De wolbewerkers van het Oude Rome

Artikel

Joshua J. Mark
door , vertaald door Theo Poot
gepubliceerd op 14 juli 2021
Beschikbaar in andere talen: Engels, Frans, Portugees, Spaans
Luister naar dit artikel
X
Artikel afdrukken

De wolbewerkers van het oude Rome wasten de kleren van de stad en voltooiden de bewerking van stof die daarna werd verwerkt tot kleding, dekens of andere benodigdheden. Er werd op hen neergekeken vanwege hun gebruik van menselijke en dierlijke urine als reinigingmiddel, maar intussen behoorden ze tot de meest succesvolle en goedbetaalde werknemers in de stad.

The Fullonica of Stephanus in Pompeii
De Fullonica van Stephanus in Pompeï
Carole Raddato (CC BY-NC-SA)

Het beroep van van wolbewerker (traditionele Nederlandse term voor dit ambacht: voller of volder) had een lange geschiedenis, die teruggaat tot Mesopotamië lang voor 1600 v.Chr., toen het werd genoemd in een fameuze Sumerische komedie In de wasserij. Het beroep werd als essentieel beschouwd in Egypte, net als in Griekenland, en wordt genoemd in de Bijbel, waar, naast andere verwijzingen, wolbewerkers worden aangehaald in de Verheerlijking op de Berg van Jezus, in Marcus 9:3, waar zijn gewaad oogverblindend wit wordt "zo wit als geen wolwasser op aarde voor elkaar zou kunnen krijgen." Deze zin verwijst naar een van de primaire verantwoordelijkheden van de wolbewerkers - het schoonmaken van kleding - en om die zo helder mogelijk te krijgen, gebruikten ze urine als natuurlijk bleekmiddel.

DE BIJNA-OBSESSIE VAN WOLBEWERKERS OM ZOVEEL MOGELIJK URINE TE VERZAMELEN LEIDDE ERTOE DAT ZE MEER MET AFVAL EN VUILIGHEID WERDEN GEASSOCIEERD DAN MET REINHEID.

Urine werd verzameld in openbare toiletten en de bijna-obsessie van wolbewerkers om er zoveel mogelijk van te verzamelen, zorgde ervoor dat ze meer met afval en vuiligheid dan met netheid werden geassocieerd. De urine werd in het vat met de kleding gegoten en de wolbewerkers (of hun slaven) stapten erin en roerden het, zoals een moderne wasmachine dat doet, om vlekken en geuren te verwijderen. Dit beroep bleef nog honderden jaren na de val van het Romeinse Rijk bestaan, met identieke reinigingsmiddelen en werkwijze, tot in de moderne tijd toen de urine door zeep werd vervangen. Hedendaagse professionele wasserijen zetten een traditie voort die tot de oudste ter wereld behoort.

Romeinse kleding & wasserijen

De Romeinen uit de hogere klasse waren zich er terdege van bewust hoe kleding iemands status weerspiegelt en ze deden alle moeite om voor zichzelf een indrukwekkend openbaar imago te cultiveren. Zelfs hun huisslaven en bedienden waren goed gekleed en de lagere klassen, zo lijkt het, waren zich al er evenzeer bewust hoe belangrijk het was om er buitenshuis op je best uit te zien. Romeinse kleding schijnt te zijn ontwikkeld vanuit de antieke Griekse kleding, waarmee het mogelijk was om meerdere outfits te maken met behulp van één kledingstuk dat op verschillende manieren kon worden geschikt.

Net als in Griekenland was Romeinse kleding uniseks en droegen kinderen gewoon kleinere versies van volwassen outfits (meestal gewoon een tuniek voor zowel jongens als meisjes). De basiskleding was:

Ondergoed – lendendoeken voor mannen en vrouwen en een borstband zoals de Griekse strophion voor vrouwen, een doek die de borsten ondersteunde en aan de achterkant vastbond.

Bikini Mosaic
Bikini-mozaïek
Roundtheworld (CC BY-SA)

Tunieken – knielange mouwloze kledingstukken die aan de schouders worden vastgemaakt door broches (of genaaid) en om de taille door een riem van leer of stof. Sommige tunieken reikten tot aan de vloer en hadden lange mouwen, maar de meeste werden kort gesneden om meer bewegingsvrijheid mogelijk te maken. De witte basistuniek kon worden geverfd om iemands status of beroep aan te geven, net als de toga, en leden van sportteams lieten hun tunieken allemaal in dezelfde kleur verven (net als sommige van hun fans). Sommige tuniekstijlen, met langere mouwen en variërende halslijnen, waren favoriet bij mannelijke en vrouwelijke prostituees die ze ook konden laten verven om meer aandacht te trekken.

Broeken - meestal alleen gedragen door soldaten, vooral bij de cavalerie, en door gladiatoren.

Toga's – het bekende bovenkleed van de Romeinse elite, meestal geassocieerd met mannen, maar ook gedragen door vrouwen. De toga werd over een tuniek of op zichzelf gedragen. De geleerden Lesley en Roy A. Adkins geven als commentaar:

De toga was een duur, zwaar kledingstuk van fijne natuurlijke witte wol; het moest regelmatig worden schoongemaakt door de wolbewerker. Het kledingstuk was ongeveer halfrond van vorm, ongeveer 5,5 m breed en 2,1 m lang. Het moest op een ingewikkelde manier om het lichaam worden gedrapeerd en verschillende keizers moesten decreten uitvaardigen om het gebruik ervan bij openbare gelegenheden af te dwingen [omdat het zo'n last was]... De toga toonde verschillen in de sociale rangorde. De toga praetexta (omzoomde toga) had een paarse band en werd gedragen door magistraten. (344)

Andere toga's hadden verschillende gekleurde banen die de sociale status van de drager aangaven. Een alleenstaande vrouw uit de hogere klasse droeg een tuniek tot aan de puberteit, waarna van haar werd verwacht dat ze alle dingen die verband hielden met de kindertijd zou opruimen en een vrouw zou worden. Vanaf die tijd droeg ze een eenvoudige witte toga, misschien over een tuniek. Getrouwde vrouwen droegen een tuniek onder een lange jurk die bekend staat als stola. Adkins' commentaar:

Vrouwen droegen ook mantels. De kleding van de rijken toonde rijke kleuren en fijne materialen, zoals mousseline en zijde. In sommige gebieden droegen vrouwen ook nauwsluitende mutsen en haarnetjes. (345)

Mannen droegen natuurlijk ook mantels en capes van wol of leer en deze moesten, net als al het bovenstaande, regelmatig worden schoongemaakt. Romeinen wasten zichzelf en hun kleding niet thuis. De meeste burgers zouden dat niet kunnen zelfs als ze het wilden, omdat ze in appartementsgebouwen (insulae) woonden die meestal donker en slecht geventileerd waren en in de meeste gevallen geen stromend water hadden. Aquaducten, die water in de stad brachten, voedden meestal openbare fonteinen, zwembaden, bedrijven en Romeinse baden, maar geen privéwoningen.

Roman Toga, Tarragona
Romeinse toga, Tarragona
Mark Cartwright (CC BY-NC-SA)

Elke vrije persoon in de stad moest daarom zijn kleren naar de vollers brengen om te worden schoongemaakt; maar naast die primaire functie verfde deze ook de tunieken, capes en toga's, plooide de stola van de getrouwde vrouw en voltooide het proces om een stof klaar te maken voor bewerking tot een kledingstuk, of zorgde voor het vervilten van een kledingstuk om het waterdicht te maken.

Het reinigingssproces

Voor al deze taken kon dus een beroep op de wolbewerkers worden gedaan, maar vooral en geregeld voor het schoonmaken van vuile kleding. Het proces bestond uit drie stappen die in essentie tot op heden niet veranderd zijn, zij het met andere materialen en middelen. Een klant ging naar de fullonica (meervoud: fullonicae), de volderij, en liet zijn kleding daar achter bij de wolbewerker of voller (Latijn: fullones – een bleker/reiniger van kleding) met instructies over wat er met elk artikel of met de hele bundel moest gebeuren.

DE VOLLER WAS VOLLEDIG VERANTWOORDELIJK VOOR DE KLEDING ZOLANG DIE IN ZIJN BEZIT WAS EN ALS HIJ EEN KLEDINGSTUK VERLOOR OF BESCHADIGDE, MOEST HIJ DIT VERVANGEN.

De voller was volledig verantwoordelijk voor de kleding terwijl ze in zijn bezit waren en als hij er een verloor of beschadigde, moest hij dit volgens de wet vervangen, wat behoorlijk duur kon zijn. De kleding van een bepaalde klant werd gedurende het hele proces bijeen gehouden om verwisseling te voorkomen. Vooral wollen kledingstukken werden met zorg behandeld, omdat men dacht dat de oorspronkelijke kwaliteit achteruit zou gaan door het wassen. Toch bleven klanten hun kleding brengen, simpelweg omdat ze geen keuze hadden. Rome blonk als stad niet uit door schone straten of frisse geuren, en de vollerswerkplaatsen waren bijna elke dag van het jaar in bedrijf, behalve tijdens bepaalde festivals. Zodra de kleding door de voller was aangenomen, begon het proces:

Wassen: De voller stopte de kleding in een vat (of vaten) die aan de vloer of aan een verhoogd platform waren verankerd en voegde vervolgens water en urine toe voordat hij er zelf in stapte. De vaten waren van elkaar gescheiden door lage muren, die de voller kon gebruiken om het evenwicht te bewaren terwijl hij met zijn blote voeten op de kleding rondliep. Hoe lang dit wasgedeelte van het proces doorging, is onbekend.

Spoelen: De kleding werd uit de wasbakken gehaald en met de hand of door een kurkentrekkerpers uitgeknepen en vervolgens met een stok geslagen om het achtergebleven vuil los te maken. Vervolgens werden de kledingstukken in spoelkommen geplaatst die werden voorzien van schoon water uit het centrale systeem van de stad. Als er nog steeds een vlek zichtbaar was, werd het proces herhaald totdat alle kleding er goed schoongemaakt uitzag en naar de droogruimte kon worden verplaatst.

Drogen: Kledingstukken werden opnieuw met de hand of door een kurkentrekkerpers uitgeperst en vervolgens op rekken in een open ruimte uitgespreid om te drogen. Terwijl ze droogden, werden ze geborsteld om eventuele pluisjes te verwijderen, en vervolgens werd volledig witte kleding op rieten frames boven brandende zwavel gezet om te bleken; gekleurde kleding werd ingewreven met de natuurlijke substantie die bekend staat als vollersaarde, die hielp de kleur te herstellen, de kwaliteit van het doek te behouden en eventuele achterblijvende vlekken te verwijderen. Zodra de witte kleren gebleekt waren, werden die ook ingewreven met vollersaarde.

Garden of the Fullonica of Stephanus
Tuin van de Fullonica van Stephanus
Carole Raddato (CC BY-SA)

Eenmaal schoongemaakt en gedroogd, werd de kleding vermoedelijk gelabeld met de naam van de klant voor afhaling of levering, afhankelijk van de afspraken. De voller vervolgde het proces vervolgens met de kleding van de volgende klant. Vaten voor het verven waren natuurlijk gescheiden van die voor het wassen of spoelen en er was een aparte ruimte voor het vervilten van stof. In grote fullonicae waren er veel arbeiders die in één keer schoonmaakten, spoelden, droogden, verfden en viltten, maar zelfs in meer bescheiden winkels waren er meestal een paar slaven die de eigenlijke arbeid verrichtten terwijl de eigenaar de klantcontacten en de organisatievan het bedrijf voor zijn rekening nam.

De Fullonica van Stephanus

De meest perfect bewaarde winkel in zijn soort is de Fullonica van Stephanus die tussen 1912-1914 in Pompeï werd ontdekt. De fullonica werd ontdekt tijdens opgravingen van de Via dell'Abbondanza, een van de hoofdwegen van de stad, als een van de bedrijven in het cluster van gebouwen dat nu bekend staat als Stadsblok 6. Dit blok omvatte privéwoningen, sommige van twee verdiepingen, die aan de voorzijde uitkwamen op de Via dell'Abbondanza en aan de achterkant op tuinen en een kleinere doorgaande weg.

Er waren twee winkels met een onbekend doel aan beide uiteinden van het blok, die vermoedelijk eigendom waren van ofwel werden geëxploiteerd of verhuurd door de mensen die in de huizen of appartementen woonden die ermee verbonden waren. Direct naast de fullonica was een thermopolium en een fastfoodrestaurant met een gedeelte dat overeenkwam met een moderne snackbar aan de voorkant en een gedeelte voor uitgebreid dineren aan de achterkant. Het thermopolium kan eigendom zijn geweest van de bewoner van het naastgelegen huis wiens deur erop uitkwam en wiens achterdeur leidde naar de tuinen en het straatje achter het blok.

The Thermopolium of Vetutius Placidus in Pompeii
Het Thermopolium van Vetutius Placidus in Pompeï
Carole Raddato (CC BY-NC-SA)

Opgravingen op de vindplaats suggereerden dat de fullonica een huis was geweest, het lagere niveau van de woning die eraan vastzat, en eigendom van een zekere Stephanus. Geleerde Brian K. Harvey merkt op:

Het etablissement had de plattegrond van een gewoon huis, maar aan het kleine atrium en het peristylium van het huis waren bassins en vaten voor het schoonmaken van kleding toegevoegd, wat aangeeft dat het werd omgebouwd van een huis tot een vollerswerkplaats. (169)

Stephanus was duidelijk een succesvol zakenman, want er zijn aanwijzingen dat hij een aantal werknemers of slaven had die het eigenlijke werk van het schoonmaken van kleding deden terwijl Stephanus het bedrijf leidde, in overeenstemming met het gebruikelijke model van een fullonica. De officiële website van Pompeï is het eens met Harvey's conclusie dat de winkel een omgebouwd huis was en merkt ook op hoe opgravingen de overblijfselen van de eigenaar blootlegden:

Deze productiefaciliteit, ontworpen voor het reinigen van vuile was en het ontvetten van nieuw geproduceerde stof, werd gebouwd in de laatste fase van het leven van de stad, voor welk doel de structuur werd getransformeerd van het oorspronkelijke huis tot een atrium. In het midden van het atrium werd een groot bad geplaatst... en een dakraam werd geplaatst om het bovenste deel te gebruiken als terras om de was te drogen, en andere baden werden geplaatst in de tuin aan de achterkant van het huis. Toen de graafmachines de was blootlegden, werd bij de ingang een skelet gevonden met een schat aan munten. Op basis van electorale inscripties wordt verondersteld dat Stephanus de eigenaar was van de vollerij, en dat hij stierf tijdens de uitbarsting in 79 na Christus terwijl hij probeerde te ontsnappen met de nieuwste collecties. (1)

De Fullonica van Stephanus is een kenmerkend voorbeeld van een industriële wasserij van het oude Rome, zoals blijkt uit soortgelijke vindplaatsen die in Rome zelf en het nabijgelegen Ostia zijn opgegraven. Tien andere fullonicae zijn ontdekt in Pompeï, bijna allemaal kleiner dan die van Stephanus, wat suggereert dat zijn vollerij misschien wel de meest populaire en winstgevende was. De locatie aan de drukbezochte Via dell'Abbondanza zou vergelijkbaar zijn met elk succesvol bedrijf in een winkelstraat nabij een drukke stedelijke verkeersader in de huidige tijd.

De sociale status van volders

Hoewel volders een essentiële taak vervulden voor de mensen van de stad, werd er over het algemeen vooral op hen neergekeken vanwege hun schijnbare obsessie met urine. Harvey's commentaar:

Het belangrijkste reinigingsmiddel dat in het vollersproces werd gebruikt was dierlijke of menselijke urine, vanwege de kwaliteit als natuurlijk bleekmiddel. Urine werd verzameld uit openbare urinoirs, in kleine potten in de straten van de stad. Urine was kostbaar voor de vollers, en hun ijverige gebruik ervan was een van de belangrijkste redenen voor hun impopulaire reputatie als personae non gratae in de stad. De urine die de vollers nodig hadden, was zelfs zo waardevol dat keizer Vespasianus een belasting op het gebruik ervan oplegde. (209)

Toch leefden veel vollers een comfortabel leven en hadden ze genoeg besteedbaar inkomen om bij te dragen aan openbare bouwprojecten en festivals. De beschermgod van de vollers was Minerva vanwege haar associatie met weven en ambachten; de vollers vierden haar festival van de Quinquatria elk jaar op 19 maart (of 19-23 maart na de uitbreiding) in hun werkplaatsen en droegen bij aan het eten en drinken voor de viering. Ook waren de vollers machtig genoeg om hun eigen gilde op te kunnen richten en hun eigen prijzen te bepalen. Harvey merkt op:

Ondanks de slechte reputatie van allen die in de handel werkten, was vollen een bloeiende industrie in de oude stad... Velen waren rijk genoeg om zichzelf en hun families een fatsoenlijke begrafenis te bieden. (209)

Locatie en omvang van de fullonica van Stephanus zijn het beste bewijs van hoe succesvol een voller kon zijn, maar het is niet het enige. Alle vrije mensen in Rome en in het hele Romeinse Rijk hadden schone kleding nodig en, zoals opgemerkt, waren zij niet in staat of bereid om dit werk zelf te doen. Het is onbekend hoeveel een voller werd betaald voor diensten, maar alles wijst erop dat ze zich heel goed konden bedruipen.

Ancient Roman Marketplace
Oude Romeinse markt
Mateusz Przeklasa / Ancient History Magazine (CC BY-NC-SA)

Conclusie

Het werk van de vollers was slechts één voorbeeld van essentiële beroepen waar Rome niet buiten kon, hoezeer andere mensen het ook verachtten. Schoonmakers bijvoorbeeld, die de straten reinigden en de riolen onderhielden, werden eveneens sociaal gemeden of op zijn minst achter hun rug om bespot, maar vormden intussen een cruciaal onderdeel van een stedelijk industrieel complex, dat niet zo goed had kunnen functioneren zonder hun bijdrage. Adkins schrijft:

De meeste Romeinse industrieën functioneerden als goed georganiseerde ambachten en er was geen onderscheid tussen een ambacht en een industrie. Ze waren arbeidsintensief, vaak zeer geschoold en lokaal gevestigd, hoewel sommige goederen op grote schaal werden verhandeld. Industrieën varieerden in hun organisatie, van grootschalige productie voor de handel tot zeer kleinschalige productie om te voldoen aan de lokale behoeften in wat nu een ambachtelijke industrie zou worden genoemd. (314)

De vollers voldoen aan Adkins' beschrijving van de Romeinse industrie op elk niveau, omdat een fullonica groot kon zijn en een groot gebied bedienen, maar soms ook niet meer was een kleine werkplaats die alleen kleding uit de omliggende buurt aannam. Ze waren zo'n integraal onderdeel van het functioneren van de samenleving dat, na de val van het West-Romeinse Rijk rond 476, vollers in Rome bleven opereren zoals ze dat altijd hadden gedaan. De industrie overleefde niet alleen, maar bloeide eeuwenlang; op een bepaald moment tijdens de Renaissance begonnen zeep en wasmiddelen de urine te vervangen. Het beroep wordt vandaag de dag nog steeds met trots beoefend door mensen die zichzelf net zo onmisbaar vinden voor hun clientèle als de vollers van het oude Rome destijds.

Over de vertaler

Theo Poot
1953. Na 45 jaar onderwijs nu gepensioneerd. Ervaring in basis- en voortgezet onderwijs (docent geschiedenis), educatief schrijven en redactie (geschiedenismethodes, digitale projecten), toets- en examenconstructie.

Over de auteur

Joshua J. Mark
Joshua J. Mark, freelanceschrijver en voormalig deeltijdhoogleraar filosofie aan het Marist College in New York, heeft in Griekenland en Duitsland gewoond en door Egypte gereisd. Hij doceerde geschiedenis, schrijven, literatuur en filosofie op universitair niveau.

Dit werk citeren

APA-stijl

Mark, J. J. (2021, juli 14). De wolbewerkers van het Oude Rome [The Fullers of Ancient Rome]. (T. Poot, Vertaler). World History Encyclopedia. Ontleend aan https://www.worldhistory.org/trans/nl/2-46/de-wolbewerkers-van-het-oude-rome/

Chicago stijl

Mark, Joshua J.. "De wolbewerkers van het Oude Rome." Vertaald door Theo Poot. World History Encyclopedia. Laatst gewijzigd juli 14, 2021. https://www.worldhistory.org/trans/nl/2-46/de-wolbewerkers-van-het-oude-rome/.

MLA-stijl

Mark, Joshua J.. "De wolbewerkers van het Oude Rome." Vertaald door Theo Poot. World History Encyclopedia. World History Encyclopedia, 14 jul 2021. Web. 23 nov 2024.