Veel oorzaken van de Tweede Wereldoorlog (1939-45) kunnen worden teruggevoerd op de harde vredesregeling van de Eerste Wereldoorlog (1914-18) en de economische crisis van de jaren 1930, maar meer directe aanleidingen voor het uitbreken ervan waren de agressieve invasies van buurlanden door Duitsland, Italië en Japan. Een zwak en verdeeld Europa, een isolationistische VS en een opportunistische USSR waren na de Eerste Wereldoorlog allemaal uit op vrede, maar de verzoeningspolitiek van appeasement leverde alleen op wat iedereen het meest vreesde: nog een lange en verschrikkelijke wereldoorlog.
De belangrijkste oorzaken van WO II waren:
- Het harde Verdrag van Versailles
- De economische crisis van de jaren 1930
- De opkomst van het fascisme
- De herbewapening van Duitsland
- De cultus rond Adolf Hitler
- De appeasement-politiek van de Westerse mogendheden
- Verdragen van wederzijdse steun tussen de Asmogendheden
- Gebrek aan verdragen tussen de Geallieerden
- De territoriale uitbreiding van Duitsland, Italië en Japan
- Het nazi-sovjetpact
- De invasie van Polen in september 1939
- De Japanse aanval op de Amerikaanse marinebasis in Pearl Harbour
Verdrag van Versailles
Duitsland werd verslagen in de Eerste Wereldoorlog en de overwinnaars stelden strenge voorwaarden op om ervoor te zorgen dat een deel van de oorlogskosten zou worden goedgemaakt en om te voorkomen dat Duitsland in de toekomst weer een bedreiging zou worden. De Europese economieën en bevolkingen waren zwaar geraakt door de oorlog en de overwinnaars waren niet in de stemming om toegeeflijk te zijn, omdat Duitsland bijna gewonnen had en de Duitse industrie nog intact was. Duitsland bleef dus een potentieel gevaarlijke staat. Groot-Brittannië en Frankrijk wilden echter geen volledig bestraffende regeling, omdat dit tot blijvende wrok zou kunnen leiden en Duitsland dan geen waardevolle exportmarkt zou kunnen worden.
De vredesvoorwaarden werden vastgelegd in het Verdrag van Versailles, dat op 28 juni 1919 door alle partijen behalve de USSR werd ondertekend. Het Rijnland moest gedemilitariseerd worden om als bufferzone tussen Duitsland en Frankrijk te dienen. Alle koloniën en de Saar, een steenkoolrijk gebied in het westen van Duitsland, werden aan het Duitse gezag onttrokken. Polen kreeg het industriegebied Opper-Silezië en een corridor naar zee, die Danzig (Gdánsk) omvatte en Oost-Pruisen afsneed van de rest van Duitsland. Frankrijk kreeg de regio's Elzas en Lotharingen terug. Duitsland moest oorlogsvergoedingen betalen aan Frankrijk en België. Duitsland kreeg beperkingen op zijn strijdkrachten en mocht geen tanks, vliegtuigen, onderzeeërs of slagschepen bouwen. Tot slot moest Duitsland de volledige verantwoordelijkheid op zich nemen, dat wil zeggen de schuld, voor het beginnen van de oorlog. Veel Duitsers beschouwden deze vredesvoorwaarden als zeer onrechtvaardig.
De regeling vestigde negen nieuwe staten in Oost-Europa, een recept voor instabiliteit omdat ze elkaars grenzen betwistten en in veel gevallen grote minderheidsgroepen bevatten die er aanspraak op maakten bij een ander land te horen. Duitsland, Italië en Rusland keken met imperialistische begeerte naar deze jonge staten zodra zij de zware oorlogsschulden te boven waren.
In de jaren 1920 tekende Duitsland twee belangrijke verdragen. Het Verdrag van Locarno van 1925 garandeerde de westelijke grenzen van Duitsland, maar liet ruimte voor wijzigingen in het oosten. Het Kellogg-Briand-pact van 1928 werd ondertekend door 56 landen. Alle grootmachten beloofden geen buitenlands beleid te voeren met militaire middelen. In 1929 werden de herstelbetalingen van Duitsland zoals die waren vastgelegd in het Verdrag van Versailles, verlaagd van 6,6 naar 2 miljoen pond. In 1932 werden de herstelbetalingen zelfs helemaal geschrapt. Dit leek allemaal veelbelovend, maar in de jaren 1930 begon het complexe web van Europese diplomatie snel uiteen te rafelen in een klimaat van economische achteruitgang.
Economische crisis
De Grote Depressie, uitgelokt door de beurskrach op Wall Street in 1929, resulteerde in de jaren 1930 in een crisis die veel economieën raakte. De wereldhandel, prijzen en werkgelegenheid stortten in. In Duitsland was er in 1923 al hyperinflatie geweest, waardoor spaargeld waardeloos was geworden, een klap die veel Duitsers van de middenklasse nooit vergaten. De regelmatige leningen van de Verenigde Staten (het Dawes Plan), waarvan de Duitse economie afhankelijk was, stopten. Tussen veel staten ontstond een vijandige houding toen de internationale handel instortte. De VS, 's werelds belangrijkste geldschieter, volgde een isolationistische strategie. Groot-Brittannië en Frankrijk hadden uitsluitend oog voor het eigen wereldrijk. Protectionisme en handelstarieven werden de norm.
Duitsland raakte vastbesloten om zelfvoorzienend te worden om niet langer afhankelijk te zijn van wereldhandelspartners, een beleid dat de verwerving van natuurlijke hulpbronnen door militaire bezetting vereiste. Duitsland zag een weg uit de financiële puinhoop door massale herbewapening die banen zou scheppen in fabrieken en het leger. Het beleid omvatte niet alleen het aanleggen van wapenvoorraden, maar ook het creëren van een economie gericht op totale oorlog, waarbij de wapenindustrie prioriteit kreeg in termen van grondstoffen, energie, industrie en geschoolde arbeiders.
Hitler en de Nazipartij
Nationalistische en fascistische partijen deden het goed in heel Europa. Vanaf 1922 werd Italië geregeerd door Benito Mussolini (1883-1945), leider van de fascistische partij aldaar. In 1939 had Spanje een fascistische heerser in de persoon van generaal Franco (1892-1975). In Duitsland was Adolf Hitler (1889-1945) de leider van de fascistische Nationaal-Socialistische Partij (nazi's), de grootste partij na de verkiezingen van juli en november 1932. Er waren zelfs fascistische partijen in democratieën zoals Groot-Brittannië. Charismatische leiders verbonden de al langer populaire nationalistische gevoelens met de meer sinistere manier van denken van het fascisme. Hoewel de fascistische partijen in verschillende landen niet precies hetzelfde waren, hadden ze wel een aantal belangrijke doelen gemeen. Alle fascistische leiders streefden naar absoluut, autoritair leiderschap en om deze nieuwe orde te realiseren legden ze de nadruk op "conformisme, vijandigheid tegenover buitenstaanders, routinematig geweld, minachting voor de zwakkeren en extreme haat jegens afwijkende meningen" (Dear, 274). Fascistische partijen wonnen aanvankelijk aan populariteit als tegenstanders van het communisme, dat door velen als een bedreiging werd gezien sinds de Russische Revolutie van 1917. Sterker nog, in Westerse landen verhinderde een diep wantrouwen jegens het communisme de vorming van een krachtige politieke en militaire alliantie met de USSR, die uiteindelijk een oorlog had kunnen voorkomen.
Hitler beloofde dat de vernedering van Versailles zou worden gewroken en dat Duitsland weer groot zou worden. Veel Duitsers geloofden dat ze waren verraden door de legerleiding in WO I en waren moe van de eindeloze opeenvolging van ineffectieve coalitieregeringen sinds de oorlog. Hitler werd niet gehinderd door banden met de gevestigde elite en bood een nieuw begin. Bovenal beloofde hij banen en brood in een periode waarin werkloosheid en armoede zwaar drukten op de samenleving. De nazipartij beloofde een dynamische economie als motor van Duitse expansie, te zien als een glorieuze onderneming waarbij strijd en oorlog als deugden werden verheerlijkt. Het nazisme streefde naar Lebensraum (leefruimte) voor het Duitse volk - nieuwe gebieden om tot welvaart te komen. Het nazisme identificeerde als belangrijkste binnenlandse vijanden Joden, Slaven, communisten en vakbondsleden: allemaal mensen die Duitsland ervan weerhielden zijn volledige potentieel te realiseren, beweerden de nazi's. Het nazisme riep op tot een internationale strijd waarin Duitsers hun bestemming konden bereiken en zichzelf als het meesterras konden bewijzen. Dergelijke ideeën, die geen van alle radicaal nieuw waren, impliceerden dat oorlog onvermijdelijk was. Het argument dat totalitaire regimes oorlogen nodig hebben en liberale democratieën vrede om te kunnen bloeien is misschien simplistisch, maar heeft wel enige geldigheid. Hitler beloofde dat zijn nieuwe Derde Rijk 1000 jaar zou standhouden en met behulp van propaganda, show en brute onderdrukking van alternatieve ideeën geloofden velen hem terwijl hij vakkundig inspeelde op lang gekoesterde opvattingen in Duitsland en Oostenrijk. Zoals F. McDonough stelt, "Hitler trommelde de maat van een oude melodie begeleid door moderne instrumenten" (93).
In januari 1933 nodigde de Duitse president Paul von Hindenburg (1847-1934), die geen andere opties meer had, Hitler uit om kanselier te worden. Na systematisch alle oppositie te hebben verpletterd, begon Hitler zijn binnenlandse beleid in de praktijk te brengen en een totalitair regime in te stellen, alles wat hij al in 1924 in zijn boek Mein Kampf (Mijn strijd) had beschreven. Toen Hindenburg in augustus 1934 stierf, voegde Hitler in feite de posities van president en kanselier samen en riep zichzelf uit tot leider van Duitsland ofwel: Führer. Hitler was zelf de staat geworden - alles wat hij nu nog nodig had om zijn onmogelijke droom te verwezenlijken was een herbewapend Duitsland.
De herbewapening van Duitsland
Hitler was vastbesloten om de strijdkrachten van de natie opnieuw op te bouwen. De bewapening nam een hoge vlucht ondanks de beperkingen van Versailles, die Hitler in maart 1935 formeel verwierp. Het leger was al vier keer zo groot als toegestaan. Uiteindelijk werden de Westerse mogendheden gedwongen om de schade te beperken. In juni 1935 werd de Anglo-Duitse marineovereenkomst getekend, die de kracht van de Duitse marine tot 35% van de Royal Navy beperkte en Hitler toestond gigantische nieuwe schepen te bouwen, zoals het slagschip Bismarck.
Als nog weer een voorbeeld van de persoonscultus van Adolf Hitler moest al het personeel van de strijdkrachten trouw zweren aan Hitler persoonlijk. Dankzij de herbewapening had Duitsland in 1938 bijna volledige werkgelegenheid bereikt. Hitler was zijn beloften aan het Duitse volk nagekomen. Aan de nieuwe oorlogsmachine van Duitsland hing een prijskaartje. Herbewapening vereiste enorme importen van grondstoffen, en deze konden niet veel langer worden gekocht omdat de Duitse betalingsbalans vanaf 1939 in het slop raakte. Het bezetten van gebieden waar deze grondstoffen te vinden waren leek een eenvoudige oplossing voor het probleem. Van cruciaal belang was dat Duitsland een wapenvoordeel had ten opzichte van zijn vijanden, maar deze situatie zou niet lang duren. Voor Hitler was het nu tijd om toe te slaan.
Appeasement
Duitsland toestaan zich te herbewapenen maakte deel uit van de politiek van appeasement: het doen van redelijke concessies teneinde de totale ramp van een oorlog te voorkomen. Appeasement, nagestreefd door Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten, betekende niet vrede tegen elke prijs, maar het probleem met dit beleid was wel dat het stap voor stap agressieve mogendheden de indruk gaf dat hun voortdurende agressie niet noodzakelijkerwijs tot een grotere oorlog zou leiden. Om deze stappen te beschrijven, moeten we kijken naar de wereldpolitiek in het begin van de jaren 1930.
De Volkenbond (voorloper van de huidige Verenigde Naties) werd opgericht na WO I om ervoor te zorgen dat internationale geschillen vreedzaam werden beslecht en de wereldvrede werd gehandhaafd. Hoewel de Amerikaanse president Woodrow Wilson (in functie 1913-21) een belangrijke rol speelde bij de oprichting van de Volkenbond, is het van cruciaal belang dat de Verenigde Staten er nooit lid van zijn geworden, waardoor de organisatie ernstig verzwakt werd. Duitsland sloot zich aan in 1926 maar vertrok in 1933; Japan vertrok hetzelfde jaar. De Volkenbond bleek absoluut niet in staat om zijn doelen te bereiken, zoals het duidelijkst bleek uit het onvermogen om de Japanse inval in Mantsjoerije in september 1931 en de Italiaanse invasie van Abessinië (Ethiopië) in oktober 1935 te voorkomen. Hitler keek ongetwijfeld met bijzondere interesse naar deze gebeurtenissen en het totale ontbreken van een militair antwoord van de Volkenbond toen hij, met zijn eigen vernieuwde strijdkrachten, voorbereidingen trof om de grenzen van Duitsland uit te breiden.
Van 1933 tot 1935 voerde Hitler een dubbelzinnig buitenlands beleid, waarbij hij soms beloofde dat hij vreedzame bedoelingen had. Hij veroorzaakte verwarring met diplomatieke goocheltrucs als een vredesverdrag met Polen in januari 1934 en een verklaring later in hetzelfde jaar dat hij niet van plan was Oostenrijk bij het Reich te voegen. Vanaf 1935 werden zijn plannen steeds duidelijker, ook al beweren sommige historici dat de Führer eigenlijk helemaal geen plannen had, maar alleen maar de kansen greep die zijn vijanden hem boden. Sommige historici beweren dat Hitler niet helemaal vrij was om te handelen zoals hij wilde, vanwege beperkingen binnen de nogal chaotische en intern verdeelde nazipartij.
In maart 1935 werd het Saarland herenigd met Duitsland na een volksstemming. In hetzelfde jaar werd de dienstplicht afgekondigd. In maart 1936 bezette Duitsland het Rijnland. In oktober werden Duitsland en Italië formele bondgenoten van de As Rome-Berlijn. In november 1936 ondertekenden Italië en Duitsland (en later Japan) het Anti-Komintern Pact, een verdrag over wederzijdse samenwerking bij het opbouwen van een imperium en een verenigd front tegen het communisme. In maart 1938 bereikte Hitler de Anschluss, de formele eenwording van Duitsland en Oostenrijk. Aangemoedigd door het uitblijven van een krachtige reactie van de Volkenbond bezette Hitler vervolgens het Sudetenland, het industriegebied van Tsjecho-Slowakije dat aan Duitsland grenst. Opnieuw reageerden de Westerse mogendheden niet militair, ondanks het feit dat Frankrijk en de USSR een bijstandsverdrag met de Tsjechen hadden gesloten. Het Verdrag van München van september 1938 werd ondertekend door Duitsland, Frankrijk, Italië en Groot-Brittannië. De USSR was niet uitgenodigd, een gemiste en laatste kans om een verenigd front tegen het fascisme te vormen - misschien was dit de echte prijs voor het nastreven van een beleid van verzoening met uitsluiting van alle andere mogelijke strategieën. De Britse premier Neville Chamberlain (in functie 1937-40), wapperde voor verzamelde journalisten met een stuk papier dat Hitler had ondertekend, zelfverzekerd verklarend dat hij "vrede met eer" had bereikt (Dear, 597) en dat we nu "vrede in onze tijd" hadden (McDonough, 121). Chamberlain werd dat jaar genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede.
Appeasement was een aantrekkelijk beleid voor westerse politici omdat de verschrikkingen van de vorige oorlog nog vers in het geheugen van de kiezers lagen. Vooral Frankrijk was in deze periode politiek zwak en had in de jaren 1930 te maken met liefst 16 coalitieregeringen. Groot-Brittannië vreesde zijn rijk te verliezen als het door nog een grote oorlog verzwakt zou raken. De publieke opinie in Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten was overweldigend tegen oorlog en herbewapening. Bovendien was het geenszins zeker dat Hitler de grenzen van Duitsland zou blijven uitbreiden; hij had in ieder geval beloofd dat hij geen andere ambities had dan Duitsland terug te brengen tot het grondgebied van voor de Eerste Wereldoorlog. Ten slotte won appeasement, ook al werd het niet echt gezien als een kansrijk beleid, cruciale tijd voor de westerse mogendheden om het voorbeeld van Duitsland te volgen en zich te herbewapenen. In Groot-Brittannië en Frankrijk waren er ook sterke lobby's die van mening waren dat herbewapening een verspilling van middelen was in economisch turbulente tijden en die erop wezen dat Duitsland de vijfde grootste afnemer van de Britse export was. Achteraf is gebleken dat verzoening dwaasheid was, omdat Hitler van plan was om zoveel mogelijk van Europa te bezetten als hij maar kon en zijn staat van dienst als het gaat om het breken van verdragen bewees ook al dat onderhandelen zinloos was. Het uit Duitse handen houden van de Tsjechische zware industrie zou waarschijnlijk een gunstiger aanleiding voor een oorlogsverklaring zijn geweest dan de daaropvolgende invasie van Polen, maar Groot-Brittannië, Frankrijk en de USSR waren op dat moment gewoon niet klaar voor oorlog. Pas in 1939 begonnen deze landen serieus met het opzetten van oorlogseconomieën.
Invasie van Polen
In 1939 ondernamen Duitsland en Italië nog meer belangrijke activiteiten in hun streven om steeds meer van Europa te bezetten. In maart 1939 nam Duitsland de rest van Tsjecho-Slowakije en Memel (een deel van Litouwen) op in het Derde Rijk. De Westerse mogendheden raakten steeds meer geschokt door de aanvallen van de nazi's op de Duitse Joden en begonnen zich nu af te vragen of onderhandelen met zo'n regime ooit nog gerechtvaardigd kon worden op morele gronden. Appeasement was eindelijk dood.
Op 31 maart beloofden Groot-Brittannië en Frankrijk de grenzen van Polen te garanderen en in april werd dit uitgebreid tot Roemenië. Turkije en Griekenland begonnen ook besprekingen over wederzijdse bescherming met Groot-Brittannië en Frankrijk. Het was eindelijk tot de leiders in Groot-Brittannië en Frankrijk doorgedrongen dat de fascisten koste wat het kost op territoriale uitbreiding uit waren. Er was al een plaatselijke oorlog aan de gang, de Spaanse Burgeroorlog van 1936-39, waarbij Duitse en Italiaanse militaire wapens aan de ene kant en Sovjethulp aan de andere kant betrokken waren. In april bezette Italië Albanië. Aan het einde van dezelfde maand verwierp Hitler het Anglo-Duitse marine-akkoord. In mei 1939 tekenden Italië en Duitsland een militaire alliantie, het 'Pact van Staal'.
In augustus 1939 sloot Duitsland een niet-aanvalsverdrag met de Sovjet-Unie, het Molotov-Ribbentrop Pact (nazi-sovjetpact), genoemd naar de ministers van Buitenlandse Zaken van beide staten. De sovjetleider Jozef Stalin (1878-1953) was zich er steeds meer van bewust dat Groot-Brittannië en Frankrijk volkomen bereid leken om Hitler te sussen zolang hij maar oostwaarts in zijn richting bewoog. De mogelijkheid van 'collectieve veiligheid' (Groot-Brittannië, Frankrijk en de USSR die samenwerkten) werd niet gerealiseerd vanwege een gebrek aan vertrouwen tussen de partijen. Het Molotov-Ribbentrop-pact daarentegen stelde Stalin in staat om Oost-Polen in te lijven en de USSR een tijdje buiten een oorlog te houden, waardoor hij kostbare tijd won voor herbewapening. Misschien zou ook de mogelijkheid voor Duitsland om alleen in het Westen oorlog te voeren tegen Groot-Brittannië en Frankrijk - Stalins 'blanco cheque' voor Hitler - alle drie zodanig verzwakken dat ze de USSR niet langer konden bedreigen.
Europa was als een tondeldoos die wachtte op één enkele vonk die een oorlog zou doen ontbranden. De vonk kwam snel genoeg met de Duitse invasie van Polen op 1 september 1939. De volgende dag waarschuwde Chamberlain Hitler dat er oorlog zou volgen als Duitsland zich niet zou terugtrekken. Hitler negeerde het ultimatum. Op 3 september verklaarden Groot-Brittannië en Frankrijk, om vrije en onafhankelijke naties te beschermen, Duitsland de oorlog. Italië, dat in de coulissen afwachtte wat er in zijn voordeel zou kunnen gebeuren, bleef voorlopig neutraal. Ook de wereld wachtte met ingehouden adem af wat er verder zou gebeuren. Het onverwachte antwoord was: helemaal niets.
Wereldoorlog
De 'schijnoorlog', waarin de Geallieerden en de Asmogendheden niet rechtstreeks tegenover elkaar stonden, duurde tot april 1940, toen Duitsland Noorwegen binnenviel. In mei viel Duitsland ook de Lage Landen en Frankrijk binnen. Duitsland bleek niet te stoppen en eind juni was Frankrijk gevallen. In oktober viel Italië Griekenland binnen. In 1941 bezette Duitsland Joegoslavië. Groot-Brittannië moest alleen vechten om te overleven totdat Hitler in juni 1941 de USSR binnenviel (Operatie Barbarossa).
De oorlog werd een wereldwijd conflict toen Japan op 7 december 1941 de Amerikaanse vloot aanviel in Pearl Harbour, Hawaï. Japan was Oost-China al binnengevallen uit bezorgdheid over het opkomende Chinese nationalisme en bezette vervolgens het grootste deel van Zuidoost-Azië op zoek naar keizerlijke glorie en natuurlijke rijkdommen, met name olie, waarvan de import werd beperkt door een Amerikaans embargo. Japan hoopte misschien dat de gebeurtenissen in Europa een directe reactie tegen hen zouden voorkomen, maar de Verenigde Staten sloten zich uiteindelijk toch bij het conflict aan. Pas na nog eens vier lange en bittere oorlogsjaren zou er vrede komen.