
Gilgamesj is de half-mythische koning van Uruk die het best bekend is als de held van het Epos van Gilgamesj (ca. 2150-1400 v. Chr.), het grote Babylonische gedicht dat 1500 jaar voor de Ilias en Odyssee van Homerus ontstond en daarom geldt als het oudste voorbeeld van epische literatuur ter wereld. Gilgamesj komt voor in verschillende Soemerische gedichten, maar werd wereldberoemd door het Mesopotamische epos.
Historisch bewijs voor het bestaan van Gilgamesj is misschien te vinden in inscripties die hem de bouw van de grote muren van Uruk (het huidige Warka, Irak) toeschrijven. In het verhaal zijn dit de tabletten waarop hij voor het eerst zijn zoektocht naar de zin van het leven optekent. Hij wordt ook genoemd in de Soemerische Koningslijst (ca. 2100 v. Chr.), door erkend historische figuren uit zijn tijd, zoals koning Enmebaragesi van Kisj (ca. 2700 v. Chr.), en door de legenden die rond zijn heerschappij zijn ontstaan.
De zoektocht naar de zin van het leven, ondernomen door schrijvers en filosofen vanaf de Oudheid tot op de dag van vandaag, wordt voor het eerst volledig verkend in het Gilgamesj-epos, waarin de held-koning na de dood van zijn beste vriend Enkidu de geborgenheid van zijn stad verlaat om op zoek te gaan naar de mystieke figuur Oetnapisjtim en het eeuwige leven. Gilgamesj' angst voor de dood is eigenlijk een angst voor zinloosheid, en hoewel hij er niet in slaagt onsterfelijkheid te verkrijgen, geeft de zoektocht zelf zijn leven zin.
Historische en legendarische koning
De vader van Gilgamesj zou priesterkoning Lugalbanda zijn (die voorkomt in twee Soemerische gedichten over zijn magische vermogens, daterend van vóór Gilgamesj) en zijn moeder de godin Ninsun (ook bekend als Ninsumun, de Heilige Moeder en Grote Koningin). Gilgamesj was dan ook een halfgod van wie werd gezegd dat hij uitzonderlijk lang leefde (de Soemerische Koningslijst vermeldt zijn regeringsperiode als 126 jaar) en over bovenmenselijke kracht beschikte.
Gilgamesj wordt vaak beschouwd als de historische 5e koning van Uruk die regeerde in de 26e eeuw voor Christus. Men denkt dat zijn invloed zo groot was dat er mythen over zijn goddelijke status ontstonden rond zijn daden, die uiteindelijk culmineerden in de verhalen die het Epos van Gilgamesj vormen. Latere Mesopotamische koningen riepen zijn naam aan en associeerden zijn afkomst met die van henzelf. Het beroemdst is Shulgi van Ur (r. 2029-1982 v. Chr.), die beschouwd wordt als de grootste koning van de Ur III-periode (2047-1750 v. Chr.) in Mesopotamië. Hij claimde Lugalbanda en Ninsun als zijn ouders en Gilgamesj als zijn broer om zijn aanzien onder zijn onderdanen te verhogen.
Zijn naam, bekend als Bilgames in het Soemerisch, Gilgames in het Akkadisch en Gilgamos in het Grieks, kan "de bloedverwant is een held" betekenen of, volgens de geleerde Stephen Mitchell, "De oude man is een jonge man" (10). Hij wordt soms in verband gebracht met de herder-god Dumuzi (Tammuz), een vroeg stervende en herlevende godenfiguur, legendarisch koning van Uruk en gemaal van Inanna/Ishtar, in de moderne tijd vooral bekend van het Soemerische gedicht De afstamming van Inanna. Dumuzi werd verleid door Inanna/Isjtar en boette daarvoor door het halve jaar in de onderwereld door te moeten brengen, terwijl Gilgamesj haar afwijst maar ook lijdt onder het verlies van zijn vriend.
Ontwikkeling van de tekst
De Akkadische versie van de tekst werd in 1849 ontdekt in Nineve, in de ruïnes van de bibliotheek van Assurbanipal, door de archeoloog Austin Henry Layard. Layards expeditie was een van de midden-19e-eeuwse initiatieven van Europese instellingen om expedities naar Mesopotamië te financieren, mede met het doel tastbaar bewijs te vinden dat de in de Bijbel beschreven gebeurtenissen kon bevestigen. Wat deze ontdekkingsreizigers echter ontdekten was dat de Bijbel - waarvan eerder werd gedacht dat het het oudste boek ter wereld was en uit originele verhalen bestond - in feite voortborduurde op veel oudere Soemerische mythen.
Het Epos van Gilgamesj had dezelfde uitwerking omdat het is gebaseerd op verhalen die ongetwijfeld oorspronkelijk mondeling werden doorverteld en uiteindelijk 700-1000 jaar na de heerschappij van de historische koning werden opgeschreven. De auteur van de versie die Layard vond, was de Babylonische schrijver Shin-Leqi-Unninni (actief tussen 1300 en 1000 v. Chr.) van wie gedacht werd dat hij de eerste auteur ter wereld was die bij naam bekend was, tot de ontdekking van de werken van de dichteres-priesteres Enheduanna (2285-2250 v. Chr.), dochter van Sargon van Akkad (r. 2334-2279 v. Chr.). Shin-Leqi-Unninni baseerde zich op Soemerische bronnen om zijn verhaal te creëren en had er waarschijnlijk een aanzienlijk aantal door te werken, aangezien Gilgamesj toen het epos werd gecreëerd al eeuwenlang een populaire held was.
In het Soemerische verhaal van Inanna en de Huluppu-boom (ca. 2900 v. Chr.), bijvoorbeeld, verschijnt Gilgamesj als haar trouwe broer die haar te hulp schiet. Inanna (de Soemerische godin van liefde en oorlog) plant een boom in haar tuin in de hoop er ooit een stoel en bed van te maken. De boom wordt echter geteisterd door een slang bij de wortels, een vrouwelijke demon (lilitu) in het midden en een Anzu vogel in de takken. Hoe dan ook, Inanna kan zich niet van het ongedierte ontdoen en roept daarom de hulp in van haar broer, Utu-Shamash, de god van de zon.
Utu weigert en dus wendt ze zich tot Gilgamesj, die zwaarbewapend aantreedt en de slang doodt. De demon en de vogel Anzu vluchten; Gilgamesj neemt de takken voor zichzelf en geeft de stam aan Inanna om haar bed en stoel van te bouwen. Men denkt dat dit de eerste keer is dat Gilgamesj in de heldenpoëzie voorkomt en het feit dat hij een machtige godin uit een moeilijke situatie redt, laat zien hoe hoog hij zo vroeg al in aanzien stond.
De vroege Soemerische verhalen die uiteindelijk in Het Epos van Gilgamesj werden verweven zijn:
- Gilgamesj, Enkidu en de onderwereld (ook bekend als Gilgamesj en de huluppuboom)
- Gilgamesj en Humbaba
- Gilgamesj en de hemelstier
- De dood van Gilgamesj
- Het zondvloedverhaal (Eridu Genesis en later Atrahasis)
Deze verhalen stellen hem voor als een grote held en de historische koning kreeg uiteindelijk een volledig goddelijke status als godheid. Hij werd regelmatig afgebeeld als de broer van Inanna, een van de populairste godinnen in heel Mesopotamië. In gebeden die op kleitabletten zijn gevonden, wordt Gilgamesj in het hiernamaals aangesproken als een rechter in de onderwereld die qua wijsheid vergelijkbaar is met de beroemde Griekse rechters in het hiernamaals, Rhadamanthus, Minos en Aeacus.
In het gedicht Gilgamesj, Enkidu en de onderwereld (dat teruggrijpt op eerdere mythen, waaronder Inanna en de Huluppu-boom), krijgt Gilgamesj een verslag uit eerste hand over het hiernamaals van Enkidu, die is teruggekeerd uit het duistere rijk van Ereshkigal, waar hij de verloren voorwerpen van zijn vriend ging ophalen. Afhankelijk van de verschillende interpretaties kan Enkidu een geest zijn die dit visioen geeft, waardoor Gilgamesj het enige levende wezen is dat weet wat er na de dood wacht of, als Enkidu zijn reis naar de onderwereld heeft overleefd, slechts één van de twee, de goddelijke Dumuzi niet meegerekend.
De spijkerschrifttabletten met het werk, ontdekt door Layard in 1849, en vertaald en gepubliceerd door George Smith in 1876, vormen de standaardversie van het verhaal. Elke moderne vertaling baseert zich op deze elf tabletten, maar soms wordt er een twaalfde aan toegevoegd met betrekking tot Gilgamesj, Enkidu en de onderwereld. Dit verhaal wordt echter meestal weggelaten, omdat Enkidu sterft in tablet 7 van de standaardversie en zijn verschijning in tablet 12, als een dienaar en niet als Gilgamesj's vriend, geen zin heeft.
Wanneer Tablet 12 in een vertaling wordt opgenomen, wordt dit soms verdedigd door een vertaler/redacteur die beweert dat Enkidu een geest is die uit het land van de doden is teruggekeerd om Gilgamesj te vertellen wat hij heeft gezien. Deze interpretatie wordt echter niet ondersteund door de tekst van het gedicht, waarin Gilgamesj tweemaal een beroep doet op de goden voor Enkidu's vrijlating uit de onderwereld, door te zeggen dat hij niet is gestorven maar onrechtmatig wordt vastgehouden. De meeste moderne vertalers kiezen er daarom terecht voor om Gilgamesj, Enkidu en de onderwereld te laten waar het thuishoort: als een apart werk dat lang voor de standaardversie van het epos is gecomponeerd, gedateerd in de tijd van Shin-Leqi-Unninni.
Samenvatting
Het Epos van Gilgamesj begint met een uitnodiging aan de lezer om zich te verdiepen in het verhaal van de grote koning die aanvankelijk wordt afgeschilderd als een trotse en arrogante tiran. Hij terroriseert zijn volk, slaapt met de bruiden van zijn onderdanen in hun huwelijksnacht en gebruikt consequent geweld om in alles zijn zin te krijgen. De goden besluiten hem te vernederen door de wilde man Enkidu te creëren. Als Gilgamesj hoort dat Enkidu in de buitenwijken van zijn rijk rondzwerft, stelt hij voor om de tempelprostituee Sjamhat te sturen om hem te temmen, hetgeen ze ook doet.
Eenmaal getemd en geïntroduceerd in de beschaving, is Enkidu woedend over de verhalen die hij hoort over Gilgamesj en zijn arrogantie en hij reist naar Uruk om hem uit te dagen. Enkidu en Gilgamesj worden door het volk als gelijkwaardig beschouwd, maar na een episch gevecht wordt Enkidu verslagen. Hij accepteert uit vrije wil zijn nederlaag,h de twee worden beste vrienden en gaan samen op avontuur.
Om zijn naam onsterfelijk te maken, stelt Gilgamesj voor dat ze naar het Cederwoud reizen om de monsterdemon Humbaba te doden ('demon' betekent 'bovennatuurlijke entiteit', geen kwade geest). Humbaba heeft niets verkeerd gedaan en is begunstigd door de goden vanwege zijn bescherming van het woud, maar dit betekent niets voor Gilgamesj, die alleen aan zichzelf denkt. Als de twee vrienden Humbaba hebben verslagen, roept hij om genade, maar Enkidu moedigt Gilgamesj aan hem te doden, wat hij ook doet.
Ze keren terug naar Uruk waar Gilgamesj zich klaarmaakt om zijn overwinning te vieren en zijn mooiste kleren aantrekt. Dit trekt de aandacht van Inanna/Ishtar die naar hem verlangt. Ishtar probeert Gilgamesj te verleiden, maar hij wijst haar af, verwijzend naar alle andere mannen die ze als minnaars heeft gehad en die hun leven slecht eindigden, waaronder Dumuzi. Ishtar is woedend en stuurt haar zwager, de Stier van de Hemel, naar de aarde om Uruk en Gilgamesj te vernietigen. De twee helden doden de stier en Enkidu gooit uit minachting een van zijn poten naar Ishtar. Voor deze belediging van een godheid, evenals zijn wreedheid tegen Humbaba, verordonneren de goden dat hij moet sterven.
Enkidu lijdt nog enige tijd pijn; als hij sterft, is Gilgamesj diep bedroefd. Hij beseft zijn eigen sterfelijkheid na de dood van zijn vriend en vraagt zich af wat de zin van het leven en de waarde van menselijke prestaties zijn in het licht van het uiteindelijke stervenslot. Hij huilt:
Hoe kan ik rusten, hoe kan ik vrede hebben? Wanhoop is in mijn hart. Wat mijn broer nu is, dat zal ik zijn als ik dood ben. Omdat ik bang ben voor de dood, ga ik zo goed mogelijk op zoek naar Oetnapisjtim, die ze de Verre noemen, want hij is de vergadering van de goden binnengegaan. (Boek 9; Sandars, 97)
Gilgamesj werpt al zijn oude ijdelheid en trots van zich af en gaat op zoek naar de zin van het leven en, uiteindelijk, naar een manier om de dood te verslaan. Hij reist ver, door de bergen en langs het schorpioenvolk, in de hoop Oetnapisjtim te vinden, de man die de grote overstroming overleefde en door de goden werd beloond met onsterfelijkheid. Op een gegeven moment ontmoet hij de herbergierster Siduri die hem vertelt dat zijn zoektocht tevergeefs is, dat hij het leven moet accepteren zoals het is en moet genieten van de geneugten die het te bieden heeft. Gilgamesj verwerpt haar advies echter, omdat hij gelooft dat het leven zinloos is als je uiteindelijk alles moet verliezen wat je liefhebt.
Siduri verwijst hem naar de veerman Oersjanabi, die hem over de wateren van de dood naar het huis van Oetnapisjtim en zijn vrouw brengt. Oetnapisjtim vertelt hem dat hij niets voor hem kan doen. Hij is onsterfelijk geworden door de goden, zegt hij, en heeft niet de macht om hetzelfde voor Gilgamesj te doen. Toch biedt hij de koning twee kansen op het eeuwige leven. Eerst moet hij laten zien dat hij het waard is door zes dagen en nachten wakker te blijven, wat hem niet lukt, en dan krijgt hij een magische plant die hij in een moment van onvoorzichtigheid op de oever laat liggen terwijl hij een bad neemt, en die wordt opgegeten door een slang. Omdat hij gefaald heeft in zijn zoektocht, laat hij zich door Oersjanabi terugbrengen naar Uruk, waar hij zijn verhaal opschrijft op de stadsmuren.
Erfenis en voortgaand debat
Door zijn strijd om de zin van het leven te vinden, trotseerde Gilgamesj de dood en werd daarmee de eerste epische held in de wereldliteratuur. Het verdriet van Gilgamesj en de vragen die de dood van zijn vriend oproept, vinden weerklank bij iedereen die worstelt met verdriet en de zin van het leven in het aangezicht van de dood. Hoewel Gilgamesj er in het verhaal uiteindelijk niet in slaagt onsterfelijk te worden, leven zijn daden voort via zijn verhaal - en hijzelf ook.
Omdat de verhalen die aan het Epos van Gilgamesj ten grondslag liggen al lang voordat het werd opgeschreven in mondelinge vorm bestonden, is er veel discussie geweest over de vraag of het bestaande verhaal meer vroeg-Soemerisch of later Babylonisch van culturele invloed is. De best bewaarde versie van het verhaal is, zoals bekend, afkomstig van de Babylonische Shin-Leqi-Unninni, die in het Akkadisch schrijft en zich baseert op oorspronkelijk Soemerisch bronmateriaal. Hierover schrijft de geleerde Samuel Noah Kramer:
Van de verschillende episodes in het Epos van Gilgamesj gaan er verschillende terug op Soemerische prototypes waarin de held Gilgamesj een rol speelt. Zelfs in de episodes zonder Soemerische tegenhangers weerspiegelen de meeste individuele motieven Soemerische mythische en epische bronnen. In geen enkel geval kopieerden de Babylonische dichters echter slaafs het Soemerische materiaal. Ze pasten de inhoud zo aan en kneedden de vorm zo, in overeenstemming met hun eigen temperament en erfgoed, dat alleen de kale kern van het Soemerische origineel herkenbaar blijft. De plotstructuur van het epos als geheel - het krachtige en noodlottige episodische drama van de rusteloze, avontuurlijke held en zijn onvermijdelijke ontgoocheling - is beslist een Babylonische ontwikkeling en prestatie in plaats van een Soemerische. (Soemerië, 270)
Maar wat de betekenis van het stuk betreft, is het eigenlijk irrelevant welke beschaving meer heeft bijgedragen aan de compositie ervan, zoals bij elk groot literair werk. Het Epos van Gilgamesj behoort tot geen enkele beschaving of tijdsperiode, net zo min als de Mahabharata, de Ilias, de Odyssee, de Shahnameh of de Aeneis dat doen. Natuurlijk wordt een literair werk beïnvloed door de beschaving die het heeft voortgebracht, maar de grootste werken, zoals Gilgamesj, overstijgen dergelijke overwegingen.
Conclusie
De fascinatie voor Gilgamesj duurt voort sinds het werk in de jaren 1870 voor het eerst werd vertaald. Een Duits team van archeologen, om maar een voorbeeld te noemen, beweert in april 2003 zijn graftombe te hebben ontdekt. Archeologische opgravingen, uitgevoerd met behulp van moderne magnetisatietechnologie in en rond de oude rivierbedding van de Eufraat, hebben tuinomheiningen, specifieke gebouwen en structuren blootgelegd die in Het Epos van Gilgamesj worden beschreven , waaronder de graftombe van Gilgamesj. Volgens De dood van Gilgamesj werd hij begraven op de bodem van de Eufraat toen het water zich na zijn dood scheidde.
Of de historische koning heeft bestaan is echter niet meer relevant, omdat het personage door de eeuwen heen een eigen leven is gaan leiden. Aan het einde van het verhaal, als Gilgamesj op sterven ligt, zegt de verteller:
De helden, de wijzen, zij hebben net als de nieuwe maan, hun wassende en afnemende fase. De mensen zullen zeggen: "Wie heeft er ooit met macht en kracht geregeerd zoals [Gilgamesj]?" Zoals in de donkere maand, de maand van de schaduwen, zo is er zonder hem geen licht. O Gilgamesj, je kreeg het koningschap, dat was je bestemming, eeuwig leven was niet je bestemming. Wees daarom niet verdrietig, wees niet bedroefd of bedrukt, hij heeft je de macht gegeven om te binden en los te laten, om de duisternis en het licht van de mensheid te zijn. (Sanders, 118)
Het verhaal van Gilgamesj's mislukking om zijn droom van onsterfelijkheid te realiseren is precies het middel waarmee die droom toch werkelijkheid wordt. Het epos zelf is onsterfelijk geworden en heeft model gestaan voor elk soortgelijk verhaal dat sindsdien is geschreven. Maar het is veel meer dan dat, zoals Mitchell uitlegt:
Een deel van de fascinatie van Gilgamesj is dat het ons, zoals elk groot literair werk, veel over onszelf kan vertellen. Door stem te geven aan verdriet en de angst voor de dood, misschien wel krachtiger dan elk ander boek dat daarna is geschreven, door liefde en kwetsbaarheid en de zoektocht naar wijsheid te portretteren, is het een persoonlijke getuigenis geworden voor miljoenen lezers in tientallen talen.
Maar het heeft ook een bijzondere relevantie in de wereld van vandaag, met zijn gepolariseerde fundamentalismen, waarbij elke kant vurig gelooft in zijn eigen gerechtigheid, elk op kruistocht, of jihad, tegen wat het ziet als een kwade vijand. De held van dit epos is een antiheld, een superman (superkracht, zou je kunnen zeggen) die het verschil niet kent tussen kracht en arrogantie. Door preventief een monster aan te vallen, brengt hij zichzelf een ramp die alleen overwonnen kan worden door een kwellende reis, een zoektocht die resulteert in wijsheid door zijn eigen nutteloosheid te bewijzen. Het epos heeft een buitengewoon verfijnde morele intelligentie. Door de nadruk op evenwicht en de weigering om de kant van de held of het monster te kiezen, zet het ons aan om onze gevaarlijke zekerheden over goed en kwaad in twijfel te trekken. (2)
Gilgamesj moedigt hoop aan omdat, ook al kun je niet eeuwig leven, de keuzes die je in je leven maakt doorwerken in het leven van anderen. Deze anderen kunnen vrienden, familie, kennissen of vreemden zijn die nog lang na iemands dood leven en die geraakt blijven worden door het eeuwige verhaal van de weigering om een leven zonder betekenis te accepteren. Gilgamesj's strijd tegen schijnbare zinloosheid definieert hem - net als iedereen die ooit heeft geleefd - en zijn zoektocht blijft diegenen inspireren die erkennen hoe intrinsiek menselijk die strijd is en altijd zal zijn.