben dan zelf te kiezen en zo hun eigen waarden te creëren. Hij geloofde dat mensen veroordeeld zijn om vrij te zijn. Men ontsnapt aan deze keuzevrijheid en de bijbehorende verantwoordelijkheid door te beweren dat zijn daden worden beheerst door een of andere strikte morele code. Sartre beschouwde dit excuus als rationalisatie. Men verklaart of rechtvaardigt doelbewust zijn gedrag met wat men gelooft dat logische redenen zijn. Deze excuses brengen het bestaan van een hogere macht met zich mee. En het bestaan van een hogere macht of God is één aspect van het existentialisme. De meeste existentialisten zijn atheïsten - Kierkegaard was een zeldzame uitzondering. Als atheïst geloofde Sartre dat, omdat er geen God of ontwerper is om een individu een doel te geven of een excuus, men vrij is om het leven te kiezen dat men wil. Interessant genoeg is iemand niet vrij om absoluut alles te doen wat hij wil; er zijn grenzen, maar Sartre wilde niet dat mensen zouden denken dat gebeurtenissen uit het verleden hun leven bepalen. Geloof in God is echter, net als elke andere keuze, persoonlijk; het is zowel een gekozen leven als een gekozen doel.

Hoewel het individu de vrijheid heeft om te kiezen, is dit soms moeilijk te accepteren. Individuen zijn verantwoordelijk voor alles wat ze doen zonder zich te kunnen verontschuldigen; er is niemand anders om de schuld te geven, zoals een hogere macht of de menselijke natuur. Stokes schreef dat ze hun keuzes maken onder druk van drie soorten lasten: angst, verlatenheid en wanhoop. Angst komt voort uit het besef van verantwoordelijkheid. Alles wat iemand doet heeft invloed op anderen. Wanneer iemand een keuze maakt, is dat niet alleen een persoonlijke keuze, maar ook een statement naar anderen. In verlatenheid wordt iemand aan zichzelf overgelaten; er is geen God of medemens om te helpen of leiding te geven. Bij wanhoop ten slotte, moet iemand handelen zonder hoop, waarbij het instinct dat alles wel goed zal komen, overboord wordt gegooid. Individuen moeten vertrouwen op wat ze zelf kunnen doen en niet in de valstrikken van de kwade trouw belanden.

Sartre and Beauvoir in Israel
Sartre en Beauvoir in Israël
Government Press Office, Israel (CC BY-NC-SA)

Sartre confronteert de mensheid met de onvermijdelijke verantwoordelijkheid om te kiezen, maar deze radicale vrijheid heeft gevolgen. Het kan zijn dat men zich niet realiseert dat men een keuze moet maken en vervalt in kwade trouw waarin men zichzelf uiteindelijk bedriegt. Je gelooft dat je, net als een object (de eierwekker), voorbestemd bent om te zijn wie je bent en te handelen zoals je doet. Stephen Law geeft in zijn The Great Philosophers een voorbeeld van kwade trouw: een ober is vrij om tafels te blijven bedienen of weg te gaan om te reizen of een andere carrière te kiezen. De keuze is aan hem, maar hij bedriegt zichzelf door te doen alsof hij gemaakt is om ober te zijn en er geen sprake is van een eigen keuze.

Er ontstond verwarring in de manier waarop Sartre bewustzijn definieerde. In L'Être et le Néant verdeelde hij het "zijn" in twee domeinen: "het zijn voor zichzelf", wat eenvoudigweg gedefinieerd is als bewustzijn, en "het zijn in zichzelf", wat al het andere omvat. Het "voor zichzelf" wordt gekarakteriseerd door de term "nietsheid" of leegte, die in het hart van het zijn ligt. Dit geeft aan dat er geen menselijke essentie is. Sartre geloofde dat bewustzijn mogelijkheid impliceert, en daarin ligt de vrijheid. De keuzes die mensen maken zijn de hunne en de hunne alleen, maar een persoon moet zich realiseren dat hij geen beslissing in een vacuüm neemt en de specifieke kenmerken van de situatie onder ogen zien, want er zijn dingen die niet veranderd kunnen worden: iemands leeftijd en genetica. Iemand moet authentiek kiezen en erkennen dat hij vrij kiest.

Conclusie

Sartre stierf in 1980. Stangroom wees erop dat Sartre zijn leven lang door een aantal specifieke zaken in beslag werd genomen. Hij leefde in een tijd van politieke en sociale onrust en vanaf het einde van de oorlog bleef hij een politiek activist. Als existentialist kreeg Sartre ook kritiek. Hoewel het geen verdediging van zijn overtuigingen is, bevat het einde van Existentialisme is een humanisme enkele antwoorden op zijn critici en vat hij er het existentialisme samen:

Het existentialisme is niet zozeer een atheïsme in de zin dat het zichzelf zou uitputten in pogingen om het niet-bestaan van God aan te tonen, het bevestigt eerder dat zelfs als God zou bestaan, het geen verschil zou maken - dat is ons standpunt. (53)

Hij concludeerde dat "wat de mens nodig heeft, is zichzelf te herontdekken en te begrijpen dat niets hem van zichzelf kan redden, zelfs niet een geldig bewijs van het bestaan van God." (53)

Vragen en antwoorden

Waar staat Jean-Paul Sartre om bekend?

Jean-Paul Sartre (1905-1980) was een Franse existentialistische filosoof, biograaf, toneelschrijver en romanschrijver. Hij was een bepalende figuur van de existentialistische beweging in de 20e eeuw.

Wat is de belangrijkste filosofie van Sartre?

Jean-Paul Sartre (1905-1980) was een existentialist en geloofde dat individuen vrij zijn om hun eigen keuzes te maken, maar dat ze ook verantwoordelijk zijn voor alles wat ze doen zonder een excuus te hebben.

Over de vertaler

Theo Poot
1953. Na 45 jaar onderwijs nu gepensioneerd. Ervaring in basis- en voortgezet onderwijs (docent geschiedenis), educatief schrijven en redactie (geschiedenismethodes, digitale projecten), toets- en examenconstructie.

Over de auteur

Donald L. Wasson
Donald onderwees klassieke, middeleeuwse en de geschiedenis van de Verenigde Staten aan Lincoln College (Normal, Illinois) en is en zal altijd een student geschiedenis blijven, vanaf het moment dat hij in aanraking kwam met Alexander de Grote. Hij draagt graag kennis over aan zijn studenten.

Dit werk citeren

APA-stijl

Wasson, D. L. (2024, augustus 09). Jean-Paul Sartre [Jean-Paul Sartre]. (T. Poot, Vertaler). World History Encyclopedia. Ontleend aan https://www.worldhistory.org/trans/nl/1-23359/jean-paul-sartre/

Chicago stijl

Wasson, Donald L.. "Jean-Paul Sartre." Vertaald door Theo Poot. World History Encyclopedia. Laatst gewijzigd augustus 09, 2024. https://www.worldhistory.org/trans/nl/1-23359/jean-paul-sartre/.

MLA-stijl

Wasson, Donald L.. "Jean-Paul Sartre." Vertaald door Theo Poot. World History Encyclopedia. World History Encyclopedia, 09 aug 2024. Web. 17 nov 2024.