De uitbraak van de pest in Europa tussen 1347-1352 - bekend als de Zwarte Dood - veranderde de wereld van middeleeuws Europa volledig. Ernstige ontvolking verstoorde het sociaal-economische feodale systeem van die tijd, maar de ervaring van de pest zelf beïnvloedde elk aspect van het leven van de bevolking.
Ziektes op epidemische schaal waren een vertrouwd deel van het leven in de Middeleeuwen, maar een pandemie met de zwaarte van de Zwarte Dood was nog nooit eerder voorgekomen. Nadien was een terugkeer naar het leven van voor de epidemie onmogelijk. De Zwarte Dood veranderden de basisconcepties van het Europese leven op de volgende gebieden:
- Sociaal-economisch
- Medische kennis en praktijk
- Religieus geloof en religieuze praktijk
- Vervolging en migratie
- Rechten van de vrouw
- Kunst en architectuur
Vóór de pest verdeelde het feodale systeem de bevolking rigide in een kastensysteem van de koning aan de top, gevolgd door edelen en rijke kooplieden, met de boeren (horigen) aan de onderkant. Medische kennis werd zonder meer voor lief genomen door artsen die vertrouwden op artsen uit het verleden; de katholieke kerk werd beschouwd als een nog hogere autoriteit dan de klassieken op het gebied van spirituele zaken. Vrouwen werden grotendeels beschouwd als tweederangsburgers en de kunst en architectuur van die tijd weerspiegelden het geloof van de mensen in een welwillende God die gehoor gaf aan de smeekbeden van de gelovigen. De bacterie Yersinia pestis, overgebracht door vlooien op knaagdieren, en daarmee de feitelijke oorzaak van de pest, was onbekend bij de mensen van die tijd en speelde dus geen rol in dit wereldbeeld.
Het leven in die tijd was zeker niet gemakkelijk, of zelfs maar bij tijden aangenaam, maar de mensen wisten - of meenden te weten - hoe de wereld in elkaar zat en hoe ze erin moesten leven; de pest zou dat allemaal veranderen en een nieuwe kijk op het leven openen die tot uitdrukking kwam in bewegingen als de Renaissance en de protestantse Reformatie .
Aankomst, verspreiding en gevolgen van de pest
De pest kwam vanuit het Oosten naar Europa, waarschijnlijk via de handelsroutes die bekend staan als de Zijderoute over land en in elk geval per schip over zee. De Zwarte Dood - een combinatie van builenpest, septikemische pest en longpest (en mogelijk ook een vorm van veepest) - was in het Oosten in opmars sinds tenminste 1322 en had rond 1343 de troepen van de Mongoolse Gouden Horde besmet onder het bevel van Khan Djanibek (r. 1342-1357) die de door Italië bezette stad Caffa (het huidige Feodosia op de Krim) aan de Zwarte Zee belegerde.
Toen de troepen van Djanibek stierven aan de pest, liet hij hun lijken over de stadsmuren katapulteren, waarbij de inwoners van Caffa besmet raakten door contact met de ontbindende lijken. Uiteindelijk ontvluchtten een aantal inwoners van de stad de stad per schip. Ze kwamen eerst aan in Siciliaanse havens en vervolgens in Marseille en andere plaatsen vanwaar de plaag zich landinwaarts verspreidde. De geïnfecteerden stierven meestal binnen drie dagen na het vertonen van de symptomen en het dodental steeg zo snel dat de mensen in Europa geen tijd hadden om te begrijpen wat er gebeurde, waar het vandaan kwam, of wat ze aan de situatie moesten doen. Wetenschapper Norman F. Cantor zegt hierover:
De pest was veel ernstiger in de steden dan op het platteland, maar de psychologische impact drong door in alle delen van de samenleving. Niemand - boer noch aristocraat - was veilig voor de ziekte en als de aandoening eenmaal was opgelopen, was een gruwelijke en pijnlijke dood bijna een zekerheid. De doden en stervenden lagen op straat, achtergelaten door bange vrienden en familieleden. (Civilization, 482)
Terwijl de pest voortwoedde en alle pogingen om de verspreiding te stoppen of de geïnfecteerden te genezen mislukten, begonnen de mensen het geloof te verliezen in de instellingen waar ze tot dan toe op vertrouwden. Ook het sociale systeem van het feodalisme begon af te brokkelen door de wijdverspreide dood van lijfeigenen, die het meest vatbaar waren omdat hun leefomstandigheden hen dagelijks in nauwer contact met elkaar brachten dan bij leden van de hogere klassen het geval was.
De pest tierde welig onder de lagere klasse die onderdak en hulp zocht in kloosters, kerken en conventen, waardoor de pest zich verspreidde onder de geestelijken, en van de geestelijken verder naar de adel. Tegen de tijd dat de ziekte in 1352 was uitgewoed, waren miljoenen mensen dood en was de sociale structuur van Europa net zo onherkenbaar geworden als een groot deel van het landschap omdat, zoals Cantor opmerkt, "veel bloeiende steden een tijdlang virtuele spooksteden werden"(Civilization, 482) en gewassen lagen te rotten op de velden zonder dat iemand ze kon oogsten.
Sociaal-economische effecten
Vóór de pest dacht beschouwde men de koning als eigenaar van al het land dat hij aan zijn edelen toekende. De edelen lieten horigen het land bewerken, wat hem winst opleverde waarvan hij een percentage aan de koning betaalde. De horigen zelf verdienden niets met hun arbeid behalve onderdak en het voedsel dat ze voor zichzelf verbouwden. Omdat al het land van de koning was, voelde deze zich vrij om het weg te schenken aan vrienden, familieleden en andere edelen die hem van dienst waren geweest en zo werd rond 1347 elk beschikbaar stuk land bewerkt door horigen in dienst van heren.
Europa was in die tijd zwaar overbevolkt en dus was er geen tekort aan horigen om het land te bewerken en deze boeren hadden geen andere keuze dan hun arbeid - die in wezen een soort slavernij was - voort te zetten vanaf het moment dat ze konden lopen tot aan hun dood. Er bestond geen opwaartse mobiliteit in het feodale systeem en horigen waren van generatie op generatie gebonden aan het land dat ze met hun gezinnen bewerkten.
Naarmate de pest voortduurde, nam de omvang van de beroepsbevolking echter sterk door af ontvolking en werd de arbeid van de horige plotseling een kostbaar - want steeds zeldzamer - bezit. De heer van een landgoed kon zichzelf en zijn familie niet voeden of tienden betalen aan de koning of de kerk zonder de arbeid van zijn boeren en het verlies van zovelen betekende dat de overlevenden nu konden onderhandelen over loon en een betere behandeling. Het leven van de leden van de laagste klasse verbeterde aanzienlijk omdat ze zich betere leefomstandigheden en kleding konden veroorloven, evenals luxeartikelen.
Toen de pest eenmaal voorbij was, werd het verbeterde lot van de horigen aangevochten door de hogere klasse die vreesde dat de lagere klassen hun plaats aan het vergeten waren. De mode veranderde drastisch toen de elite meer extravagante kleding en accessoires eiste om zich te blijven onderscheiden van de armen die het zich inmiddels konden veroorloven om zich mooier te kleden dan in hun vroegere vodden en lappen. Pogingen van de rijken om de horigen terug te brengen tot hun vroegere positie resulteerden in opstanden als de Jacquerie (boerenopstand) in Frankrijk in 1358, de gildeopstanden van 1378 en de beroemde Boerenopstand (Wat Tylers Rebellion) van Londen in 1381. Er was echter geen weg terug en de inspanningen van de elite waren vergeefs. De sociale strijd zou doorgaan, maar het gezag van het oude feodale stelsel was gebroken.
Effect op medische kennis en praktijk
De uitdaging van het gezag had ook gevolgen voor de overgeleverde medische kennis en praxis. Artsen ontleenden hun medische kennis voornamelijk aan het werk van de Romeinse arts Galenus (130-210) en op Hippocrates (ca. 460 - ca. 370 v. Chr.) en Aristoteles (384-322 v. Chr.), maar veel van deze werken waren alleen beschikbaar in (slechte) vertalingen van Arabische kopieën. Toch werden de werken die ze hadden zo goed mogelijk gebruikt. De geleerde Jeffrey Singman zegt hierover:
De middeleeuwse wetenschap was verre van primitief; in feite was het een zeer geavanceerd systeem gebaseerd op de verzamelde geschriften van theoretici sinds het eerste millennium voor Christus. De zwakte van de middeleeuwse wetenschap was haar theoretische oriëntatie op boekenwijsheid, die de autoriteit van gevestigde auteurs benadrukte. De taak van de geleerde [en arts] was om deze oude autoriteiten te interpreteren en met elkaar in overeenstemming te brengen, in plaats van hun theorieën te toetsen aan waargenomen werkelijkheden. (62)
Artsen en andere zorgverleners stierven zelf in een alarmerend tempo terwijl ze pestlijders probeerden te genezen met behulp van hun traditionele kennis; bovendien was niets van wat ze voorschreven behulpzaam voor hun patiënten. Al in 1349 werd duidelijk dat mensen herstelden van de pest of eraan stierven zonder aanwijsbare reden voor het een of het ander. Een geneesmiddel dat de ene patiënt weer gezond had gemaakt, werkte niet bij een volgende.
Na de pest begonnen artsen vraagtekens te zetten bij hun vroegere gewoonte om de kennis uit het verleden te accepteren zonder deze aan te passen aan de actuele omstandigheden. De geleerde Joseph A. Legan schrijft:
De geneeskunde begon langzaam te veranderen tijdens de generatie na de eerste uitbraak van de pest. Veel vooraanstaande medische theoretici kwamen om tijdens de pest, waardoor de discipline openstond voor nieuwe ideeën. Een tweede oorzaak voor verandering was dat, terwijl de universitaire geneeskunde faalde, mensen zich begonnen te wenden tot de meer op praktijkkennis steunende chirurgen... Met de opkomst van de chirurgie werd er meer aandacht gegeven aan de directe studie van het menselijk lichaam, zowel van zieken als gezonden. Anatomische onderzoeken en dissecties, zelden uitgevoerd in het Europa van voor de pest, werden met meer urgentie voortgezet met meer steun van de overheid. (53)
Door de dood van zoveel klerken en geleerden, die voorheen medische verhandelingen in het Latijn schreven of vertaalden, werden nieuwe werken in de volkstalen geschreven. Hierdoor kon het gewone volk medische teksten lezen, wat de basis van de medische kennis verbreedde. Verder ontwikkelden ziekenhuizen zich tot instellingen die meer leken op die van de moderne tijd. Voorheen werden ziekenhuizen alleen gebruikt om zieke mensen te isoleren; na de pest werden het centra voor behandeling met een veel hogere graad van hygiëne en aandacht voor patiëntenzorg.
Verandering in religieuze houding
Artsen en theoretici waren echter niet de enigen van wie het gezag door de pest op de proef werd gesteld, want de geestelijkheid werd op dezelfde manier onder de loep genomen en wekte evenzeer - of zelfs meer - twijfel aan hun vermogen om de diensten te verlenen waartoe ze beweerden in staat te zijn. Kloosterbroeders, priesters en nonnen stierven net zo gemakkelijk als ieder ander - in sommige steden werden religieuze diensten eenvoudigweg stopgezet omdat er geen geestelijken meer waren om ze te leiden - en verder hielpen de amuletten en relieken die mensen kochten ter bescherming, de diensten die ze bijwoonden, de processies waaraan ze deelnamen, het gebed en de vasten, allemaal niets om de verspreiding van de pest te stoppen; ze wakkerden deze in sommige gevallen zelfs aan.
De Flagellantenbeweging, die in groepen van boetelingen van stad naar stad trokken en zichzelf zweepslagen toedienden om boete te doen voor hun zonden, begon in Oostenrijk en won aan kracht in Duitsland en Frankrijk. Deze groepen, geleid door een zelfbenoemde meester met weinig of geen religieuze opleiding, hielpen niet alleen de pest te verspreiden maar ontwrichtten ook gemeenschappen door hun aandrang om gemarginaliseerde groepen zoals Joden aan te vallen.
Omdat niemand de oorzaak van de plaag kende, werd deze toegeschreven aan bovennatuurlijke oorzaken (zoals de vermeende Joodse tovenarij) en in het bijzonder aan Gods woede over de menselijke zonde. Degenen die stierven aan de pest werden verdacht van een persoonlijk gebrek aan geloof en toch was het duidelijk dat dezelfde geestelijken die hen veroordeelden op dezelfde manier aan dezelfde ziekte stierven. Schandalen binnen de kerk en de extravagante levensstijl van veel geestelijken zorgden samen met de toenemende sterfte door de pest voor een wijdverbreid wantrouwen jegens de visie en autoriteit van de kerk.
Toegenomen vervolging en migratie
De frustratie die mensen voelden over hun hulpeloosheid tegenover de pest leidde tot gewelddadige uitbarstingen van vervolging in heel Europa. De Flagellantenbeweging was niet de enige bron van deze vervolging; anderszins vreedzame burgers konden tot razernij worden gebracht om gemeenschappen van Joden, Roma (zigeuners), melaatsen of anderen aan te vallen. Vrouwen werden ook misbruikt in de overtuiging dat ze de zonde aanmoedigden vanwege hun associatie met de bijbelse Eva en de zondeval.
De meest voorkomende doelwitten waren echter de Joden, die al lang waren uitverkoren voor christelijke vijandigheid. Het christelijke concept van de Jood als "Christusmoordenaar" moedigde tal van uitingen van bijgeloof aan, waaronder beweringen dat Joden christelijke kinderen vermoordden en hun bloed gebruikten in onheilige rituelen; dat dit bloed vaak door Joden over de velden rond een stad werd verspreid om de pest te veroorzaken; en dat de Joden regelmatig waterputten vergiftigden in de hoop zo veel mogelijk christenen te doden.
Joodse gemeenschappen werden volledig vernietigd in Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk - ondanks een bul van paus Clemens VI (1291-1352) die de Joden vrijsprak van beschuldigingen en de christelijke aanvallen op hen veroordeelde. In grote migratiebewegingen van Joodse gemeenschappen ontvluchtten zij de plaatsen van deze slachtpartijen en velen van hen vestigden zich uiteindelijk in Polen en Oost-Europa.
Vrouwenrechten
Vrouwen kregen na de pest juist een hogere status. Vóór de uitbraak hadden zij weinig rechten. De mediëviste Eileen Power schrijft:
Bij het beschouwen van de karakteristieke middeleeuwse ideeën over vrouwen is het belangrijk om niet alleen de ideeën zelf te kennen, maar ook de bronnen waaruitze voortkwamen... In de vroege Middeleeuwen kwam wat doorging voor de actuele opinie [over vrouwen] uit twee bronnen - de kerk en de aristocratie. (9)
Noch de kerk noch de aristocratie hadden veel respect voor vrouwen. Vrouwen uit de lagere klassen konden werken als bakker, melkmeid, barmeid, wever en, natuurlijk, als arbeider met hun gezin op het landgoed van de heer, maar ze hadden niets te zeggen over hun eigen lot. De heer besliste met wie een meisje zou trouwen, niet haar vader, en een vrouw kwam van de directe controle van haar vader, die ondergeschikt was aan de heer, onder de controle van haar man, die al even ondergeschikt was.
De status van vrouwen was wel iets verbeterd door de populariteit van de Mariacultus, die vrouwen associeerde met de moeder van Jezus Christus, maar de kerk benadrukte voortdurend de inherente zondigheid van vrouwen als dochters van Eva die immers de zonde in de wereld had gebracht.
Na de pest, toen zoveel mannen dood waren, mochten vrouwen hun eigen land bezitten, de bedrijven leiden die voorheen door hun man of zoon werden gerund en hadden ze meer vrijheid in het kiezen van een partner. Vrouwen sloten zich aan bij gilden, runden scheepvaart- en textielbedrijven en konden taveernes en landbouwgrond bezitten. Hoewel veel van deze rechten later zouden worden ingeperkt toen de aristocratie en de kerk probeerden hun vroegere controle opnieuw te laten gelden, bleven vrouwen na de pest beter af dan daarvoor.
Kunst en architectuur
De pest had ook dramatische gevolgen voor de middeleeuwse kunst en architectuur. Kunstwerken (schilderijen, houtsneden, beeldhouwwerken en andere) werden realistischer dan voorheen en in veel gevallen gericht op de dood. Anna Louise DesOrmeaux geeft hierop als commentaar:
Sommige pestkunst bevat gruwelijke beelden die direct zijn beïnvloed door de dodelijke aard van de pest, of door de middeleeuwse fascinatie voor het macabere en het bewustzijn van de dood, die door de pest waren versterkt. Sommige vormen van pestkunst documenteren psychosociale reacties op de angst die de ziekte bij de slachtoffers opriep. Andere pestkunst zoeket een onderwerp dat direct inspeelt op het vertrouwen van mensen in religie, om hen hoop te geven. (29)
Het beroemdste motief was de dodendans (ook bekend als Danse Macabre), een allegorische voorstelling van de Dood die mensen uit alle lagen van de bevolking oproept om met hem mee te gaan. Zoals DesOrmeaux opmerkt, verwees de kunst na de pest niet direct naar de pest, maar iedereen die een stuk bekeek, begreep de symboliek. Dat wil niet zeggen dat er vóór de pest geen toespelingen op de dood waren, maar wel dat die daarna veel meer uitgesproken werden.
De architectuur werd op dezelfde manier beïnvloed, zoals Cantor opmerkte:
In Engeland was er een parallelle toename van soberheid in de architectonische stijl die kan worden toegeschreven aan de Zwarte Dood - een verschuiving van de Decoratieve stijl van de Franse gotiek, met ver uitgewerkte beeldhouwwerken en glasramen, naar een meer sobere stijl die Perpendicular wordt genoemd, met scherpere profielen van gebouwen en hoeken, minder weelderig, afgerond en afgezwakt dan de versierde stijl... De oorzaak kan economisch zijn geweest - minder kapitaal om uit te geven aan decoratie vanwege zware oorlogsbelastingen en vermindering van de inkomsten uit landerijen vanwege een tekort aan arbeidskrachten en hogere lonen voor boeren. (Wake, 209)
Omdat boeren nu een hoger loon konden vragen, waren de uitgebreide bouwprojecten die voor de pest werden uitgevoerd niet meer zo gemakkelijk te financieren, wat resulteerde in soberder en kosteneffectievere bouwwerken. Wetenschappers hebben echter opgemerkt dat de architectuur na de pest ook duidelijk resoneerde met het alomtegenwoordige pessimisme van die tijd en een preoccupatie tonen met zonde en dood.
Conclusie
Het waren echter niet alleen de hogere lonen die de boeren eisten en de preoccupatie met de dood die de architectuur na de pest beïnvloedden, maar ook de enorme daling in de landbouwproductie en in de vraag naar landbouwproducten als gevolg van de ontvolking, die leidde tot een economische recessie. Velden werden onbebouwd gelaten en gewassen liet men rotten, terwijl naties tegelijkertijd de import sterk beperkten in een poging om de verspreiding van de pest tegen te gaan, wat hun economieën en die van hun voormalige handelspartners alleen maar verslechterde.
De wijdverspreide angst voor een onverdiende, onvoorziene en onontkoombare dood verbijsterde de bevolking van Europa in die tijd en inspireerde haar burgers,, toen ze eenmaal enigszins was hersteld, om hun levenswijze en waardenstelsel te heroverwegen. Hoewel er aanvankelijk weinig verschoof, vonden er halverwege de 15e eeuw in heel Europa radicale veranderingen plaats die honderd jaar eerder nog onvoorstelbaar waren, zoals de protestantse Reformatie, de verschuiving in de landbouw van grootschalige graanteelt naar veeteelt, de loonsverhoging voor arbeiders in de steden en op het platteland, en de vele andere ontwikkelingen die samenhingen met de Renaissance.
Pestepidemieën zouden nog lang blijven optreden na de Zwarte Dood in de 14e eeuw, maar geen enkele zou eenzelfde psychologische impact hebben die resulteerde in een complete herwaardering van het bestaande paradigma van overgeleverde kennis. Europa - als andere regio's - baseerde haar reacties op de Zwarte Dood op traditionele conventies - zowel religieus als seculier - en toen deze faalden, moesten er nieuwe modellen worden gecreëerd om de wereld te kunnen begrijpen.