
Egypte is een land in Noord-Afrika, aan de Middellandse Zee, en is de thuisbasis van een van de oudste beschavingen op aarde. De naam 'Egypte' komt van het Griekse Aegyptos, de Griekse uitspraak van de oude Egyptische naam 'Hwt-Ka-Ptah' ('Huis van de Geest van Ptah'), oorspronkelijk de naam van de stad Memphis.
Memphis was de eerste hoofdstad van Egypte en een beroemd religieus en handelscentrum; de hoge status ervan blijkt uit het feit dat de Grieken het hele land met die naam aanduidden. Voor de oude Egyptenaren zelf stond hun land simpelweg bekend als Kemet, wat 'Zwart Land' betekent, zo genoemd naar de rijke, donkere grond langs de rivier de Nijl waar de eerste nederzettingen begonnen. Later werd het land bekend als Misr, wat 'land' betekent, een naam die Egyptenaren vandaag de dag nog steeds gebruiken voor hun land. Egypte bloeide duizenden jaren lang (van ca. 8000 v. Chr. tot ca. 30 v. Chr.) als een onafhankelijke natie waarvan de cultuur beroemd was om de grote culturele vooruitgang op elk gebied van de menselijke kennis, van kunst en wetenschap tot technologie en religie. De grote monumenten waar het oude Egypte nog steeds beroemd om is, weerspiegelen de diepte en grootsheid van de Egyptische cultuur die zoveel oude beschavingen beïnvloedde, waaronder die van Griekenland en Rome.
Een van de redenen voor de blijvende populariteit van de Egyptische cultuur is de nadruk op de grootsheid van de menselijke ervaring. Hun grote monumenten, tombes, tempels en kunstwerken vieren het leven en herinneren ons aan wat eens was en waartoe mensen op hun best in staat zijn. Hoewel het oude Egypte in de populaire cultuur vaak wordt geassocieerd met dood en begrafenisrituelen, is er iets dat mensen van alle tijden erin aanspreekt op wat het betekent om mens te zijn, en op de kracht en het nut van het herdenken van het verleden.
Voor de Egyptenaren was het leven op aarde slechts één aspect van een eeuwige reis. De ziel was onsterfelijk en verbleef slechts korte tijd in een lichaam op dit fysieke vlak. Bij de dood zou men het oordeel ondergaan in de Hal der Waarheid en, indien gerechtvaardigd, doorgaan naar een eeuwig paradijs dat bekend stond als Het Rietveld, als spiegelbeeld van iemands leven op aarde. Eenmaal in het paradijs kon men vredig leven in het gezelschap van wie men op aarde liefhad, inclusief zijn huisdieren, in dezelfde buurt bij dezelfde beek, onder dezelfde bomen waarvan men dacht dat ze verloren waren gegaan bij de dood. Dit eeuwige leven was echter alleen beschikbaar voor degenen die goed en in overeenstemming met de wil van de goden hadden geleefd op de meest perfecte plaats die geschikt was voor een dergelijk doel: het land Egypte.
Egypte heeft een lange geschiedenis die veel verder teruggaat dan het geschreven woord, de godenverhalen of de monumenten die de cultuur beroemd hebben gemaakt. Bewijs van overbegrazing door vee op het land dat nu de Sahara-woestijn is, is gedateerd op ongeveer 8000 v. Chr. Dit bewijs, samen met ontdekte artefacten, wijst op een bloeiende agrarische beschaving in de regio in die tijd. Omdat het land toen al grotendeels droog was, zochten jager-verzamelaars nomaden de koelte van de waterbronnen in de vallei van de rivier de Nijl op en begonnen zich daar ergens voor 6000 voor Christus te vestigen.
Georganiseerde landbouw begon in de regio rond 6000 v. Chr. en gemeenschappen die bekend stonden als de Badari-cultuur begonnen te bloeien langs de rivier. Rond die tijd ontwikkelde zich ook de nijverheid, zoals blijkt uit de faience-ateliers in Abydos die dateren van ca. 5500 v. Chr. De Badari werden gevolgd door de Amratische, Gerzeense en Naqada culturen (ook bekend als Naqada I, Naqada II en Naqada III), die alle aanzienlijk bijdroegen aan de ontwikkeling van wat later de Egyptische beschaving zou heten. De geschreven geschiedenis van het land begint ergens tussen 3400 en 3200 v. Chr. toen het hiërogliefenschrift werd ontwikkeld tijdens Naqada III. Tegen 3500 v. Chr. werd mummificatie van de doden toegepast in de stad Hierakonpolis en werden grote stenen tombes gebouwd in Abydos. De stad Xois was volgens de inscripties op de beroemde steen van Palermo al eeuwenoud tussen 3100-2181 v. Chr. Net als in andere culturen wereldwijd, werden kleine agrarische gemeenschappen gecentraliseerd om uit te groeien tot grotere stedelijke centra.
Vroege geschiedenis van Egypte
De Vroegdynastieke Periode in Egypte (ca. 3150 - ca. 2613 v. Chr.) omvatte de vereniging van de noordelijke en zuidelijke koninkrijken onder koning Menes (ook bekend als Meni of Manes) van Opper-Egypte die Neder-Egypte veroverde in ca. 3118 v. Chr. of ca. 3150 v. Chr. Deze versie van de vroege geschiedenis komt uit de Aegyptica (Geschiedenis van Egypte) van de oude historicus Manetho die in de 3e eeuw v. Chr. leefde onder de Ptolemeïsche dynastie (323-30 v. Chr.). Hoewel zijn chronologie door latere historici is betwist, wordt deze nog steeds regelmatig geraadpleegd over de dynastieke opvolging en vroege geschiedenis van het oude Egypte.
Manetho's werk is de enige bron die Menes en zijn verovering noemt, en tegenwoordig wordt gedacht dat de man naar wie Manetho verwijst als 'Menes', dezelfde is als koning Narmer die op vreedzame wijze Opper- en Neder-Egypte verenigde onder één heerschappij. De identificatie van Menes met Narmer is echter verre van algemeen aanvaard en Menes is even geloofwaardig in verband gebracht met de koning Hor-Aha (ca. 3100-3050 v. Chr.) die hem opvolgde. Een verklaring voor de associatie van Menes met zijn voorganger en opvolger is dat 'Menes' een eretitel is die "hij die standhoudt" betekent, dus geen persoonsnaam, en daarom naar meer dan één koning kan verwijzen. De bewering dat het land werd verenigd door een militaire campagne is ook betwist doordat het beroemde Narmer-palet, dat een militaire overwinning afbeeldt, door sommige geleerden wordt beschouwd als koninklijke propaganda. Het land kan eerst vreedzaam verenigd zijn, maar dit lijkt onwaarschijnlijk.
De geografische aanduiding in het oude Egypte volgt de richting van de rivier de Nijl en dus is Opper-Egypte de zuidelijke regio en Neder-Egypte het noordelijke gebied dichter bij de Middellandse Zee. Narmer regeerde vanuit de stad Hierakonopolis en vervolgens vanuit Memphis en Abydos. De handel nam aanzienlijk toe onder de heersers van de Vroege dynastie in Egypte en het begraven in grote mastaba's, voorlopers van de latere piramides, ontwikkelde zich tot de Egyptische begrafenispraktijken die ook steeds uitgebreider mummificatietechnieken omvatten.
De Goden
Vanaf de Predynastieke Periode in Egypte (ca. 6000 - ca. 3150 v. Chr.) was het geloof in goden bepalend voor de Egyptische cultuur. Een vroeg-Egyptische scheppingsmythe vertelt over de god Atum die vóór het begin der tijden midden in de kolkende chaos stond en de schepping in het leven riep. Atum werd vergezeld door de eeuwige kracht van heka (magie), verpersoonlijkt in de god Heka en door andere spirituele krachten die de wereld zouden bezielen. Heka gold als de oerkracht die het universum doordrong en ervoor zorgde dat alle dingen werkten zoals ze werkten; hij maakte ook de centrale waarde van de Egyptische cultuur mogelijk: ma'at, harmonie en balans.
Alle goden en al hun verantwoordelijkheden gingen terug op ma'at en heka. De zon kwam op en ging onder zoals ze deed en de maan reisde langs de hemel en de seizoenen kwamen en gingen in overeenstemming met de balans en orde die mogelijk waren dankzij deze twee instanties. Ma'at werd ook gepersonifieerd als een godheid, de godin van de struisvogelveer, aan wie elke koning zijn volledige krachten en toewijding beloofde. De koning werd geassocieerd met de god Horus in het leven en Osiris in de dood, gebaseerd op een mythe die uitgroeide tot de populairste in de Egyptische geschiedenis.
Osiris en zijn zuster Isis waren de oorspronkelijke vorsten die de wereld regeerden en de mensen de geschenken van de beschaving gaven. De broer van Osiris, Set, werd jaloers op hem en vermoordde hem, maar hij werd weer tot leven gewekt door Isis, die vervolgens zijn zoon Horus baarde. Osiris was echter incompleet en daalde daarom af om over de onderwereld te heersen terwijl Horus, toen hij eenmaal volwassen was, zijn vader wreekte en Set versloeg. Deze mythe illustreerde hoe orde zegevierde over chaos en zou een hardnekkig motief worden in Egyptische religie, begrafenisrituelen, religieuze teksten en kunst. Er was geen periode waarin de goden geen integrale rol speelden in het dagelijks leven van de Egyptenaren en dit is duidelijk te zien vanaf de vroegste tijden in de geschiedenis van het land.
Het Oude Rijk
Tijdens de periode die bekend staat als het Oude Rijk van Egypte (ca. 2613-2181 v. Chr.) ontwikkelde de architectuur ter ere van de goden zich in een versneld tempo en werden enkele van de beroemdste monumenten in Egypte gebouwd, zoals de piramides en de Grote Sfinx van Gizeh. Koning Djoser, die rond 2670 v. Chr. regeerde, bouwde rond 2670 de eerste trappiramide in Saqqara, ontworpen door zijn hoofdarchitect en arts Imhotep (ca. 2667-2600 v. Chr.), die ook een van de eerste medische teksten schreef waarin de behandeling van meer dan 200 verschillende ziekten werd beschreven en waarin werd beargumenteerd dat de oorzaak van ziekten natuurlijk kon zijn en niet de wil van de goden. De Grote Piramide van Khufu (laatste van de zeven wereldwonderen uit de oudheid) werd tijdens zijn bewind gebouwd (2589-2566 v. Chr.), gevolgd door de piramides van Khafre (2558-2532 v. Chr.) en Menkaure (2532-2503 v. Chr.).
De grootsheid van de piramides op het plateau van Gizeh, zoals ze er oorspronkelijk zouden hebben uitgezien, gehuld in glanzend wit kalksteen, vormt een bewijs van de macht en rijkdom van de heersers in deze periode. Er bestaan veel theorieën over hoe deze monumenten en tombes werden gebouwd, maar moderne architecten en geleerden zijn het over geen ervan eens. Gezien de technologie van die tijd, zo stellen sommigen, zou een monument als de Grote Piramide van Gizeh niet moeten bestaan. Anderen beweren echter dat het bestaan van dergelijke gebouwen en tombes duidt op superieure technologie die verloren is gegaan in de geschiedenis.
Er is absoluut geen bewijs dat de monumenten op het Plateau van Gizeh - of andere in Egypte - door slaven werden gebouwd en er is ook geen bewijs dat een historische lezing van het Bijbelse Boek Exodus ondersteunt. De meeste gerenommeerde geleerden verwerpen tegenwoordig de bewering dat de piramides en andere monumenten door slavenarbeid werden gebouwd, hoewel slaven van verschillende nationaliteiten zeker in Egypte voorkwamen en regelmatig in de mijnen werden ingezet. Egyptische monumenten werden beschouwd als openbare werken die voor de staat werden gemaakt en bij de bouw werden zowel geschoolde als ongeschoolde Egyptische arbeiders ingezet, die allemaal voor hun werk werden betaald. Arbeiders op de site van Gizeh, die slechts een van de vele was, kregen drie keer per dag een rantsoen bier en hun huisvesting, gereedschap en zelfs hun niveau van gezondheidszorg zijn allemaal duidelijk vastgesteld.
De Eerste Tussentijd & de Hyksos
Het tijdperk dat bekend staat als de Eerste Tussenperiode van Egypte (2181-2040 v. Chr.) zag na de ineenstorting van het gezag van de 6e dynastie een afname van de macht van de centrale regering. Grotendeels onafhankelijke districten met hun eigen gouverneurs ontwikkelden zich door heel Egypte totdat zich twee grote centra hadden gevormd: Hierakonpolis in Neder-Egypte en Thebe in Opper-Egypte. Deze centra stichtten eigen dynastieën die hun regio's onafhankelijk bestuurden en met tussenpozen met elkaar vochten om de oppermacht tot ca. 2040 v. Chr., toen de Thebaanse koning Mentuhotep II (ca. 2061-2010 v. Chr.) de troepen van Hierakonpolis versloeg en Egypte verenigde onder de heerschappij van Thebe.
De stabiliteit van de Thebaanse heerschappij zorgde voor de bloei van wat bekend staat als het Middenrijk (2040-1782 v. Chr.). Het Middenrijk wordt beschouwd als de 'Klassieke Eeuw' van Egypte waarin kunst en cultuur grote hoogten bereikten en Thebe de belangrijkste en rijkste stad van het land werd. Volgens de historici Oakes en Gahlin "waren de koningen van de Twaalfde Dynastie sterke heersers die niet alleen controle kregen over heel Egypte, maar ook over Nubië in het zuiden, waar verschillende forten werden gebouwd om de Egyptische handelsbelangen te beschermen" (11). Het eerste staande leger werd opgericht tijdens het Middenrijk door koning Amenemhat I (ca. 1991-1962 v. Chr.), de tempel van Karnak werd gebouwd onder Senruset I (ca. 1971-1926 v. Chr.) en enkele van de grootste werken van Egyptische literatuur en kunst werden geproduceerd. De 13e dynastie was echter zwakker dan de 12e en werd gestoord door interne problemen waardoor een buitenlandse macht, de Hyksos, de macht kon grijpen in Neder-Egypte rond de Nijldelta.
De Hyksos zijn een mysterieus volk, waarschijnlijk afkomstig uit Syrië/Palestina, dat rond 1800 voor het eerst in Egypte verscheen en zich vestigde in de stad Avaris. Hoewel de namen van de Hyksos-koningen van Semitische oorsprong zijn, is er geen duidelijke etniciteit van dit volk vastgesteld. De Hyksos groeiden in macht totdat ze rond 1720 v. Chr. een aanzienlijk deel van Neder-Egypte in handen hadden, waardoor de Thebaanse dynastie van Opper-Egypte bijna tot vazalstaat werd gereduceerd.
Dit tijdperk staat bekend als de Tweede Tussenperiode van Egypte (ca. 1782 - ca. 1570 v. Chr.). Hoewel de Hyksos (waarvan de naam simpelweg 'buitenlandse heersers' betekent) werden gehaat door de Egyptenaren, introduceerden ze een groot aantal verbeteringen in de cultuur zoals de samengestelde boog, paard en strijdwagen, vruchtwisseling en ontwikkelingen in de productie van brons en keramiek. In dezelfde tijd waarin de Hyksos de havens van Neder-Egypte onder controle kregen, was tegen 1700 v. Chr. het koninkrijk van Kush ontstaan dat ten zuiden van Thebe in Nubië de grens in handen hield. De Egyptenaren voerden een aantal campagnes om de Hyksos te verdrijven en de Nubiërs te onderwerpen, maar ze mislukten allemaal, tot prins Ahmose I van Thebe (ca. 1570-1544 v. Chr.) er wel in slaagde het land weer te verenigen onder Thebaanse heerschappij.
Het Nieuwe Rijk en de Amarna-periode
De regeringsperiode van Ahmose I was het begin van wat bekend staat als de periode van het Nieuwe Rijk van Egypte (ca. 1570 - ca. 1069 v. Chr.) waarin het land opnieuw grote welvaart kende onder een sterke centrale regering. De titel farao voor de heerser van Egypte stamt uit de periode van het Nieuwe Rijk; eerdere vorsten werden gewoon koningen genoemd. Veel van de Egyptische heersers die vandaag de dag het bekendst zijn, regeerden tijdens deze periode en het merendeel van de grote bouwwerken van de Egyptische architectuur, zoals het Ramesseum, Abu Simbel, de tempels van Karnak en Luxor en de graftombes van de Vallei der Koningen en de Vallei der Koninginnen, werden in deze periode gemaakt of sterk verbeterd.
Tussen 1504-1492 v. Chr. consolideerde farao Thoetmosis I zijn macht en breidde hij de grenzen van Egypte uit tot aan de rivier de Eufraat in het noorden, Syrië en Palestina in het westen en Nubië in het zuiden. Zijn heerschappij werd gevolgd door koningin Hatsjepsoet (1479-1458 v. Chr.) die de handel met andere naties sterk uitbreidde, vooral met het Land van Poent. Haar 22-jarige heerschappij was er een van vrede en welvaart voor Egypte.
Haar opvolger Thoetmosis III zette haar beleid voort (hoewel hij probeerde alle herinneringen aan haar uit te wissen omdat hij, naar men aanneemt, niet wilde dat ze als rolmodel voor andere vrouwen zou dienen, want alleen mannen werden waardig werden geacht om te regeren) en tegen de tijd van zijn dood in 1425 v. Chr. was Egypte een grote en machtige natie. De welvaart leidde onder andere tot een toename in het brouwen van bier in veel verschillende soorten en tot meer vrije tijd voor sport. Vooruitgang in de geneeskunde leidde tot betere gezondheid.
Baden was al langer een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven in Egypte omdat het werd aangemoedigd door de religie en gemodelleerd door de geestelijken. In deze tijd werden er echter meer uitgebreide baden gemaakt, waarschijnlijk meer voor ontspanning dan voor hygiëne. De Kahun Gynaecologische Papyrus, over de gezondheid van vrouwen en voorbehoedsmiddelen, werd rond 1800 v. Chr. geschreven en lijkt in deze periode uitgebreid gebruikt te zijn door artsen. Chirurgie en tandheelkunde werden beide op grote schaal en met grote vaardigheid beoefend en bier werd door artsen voorgeschreven om de symptomen van meer dan 200 verschillende ziekten te verlichten.
In 1353 v. Chr. besteeg de farao Amenhotep IV de troon en veranderde kort daarna zijn naam in Achnaton (`levende geest van Aton') om zijn geloof in één god, Aton, weer te geven. Zoals hierboven vermeld, geloofden de Egyptenaren van oudsher in vele goden wiens belang elk aspect van hun dagelijks leven beïnvloedde. Tot de populairste van deze goden behoorden Amon, Osiris, Isis en Hathor. De cultus van Amon was in deze tijd zo rijk geworden dat de priesters bijna net zo machtig waren als de farao. Achnaton en zijn koningin Nefertiti deden afstand van de traditionele religieuze overtuigingen en gebruiken van Egypte en stelden een nieuwe religie in die gebaseerd was op de erkenning van één god.
Zijn religieuze hervormingen sneden de macht van de priesters van Amun af en legden deze in zijn handen. Hij verplaatste de hoofdstad van Thebe naar Amarna om zijn heerschappij verder te distantiëren van die van zijn voorgangers. Dit staat bekend als de Amarna-periode (1353-1336 v. Chr.) waarin Amarna uitgroeide tot de hoofdstad van het land en polytheïstische religieuze gebruiken werden verboden.
Achnaton was de eerste heerser die standbeelden en een tempel ter ere van zijn koningin verordende in plaats van alleen voor zichzelf of de goden en hij gebruikte het geld dat ooit naar de tempels ging voor openbare werken en parken. De macht van de geestelijkheid nam sterk af naarmate die van de centrale regering groeide, wat het doel van Achnaton leek te zijn, maar hij slaagde er niet in om zijn macht in het belang van zijn volk te gebruiken. De Amarna brieven maken duidelijk dat hij meer bezig was met zijn religieuze hervormingen dan met buitenlandse politiek of de behoeften van het Egyptische volk.
Zijn heerschappij werd opgevolgd door zijn zoon, de meest herkenbare Egyptische heerser in de moderne tijd, Toetanchamon, die regeerde van ca. 1336 - ca. 1327 v. Chr. Hij heette oorspronkelijk Toetanchaten om de religieuze overtuigingen van zijn vader te weerspiegelen, maar toen hij de troon besteeg, veranderde hij zijn naam in Toetanchamon om de oude god Amon te eren. Hij herstelde de oude tempels, verwijderde alle verwijzingen naar de enige godheid van zijn vader en bracht de hoofdstad terug naar Thebe. Zijn heerschappij werd bekort door zijn dood en vandaag de dag is hij het meest beroemd vanwege de intacte grootsheid van zijn graftombe, die in 1922 werd ontdekt en destijds een internationale sensatie teweegbracht.
De grootste heerser van het Nieuwe Rijk was echter Ramses II (ook bekend als Ramses de Grote, 1279-1213 v. Chr.) die de meest uitgebreide bouwprojecten van alle Egyptische heersers begon en die zo efficiënt regeerde dat hij daar de middelen voor had. Hoewel de beroemde Slag bij Kadesh in 1274 v. Chr. (tussen Ramses II van Egypte en Muwatalli II van de Hettieten) tegenwoordig als een onbesliste strijd wordt beschouwd, zag Ramses hem als een grote Egyptische overwinning en zette hij zichzelf neer als kampioen van het volk, en uiteindelijk als een god, in zijn vele openbare werken.
Zijn tempel van Abu Simbel (gebouwd voor zijn koningin Nefertari) beeldt de slag bij Kades uit en de kleinere tempel op deze plek is, in navolging van Achnaton, gewijd aan Ramses' favoriete koningin Nefertari. Onder het bewind van Ramses II werd in 1258 v. Chr. het eerste vredesverdrag ter wereld getekend (het Verdrag van Kadesh) en genoot Egypte van een bijna ongekende welvaart zoals blijkt uit het aantal monumenten dat tijdens zijn bewind werd gebouwd of gerestaureerd.
De vierde zoon van Ramses II, Chaemwase (ca. 1281 - ca. 1225 v. Chr.), staat bekend als de "Eerste Egyptoloog" vanwege zijn inspanningen om oude monumenten, tempels en de namen van hun oorspronkelijke eigenaars te bewaren en vast te leggen. Het is grotendeels te danken aan het initiatief van Chaemwase dat de naam van Ramses II zo prominent aanwezig is op zoveel oude plaatsen in Egypte. Chaemwase liet een verslag achter van zijn eigen inspanningen, met vermelding van de oorspronkelijke bouwer/eigenaar van elk monument of de tempel en ook van de naam van zijn vader.
Ramses II werd bij latere generaties bekend als 'De Grote Voorvader' en regeerde zo lang dat hij de meeste van zijn kinderen en zijn vrouwen overleefde. Na verloop van tijd kenden al zijn onderdanen alleen Ramses II als hun heerser en had niemand nog herinnering aan een ander. Hij genoot van een uitzonderlijk lang leven van 96 jaar, meer dan het dubbele van de gemiddelde levensduur van een Egyptenaar. Na zijn dood werd opgetekend dat velen vreesden dat het einde van de wereld nabij was omdat ze geen andere farao en geen ander soort Egypte hadden gekend.
Het verval van Egypte en de komst van Alexander de Grote
Een van zijn opvolgers, Ramses III (1186-1155 v. Chr.), volgde zijn beleid maar tegen die tijd had de grote rijkdom van Egypte de aandacht getrokken van de Zeevolkeren die regelmatig invallen begonnen te doen langs de kust. De Zeevolkeren zijn, net als de Hyksos, van onbekende oorsprong maar men denkt dat ze uit het zuidelijke Egeïsche gebied kwamen. Tussen 1276-1178 v. Chr. vormden ze een bedreiging voor de Egyptische veiligheid. Ramses II en zijn opvolger Merenptah (1213-1203 v. Chr.) hadden hen vroeg in zijn regeerperiode verslagen in een zeeslag. Na de dood van Merenpta verhoogden ze echter hun inspanningen, plunderden Kadesh, dat toen onder Egyptische controle stond, en verwoestten de kust. Tussen 1180-1178 v. Chr. vocht Ramses III tegen hen en versloeg hen uiteindelijk in de Slag bij Djahy in 1178 v. Chr.
Na het bewind van Ramesses III probeerden zijn opvolgers zijn beleid voort te zetten, maar stuitten steeds vaker op verzet van het Egyptische volk, de mensen in de veroverde gebieden en vooral van de priesterklasse. In de jaren nadat Toetanchamon de oude religie van Amon had hersteld, en vooral tijdens de grote bloeiperiode onder Ramses II, hadden de priesters van Amon grote stukken land verworven en grote rijkdom vergaard die nu een bedreiging vormden voor de centrale regering en de eenheid van Egypte verstoorden. Tegen de tijd van Ramses XI (1107-1077 v. Chr.), het einde van de 20e dynastie, was de Egyptische regering zo verzwakt door de macht en corruptie van de geestelijkheid dat het land opnieuw uiteenviel en het centrale bestuur instortte, waarmee de zogenaamde Derde Tussenperiode van Egypte begon, ca. 1069-525 v. Chr.
Onder de Kushitische koning Piye (752-722 v. Chr.) werd Egypte weer verenigd en bloeide de cultuur op, maar vanaf 671 v. Chr. begonnen de Assyriërs onder Esarhaddon met hun invasie van Egypte en veroverden het in 666 v. Chr. onder zijn opvolger Assurbanipal. De Assyriërs maakten geen plannen voor de controle over het land op de lange termijn, lieten het in puin achter in de handen van lokale heersers en lieten Egypte aan zijn lot over. Toen het was herbouwd en versterkt, sloeg in 525 voor Christus Cambyses II van Perzië toe in de Slag bij Pelusium. Cambyses II kende de verering die de Egyptenaren koesterden voor katten (die werden beschouwd als levende representaties van de populaire godin Bastet) en gaf zijn mannen opdracht katten op hun schilden te schilderen en andere dieren die heilig waren voor de Egyptenaren, voor het leger uit in de richting van Pelusium te drijven. De Egyptische troepen gaven zich over en het land viel in handen van de Perzen. Het zou onder Perzische bezetting blijven tot de komst van Alexander de Grote in 332 voor Christus.
Alexander werd verwelkomd als bevrijder en veroverde Egypte zonder slag of stoot. Hij stichtte de stad Alexandrië en ging verder met het veroveren van Fenicië en de rest van het Perzische Rijk. Na zijn dood in 323 v. Chr. bracht zijn generaal, Ptolemaeus I Soter, zijn lichaam terug naar Alexandrië en stichtte de Ptolemaeïsche dynastie (323-30 v. Chr.). De laatste van de Ptolemaeën was Cleopatra VII die in 30 v. Chr. zelfmoord pleegde na de nederlaag van haar troepen (en die van haar gemaal Marcus Antonius) door de Romeinen onder Octavianus Caesar in de Slag bij Actium (31 v. Chr.). Egypte werd daarna een provincie van het Romeinse Rijk (30 v. Chr. - 476) en vervolgens van het Byzantijnse Rijk (ca. 527-646) totdat het in 646 werd veroverd door de Arabische moslims onder kalief Umar en onder islamitisch bewind kwam te staan.
De glorie van het verleden van Egypte werd echter herontdekt in de 18e en 19e eeuw en heeft een grote invloed gehad op het hedendaagse begrip van de oude geschiedenis en de wereld. Historicus Will Durant verwoordt een gevoel dat door velen wordt gedeeld:
Het effect van of de herinnering aan wat Egypte heeft bereikt aan het begin van de geschiedenis heeft invloed op elke natie en in elk tijdperk. Het is zelfs mogelijk, zoals Faure heeft gezegd, "dat Egypte, door de solidariteit, de eenheid en de gedisciplineerde verscheidenheid van zijn artistieke producten, door de enorme duur en de aanhoudende kracht van zijn inspanningen, het spektakel biedt van de grootste beschaving die ooit op aarde is verschenen." We doen er goed aan hen te evenaren. (217)
De Egyptische cultuur en geschiedenis hebben lange tijd een universele fascinatie voor mensen gehad, of het nu door het werk van vroege archeologen in de 19e eeuw was (zoals Champollion die de Steen van Rosetta ontcijferde in 1822) of door de beroemde ontdekking van het graf van Toetanchamon door Howard Carter in 1922. Het oude Egyptische geloof in het leven als een eeuwige reis, gecreëerd en onderhouden door goddelijke magie, inspireerde latere culturen en latere religieuze overtuigingen. Veel van de iconografie en de overtuigingen van de Egyptische religie vonden hun weg naar de nieuwe religie van het christendom en veel van hun symbolen zijn vandaag de dag herkenbaar met grotendeels dezelfde betekenis. Een belangrijke getuigenis van de kracht van de Egyptische beschaving is dat zo veel werken van de verbeelding, van films tot boeken tot schilderijen, zelfs tot religieus geloof aan toe, geïnspireerd zijn en blijven door haar verheffende en diepgaande visie op het universum en de plaats van de mens daarin.