The Aedilis was een beambte van de Romeinse Republiek die de Romeinse wegen onderhield, toezicht hield op de graan- en watervoorziening en naast andere taken de burgers van de stad voorzag van spelen. Oorspronkelijk waren het plebejers en werden jaarlijks verkozen door het Consilium Plebis oftewel Raad van Plebejers, echter vanaf 367 v.Chr. sloten twee aedile curules uit de patricische klasse zich aan bij hun plebejische collega’s. De rol ontwikkelde en breidde zich uit gedurende de Romeinse Republiek en het ambt van aedilis werd vaak gezien als een integraal onderdeel van de cursus honorum, een stap op de weg om consul te worden. Doordat Augustus veel van de taken van de aedilis op zich nam en met de opkomst van het Romeinse Keizerrijk, verdween het ambt.
Ontwikkeling van de Rol
Na de heerschappij van de Etruskische koningen kwam het Romeinse volk met een innovatieve vorm van bestuur: de republiek. The aristocratische families – de patriciërs – creëerden een systeem met drie takken dat bestond uit een volksvergadering, een senaat en twee bestuurders die consuls werden genoemd. Deze consuls werden verkozen door de volksvergadering, en, terwijl ze maar een termijn van één jaar dienden, hadden de macht van een koning. De groei van de stad en de last van het beheer van de nieuw verworven provincies langs de Middellandse Zee maakte extra magistraten noodzakelijk om enkele bevoegdheden van de consuls over te nemen. Tot deze nieuwe beambten behoorden de praetor, die recht sprak, de quaestor die de financiële zaken regelde en de aedilis die (naast andere taken) de Romeinse wegen onderhield, het toezicht op de graan- en watervoorziening had en de burgers van de stad voorzag van spelen.
Ook al is er wat bewijs dat aangeeft dat het ambt al bestond onder de Etrusken, als beheerder van archieven en publieke gelden, namen de aedilis – in het begin werden er twee gekozen uit de plebejische klasse – gedurende de Republiek hun plaats in als ondergeschikte beambten van de tribunen van de plebejers, met het toezicht over de plebejische culten, in het bijzonder die van Ceres en Diana. Ze werden jaarlijks gekozen door het Consilium Plebis oftewel Raad van Plebejers. In 367 v.Chr. twee aedilis curules werden ingesteld en, in tegenstelling tot hun plebejische mede aediles, kwamen zij uit de patricische klasse en werden jaarlijks gekozen door de volksvergadering. Deze latere aediles werden uiteindelijk magistraten en maakte deel uit het cursus honorum. De rol van de aedilis werd uitgebreid met het onderhoud van de cura urbis oftewel structuur van de stad (de wegen, publieke gebouwen en de politie) en de cura annonae oftewel de graanvoorziening van de stad. En, als het noodzakelijk was, kon hij enkele van de taken van de censor overnemen. Maar als belangrijkste taak stonden zij aan het hoofd van de vele jaarlijkse festivals en publieke spelen. Later werd het ambt van aedilis curules ook beschikbaar voor plebejers en na de toelating van de plebejers tot de rang, werd het afwisselend bekleed door zowel patriciërs als plebejers.
Alhoewel het niet als essentieel werd gezien, was het ambt van aedilis een integraal onderdeel van het “Pad van Eer”, een stap voorwaarts op de weg om consul te worden. Een individu kon zijn weg beginnen als militair tribuun, om vervolgens op te klimmen tot het ambt van quaestor. Als hij een plebejers was had hij de mogelijkheid om een tribuun van het plebs te worden of een aedilis. Als je echter een patriciër was, was de enige optie om aedilis te worden. Vandaar, als je succesvol was en indruk had gemaakt op de juiste personen als aedilis, kon je praetor worden, het enige andere beambte naast de consuls met uitvoerende macht (imperium). Uiteindelijk, wanneer je succes had gehad en, zoals sommigen, de juiste mensen had omgekocht, werd je consul, het hoogtepunt van een politieke carrière.
Ondanks dat een ambitieuze aedilis de gebruikelijke staatstoelage ontving om zijn taken uit te voeren, was dat niet altijd voldoende, zeker niet als hij voornemens was om consul te worden. Vaak had hij eigen geld nodig of moest zich zwaar in de schulden steken om gunsten te verwerven in de volksvergadering en de Romeinse senaat en om grootse gladiatoren gevechten en publieke spelen te organiseren. Bij succes zette hij stappen vooruit, zo niet was hij politiek geruïneerd.
Julius Caesar als Aedilis
Een van de meest succesvolle aedile curules was de toekomstige dictator en held van de Gallische Oorlogen: de 35-jarige Julius Caesar. Weinigen evenaarden zijn vastbeslotenheid en ambitie om consul te worden. Aangezien hij uit een patricische familie kwam, kon hij geen tribuun van het plebs worden en daarom richtte hij zich op het ambt van aedilis. In 65 v.Chr., als een van de aediles, regelde hij alles van het herstel van wegen, het onderhoud van tempels, stedelijke criminaliteit en de voorziening van graan en water, echter was zijn grootste verdienste voor Rome het organiseren van publieke spelen.
Door geld te lenen en zich dieper in de schulden te steken, organiseerde hij een grootse viering in september van de Romeinse god Jupiter, tot groot ongenoegen van zijn mede aedilis, Marcus Bibulus. Hij versierde het forum en de Capitolijnse heuvel (de locatie van de tempel van Jupiter), organiseerde publieke banketten, wedstrijden met wilde dieren, uitgebreide toneelproducties en extravagante gladiatorenwedstrijden; hij verscheepte zelf 320 paar gladiatoren naar Rome. Zijn tegenstand in de senaat, de meer conservatieve optimates, hekelden hem. In zijn Twaalf keizers schreef Suetonius, “Caesar … had zo’n immense groep strijders bijeengebracht, dat zijn doodsbange politieke tegenstanders zich haasten een wet door de senaat te krijgen, waarin het aantal gladiatoren die iemand in Rome konden houden beperkt werd …” Ondanks was ze in de senaat er van dachten, hield het publiek van hem; hij zou al snel de positie van praetor verdienen en later die van consul.
Helaas verdween het ambt van aedilis, evenals dat van consul, onder het bewind van Augustus en het keizerrijk. Augustus zelf nam veel van de taken van de aedilis over – velen zagen hem als micro-manager – of wees ze toe aan anderen. Tijdens het bestaan van het ambt gedurende de Republiek zorgde het echter dat zaken in Rome soepel verliepen. De wegen werden onderhouden, de burgers werden gevoed en iedereen werd vermaakt.