Johann Sebastian Bach (1685-1750) was een Duitse organist en componist; zijn werk wordt tegenwoordig beschouwd als het muzikale hoogtepunt van de hoogbarokke periode (ca. 1600-1750). De rijke nalatenschap van Bach, die tijdens zijn leven beroemder was als organist dan als componist, omvat geestelijke en wereldlijke muziek, met name cantates, orgelwerken en concerto's die veel latere componisten hebben beïnvloed.
Tot Bachs meest bewonderde muziek behoren zijn Magnificat, de Mis in b mineur en de Brandenburgse Concerten. De beroemde melodie 'Air on the G String', die de laagste snaar op de viool gebruikt, is ontleend aan Bachs derde orkestsuite.
Jeugd
Johann Sebastian Bach werd geboren op 21 maart 1685 in Eisenach in Thüringen, Midden-Duitsland. Het huis waar hij als kind zou hebben gewoond, staat in de Rittergasse en is tegenwoordig een museum gewijd aan de componist. Johann Sebastian stamde uit een lange lijn van musici, waarvan er verschillende in de regio bekendheid verwierven als koordirigent, kerkorganist en hofmusicus. Zijn vader, Johann Ambrosius Bach (1645-1695), was als musicus aangesteld door de gemeenteraad van Eisenach. Johann Sebastians moeder was Maria Elisabetha; hij had zeven broers en zussen.
Johann Sebastian bleef als wees achter toen in mei 1694 eerst zijn moeder overleed en daarna zijn vader in de herfst van datzelfde jaar. Johann Sebastian, nog maar tien jaar oud, kwam onder de hoede van zijn oudste broer Johann Christoph Bach. Deze was eveneens organist, en wel van de Sint-Michielskerk in Ohrdruf. Toen hij 15 was, vertrok Johann Sebastian naar het verre Lüneburg om daar aan de St. Michaelschool te gaan studeren. Zijn muzikale ontwikkeling ging door, toen hij zich door zijn uitstekende hoge stem als waardevol lid van het schoolkoor ontpopte. Bach was een fervent luisteraar naar anderen en hij bezocht Hamburg meer dan eens om de bekende organist Johann Adam Reincken (1623-1722) te horen spelen in de Sint-Catharinakerk van die stad, een wandeling van ongeveer 48 km.
Organist in Arnstadt
Bach verliet de school in 1702, keerde terug naar Thüringen en vervolgde zijn muzikale carrière met wisselend succes, waarbij hij erin slaagde een inkomen te verdienen door viool te spelen in het hertogelijk hoforkest van Weimar. Zijn aanzien steeg opmerkelijk toen hij werd gevraagd om het nieuwe orgel van de Nieuwe Kerk in Arnstadt te testen. Na een openbaar recital dat in de smaak viel bij de kerkgemeente, werd hij in augustus 1703 benoemd tot officieel organist van de kerk, wat betekende dat hij belast werd met het onderhoud van het instrument en met de begeleiding van de kerkdiensten.
Bach was niet altijd gemakkelijk om mee samen te werken, zoals de muziekhistoricus W. Thompson opmerkt: "Hij had een koppige en soms arrogante inslag, die problemen gaf bij al zijn werkgevers" (57). Bach trok ooit zijn dolk in een ruzie met een lokale jongeman die Bach denigrerend had beschreven als 'een toeteraar die niet in staat was om aangenamer geluiden te creëren dan het geblaat van een geit'. In 1705 was Bach vier maanden onvindbaar terwijl hij slechts vier weken studieverlof had gekregen. Hij had deze tijd doorgebracht met het luisteren naar de beroemde organist Dietrich Buxtehude (ca. 1637-1707) in Lübeck. Zelfs bij het nakomen van zijn verplichtingen werden Bachs muzikale genialiteit en zijn experimenten met standaardvormen niet ten volle gewaardeerd door zijn werkgevers of door de conservatieve kerkgemeentes die naar zijn muziek luisterden.
In 1706 kreeg Bach nog meer problemen toen hij ervan werd beschuldigd een dame toegang te geven tot de orgelzolder. Het botsen van persoonlijkheden, Bachs onconventionele gedrag, zijn koppigheid, zijn korte lontje en zijn experimenten met nieuwerwetse orgelmuziek kunnen alles bijeen wel verklaren waarom hij in juni 1707 naar Mühlhausen verhuisde. Hier werd hij opnieuw benoemd tot organist door de gemeenteraad en in oktober van datzelfde jaar trouwde hij met zijn achternicht Maria Barbara Bach. Deze Maria zou ook de dame zijn geweest die op de orgelzolder meer had gezien dan haar was toegestaan, maar daarvan is geen overtuigend bewijs. Het echtpaar zou zes kinderen krijgen, waarvan de eerste, Catharina Dorothea, op 29 december 1708 werd geboren.
De historicus H.C. Schonberg geeft de volgende fysische beschrijving van Bach op basis van talrijke beschikbare eigentijdse portretten:
Een vrij massieve kop, een sterke lichaamsbouw... een prominente neus, vlezige wangen, een vooruitstekende kin, strenge lippen. Het is een stoer, sterk mannelijk gezicht, het gezicht van een man die opkomt voor zijn rechten. Het is een compromisloos gezicht: niet de blik van een fanatiekeling, maar wel van iemand die vastbesloten is zijn eigen weg te gaan.
(20)
Het hof van Weimar
Ondanks zijn goede salaris raakte Bach al snel gefrustreerd door de beperkingen die de kerkoudsten in Mühlhausen oplegden aan sacrale muziekuitvoeringen. Van juni 1708 tot 1717 was Bach weer werkzaam aan het hof van Weimar, waar hij door hertog Wilhelm Ernst was aangesteld als organist van de hofkapel, als kapelmeester, en om kamermuziek te verzorgen wanneer dat nodig was. Het is uit deze periode dat Bachs eerste originele composities dateren. In 1714 werd hij bevorderd tot Konzertmeister (directeur van het hoforkest), een functie waarvoor elke maand een nieuwe cantate nodig was. Een cantate is een dramatisch werk dat wordt uitgevoerd in zondagse kerkdiensten, waarbij zowel zangers als instrumenten betrokken zijn. Bach was op de hoogte van de ontwikkelingen in de Franse en Italiaanse muziek van die periode, en hij introduceerde veel vernieuwingen, met name aan de cantatevorm, waardoor de prominente rol van het koor werd teruggebracht en meer operateske elementen in zijn werken werden opgenomen. Een ander terugkerend kenmerk van Bachs cantates is "zijn vreugde in het vinden van een exact muzikaal equivalent van de beeldspraak van het vers" (Arnold, 128).
Prins Leopold
In 1717 waren Bach en hertog Wilhelm met elkaar in onmin geraakt. De hertog had al zijn werknemers ten strengste verboden om aan het rivaliserende hof van zijn mede-regent hertog Ernst August te werken, maar Bach had dit verbod genegeerd en zelfs een verjaardagscantate opgedragen aan de hertog. De componist kondigde zijn voornemen aan om te verhuizen naar het hof van prins Leopold van Anhalt-Cöthen. Deze Leopold waardeerde Bachs talent zeker, bood hem vooraf een mooie geldbonus aan voor de aanstelling aan zijn het hof met uitzicht op een royaal salaris. Hertog Wilhelm wilde Bachs talenten echter niet kwijtraken en hield zijn organist vier weken gevangen. Toen de situatie onmogelijk werd, nam Bach vanaf nieuwjaarsdag 1718 zijn nieuwe aanstelling aan als prins Leopolds belangrijkste musicus.
Prins Leopold was een calvinist, en dus componeerde Bach nu meer seculiere muziek, waaronder zijn beroemde zes concerten die gezamenlijk bekendheid kregen als de Brandenburgse Concerten (ze waren opgedragen aan markgraaf Christian Ludwig van Brandenburg). Bach bracht meer diversiteit in zijn composities naast de orgel- en cantatewerken. Hij creëerde nu ook werken voor andere solo-instrumenten zoals klavecimbel, viool, fluit en cello. Het hof bezat een collegium musicum, een vast eigen orkest van getalenteerde musici, en Bach componeerde als orkestleider stukken voor de musici om samen en als solisten te oefenen; Hij componeerde ook stukken die bedoeld waren om zijn kinderen en verschillende andere studenten onder zijn hoede te onderwijzen. Af en toe waren er virtuoze gastsolisten om mee te werken en Bach kreeg geld om nieuwe instrumenten voor zijn gezelschap te kopen. Dit was professioneel misschien wel Bachs gelukkigste periode, omdat hij "in deze tijd extreem productief was en componeerde in vrijwel elk genre kamermuziek en in een breed scala aan stijlen" (Arnold, 127). Bachs werk was in trek, hij schreef zelfs volgens de legende de Goldbergvariaties (1722) voor een aristocraat die aan slapeloosheid leed.
Een persoonlijke tragedie was in juli 1720 het overlijden van Maria Barbara terwijl de componist met zijn werkgever in Karlovy Vary (toen bekend als Carlsbad) in Bohemen verbleef. Bach kon niet op tijd naar huis voor de begrafenis van zijn vrouw. Een volgende slag was de dood van de oudere broer en vaderfiguur van de componist, Johann Christoph, in de daaropvolgende februarimaand.
Verhuizen naar Leipzig
Bach trouwde voor de tweede keer in december 1721; zijn vrouw was de hofzangeres Anna Magdalena Wilcken (1701-1760), met wie hij 13 kinderen kreeg. In mei 1723 werd Bach benoemd tot koorleider, organist en leraar van de Thomaskirche in Leipzig. Hier componeerde Bach werken die in de vier belangrijkste kerken van de stad werden uitgevoerd, en gaf hij muziekonderwijs. Zijn relatie met het stadsbestuur was zoals steeds moeizaam. De componist was helemaal niet tevreden over de kwaliteit van de 54 leden van zijn koor en beschreef ze als "17 bruikbaar, 20 nog niet bruikbaar en 17 volledig ongeschikt" (Sadie, 127). Bach was een perfectionist en waarschijnlijk in staat om alle instrumenten in zijn orkest te bespelen (hij stemde ze zeer waarschijnlijk allemaal persoonlijk, voorafgaand aan een openbare uitvoering), en hij kon zelfs de kleinste fouten tijdens een uitvoering detecteren. De componist was zeker niet te beroerd om de vinger te leggen op eventuele onvolkomenheden in de techniek van zijn musici.
Bach componeerde in deze periode een overvloedige hoeveelheid werken, waaronder voor bijna elke zondag een cantate. In 1729 componeerde hij de begrafeniscantate voor zijn oude werkgever prins Leopold. Zich bewust van zijn talenten – waarvan als verder bewijs de publicatie van veel van zijn werken in druk kan gelden – was hij ontevreden over zijn salaris; Bach was altijd nogal uitgesproken over geldzaken, zoals zijn persoonlijke brieven aangeven. Hij bleef klagen over het gebrek aan talent in zijn orkest, vooral bij klaviersolisten die het moeilijk vonden om Bachs complexe stukken goed uit te voeren, die zowel behendige vingers als ingewikkeld voetenwerk voor de pedalen vereisten. Het publiek bleef ook vaak enigszins verbijsterd achter na uitvoeringen van de meer uitgebreide werken zoals de Matthäus Passion.
De faam van de componist, althans in muzikale kringen, werd in 1736 bevestigd door de aanhoudende vraag naar zijn orgelrecitals en met zijn benoeming tot koninklijk hofcomponist van de koning van Saksen. Een ander hoogtepunt in zijn carrière was een bezoek aan Berlijn in 1747 en een audiëntie bij Frederik de Grote, koning van Pruisen (1712-1786). De bewerking van een fuga door de koning werd door Bach omgezet in zijn compositie Ein musikalisches Opfer (een fuga is een compositie waarbij opeenvolgende delen, vocaal of instrument, elkaar imiteren op basis van een gemeenschappelijk thema).
Bachs bekendste werken
Bach was een lutherse protestant in een gebied waarin deze variant van het christelijk geloof sterk was geworteld. Maarten Luther had er zelfs een tijd opgesloten gezeten in het imposante kasteel de Wartburg in Bachs geboortestad Eisenach en had zelfs op dezelfde school gezeten als Bach. Het mag dan ook geen verrassing heten dat Bachs muziek zich vaak richtte op religieuze thema's, met name in de cantates. Bach werd beïnvloed door eerdere componisten, met name door de concerto's en orgelwerken van Buxtehude, Johann Pachelbel (1653-1706), en door de meer veelzijdige Italiaanse muziekstijl van Arcangelo Corelli (1653-1713) en Antonio Vivaldi (1678-1741).
Bach was ook een kind van zijn tijd. Hij componeerde muziek in een periode waarvan de muziekwerken losjes worden gecategoriseerd als barokmuziek noemen, een moderne benaming voor vele soorten muziek met als gemeenschappelijke kenmerken "mystiek, uitbundigheid, complexiteit, decoratie, allegorie, vervorming, de exploitatie van het bovennatuurlijke of grandioze ... beweging, verstoring, twijfel" (Schonberg, 30).
Bachs belangrijkste werken waren (met eerste uitvoeringsdata):
- 222 geestelijke en wereldlijke cantates
- 7 klavecimbelconcerten
- 4 orkestsuites
- 3 vioolconcerten
- Brandenburgse Concerten (1721)
- Goldbergvariaties (1722)
- Magnificat in Es (1723)
- Johannes Passion (1724)
- Matthäus Passion (1729)
- Weihnachtsoratorium (1734)
- Italiaans concerto (1735)
- Ein musikalisches Opfer (1747)
- Mis in b mineur (1749)
Naast bovenstaande en andere werken stelde Bach een tweedelige verzameling samen van 48 preludes en fuga's die alle majeur- en mineurtoetsen omvatten, en die bekend staat als Das wohltemperierte Klavier (1722-42). In die tijd verwees 'klavier' naar een verscheidenheid aan toetsinstrumenten en niet uitsluitend naar het toen dominante klavecimbel. De Kunst der Fuge (1750), een monumentale reeks contrapuntische variaties, bleef onvoltooid. Beide belangrijke en invloedrijke werken kunnen zijn samengesteld als een soort oefening voor ervaren klavierspelers of als een verslag van Bachs eigen studies en variaties. Bachs laatste werk in de Kunst der Fuge is een complexe drievoudige fuga die abrupt eindigt met noten die zijn naam spellen (indachtig dat in de Duitse nomenclatuur de B gelijk is aan Bes en de H aan B).
Dood & nalatenschap
In zijn laatste jaren was Bach bijna volledig blind en was hij nogal verarmd; zijn barokmuziek werd nu beschouwd als gedateerd omdat de smaak zich verder had ontwikkeld. Bach overleed op 28 juli 1750 in Leipzig aan een beroerte. Hij werd begraven in de Sint-Janskerk (oorspronkelijk bij de zuidelijke deur, maar later werd het graf verplaatst naar de buurt van het altaar). Twee van Bachs zonen met Maria Barbara, Wilhelm Friedemann (1710-1784) en Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788), en een zoon met Anna Magdalena, Johann Christian (1735-1782), werden ook bekende componisten, waarmee de lange familietraditie werd voortgezet.
In tegenstelling tot wat een populaire traditie wil, werd Bachs werk nooit echt vergeten in de muziekwereld; zijn reputatie als een van de grootste van alle componisten steeg in de 19e eeuw verder toen de eveneens Duitse componist Felix Mendelssohn (1809-1847) veel van zijn koorwerken ontdekte (ijverig bewaard door Bachs muzikale navolgers). Mendelssohn dirigeerde in 1829 een uitvoering van de Matthäus Passion in Berlijn. Opnieuw hoorde het publiek Bachs eigen muziek, en die werd zo gewaardeerd dat zijn werken daarna steeds weer in het openbaar werden uitgevoerd.
Bach was een favoriete componist van vele andere musici die volgden. Zowel Robert Schumann (1810-1856) als Franz Liszt (1811-1886) componeerden fuga's die aan Bachs eigen stijl herinnerden. Schumann stond erop om elke dag minstens één Bach-stuk te spelen. Franz Schubert (1797-1828) zei dat "Johann Sebastian Bach alles volledig heeft gedaan, hij was een man uit één stuk" (Thompson, 56). Andere bewonderaars waren Johannes Brahms (1833-1897) en Arthur Honegger (1892-1955).
Tegenwoordig is Bachs positie die van een van de grootste klassieke componisten aller tijden en samen met George Frideric Händel wordt hij beschouwd als de grootste exponent van de barokmuziek. Zoals Schonberg opmerkt: "waar de meeste componisten van zijn tijd zich beperkten tot de regels, maakte Bach de regels" (34). De muziek van Johann Sebastian Bach gaat nog steeds door de ambitie van de componist te verwezenlijken, want Bach zelf "zei ooit dat het zijn doel was om verdriet te verdrijven en vreugde te brengen" (Wade-Mathews, 85).