Frédéric Chopin (1810-1849) was een Poolse componist en virtuoos, bekend om zijn solo pianomuziek. Het werk van Chopin droeg eraan bij om de piano tot het populairste muziekinstrument van de 19e eeuw te maken. De pianostijl van Chopin, een van de grote romantische componisten, veroorzaakte met zijn sterke nadruk op enkele noten en grote variaties in snelheid een breuk met het traditionele klavierspel.
Chopins composities, met name hun vaak idiomatische en door en door moderne stijl – zowel wat betreft toetsen als pedalen – spelen in op de emoties van de luisteraar en beïnvloedden vele latere componisten, van Franz Liszt (1811-1886) tot Sergej Rachmaninov (1873-1943). Chopin werd door de beroemde 20e-eeuwse pianist Artur Rubinstein (1887-1982) beschreven als "de eerste componist die de piano liet zingen" (Siepmann), en dit was misschien wel zijn grootste bijdrage aan de geschiedenis van de muziek: namelijk, door de oude conventies achter zich te laten en het volledige potentieel van de piano als werkelijk veelzijdig instrument vrij te maken.
Jeugd en invloeden
Frédéric Chopin werd geboren in het dorp Żelazowa Wola bij Warschau, Polen, op 1 maart 1810. Zijn moeder, Justyna Krzyżanowska, was Poolse en zijn vader, Nicholas Chopin, een Franse migrant die de kost verdiende als privéleraar; in beide opzichten zou de zoon de vader navolgen. Frédéric (of Fryderyk zoals toen gespeld) had een oudere en twee jongere zussen. In 1811 verhuisde het gezin naar Warschau. Frédéric componeerde muziek vanaf zijn zevende en trad vanaf zijn achtste in het openbaar op. Hij studeerde bij Adalbert Zywny (1756-1842), maar was tot op zekere hoogte autodidact in zijn benadering van het pianospel, een benadering die onconventionele technieken omvatte als het spelen van zwarte toetsen met zijn duim. In 1825 speelde Chopin voor tsaar Alexander I van Rusland (r. 1801-1825) toen die officieel het Poolse parlement opende. De Russische keizer schonk Chopin na zijn optreden een diamanten ring.
Toen hij 16 was, ging Chopin naar het conservatorium van Warschau waar hij compositie studeerde bij Józef Elsner (1769-1854), aan wie hij in 1828 zijn eerste pianosonate opdroeg. Chopin blonk uit in zijn studie en studeerde af in slechts drie jaar. In augustus 1829 verhuisde Chopin kort naar Oostenrijk, waar hij privéconcerten gaf voor de lokale aristocratie en een succesvolle openbare uitvoering gaf in het Kärntnertor-theater in Wenen.
Terug in Warschau wijdde Chopin zich aan compositie in plaats van uitvoering, en hij schreef zijn twee pianoconcerten (1829-30). Zijn stijl van componeren wordt samengevat door J. Samson in de volgende opmerkingen in zijn essay over Chopin in The New Oxford Companion to Music:
Zijn composities waagden zich zelden buiten de wereld van de piano, want hij putte veel van zijn inspiratie rechtstreeks uit de verkenning van de sonoriteiten daarvan, en vertaalde in zijn piano-idioom bewegingen die hij ontleende aan de symfonische en operaliteratuur en uit populaire en folkloristische muziekstukken. (378)
Chopins optreden werd goed ontvangen door het publiek en critici, en hij bouwde voort op het succes van zijn concerten door in Midden-Europa te toeren en te spelen in Breslau, Dresden en Praag in 1830, en vervolgens in Wenen in het voorjaar van 1831. Chopin voerde zijn eigen werk uit in Wenen en oogstte lof van de critici in deze stad met zijn grote muzikale erfgoed. De pianist maakte indruk met zijn nieuwe speelstijl en zijn improvisatorische vaardigheid. Samson vat de flair van de pianist als volgt samen: "Eigentijdse verslagen van zijn spel benadrukken de lyrische, vloeiende kwaliteit, de opmerkelijke delicatesse van zijn toucher en de subtiliteit van zijn dynamische nuanceringen en pedaalwerk" (378).
Chopins geplande concerttournee door het grotere Europa moest worden ingeperkt vanwege de Poolse opstand, waarbij nationalisten tevergeefs probeerden het land te bevrijden van de Russische overheersers. De revolutie was in gang gezet, maar toen Warschau in september 1831 in Russische handen viel, reageerde Chopin (althans volgens de traditie) met zijn Étude Op. 10 no. 12, die bekend werd als de "Revolutionaire" etude. Deze wordt vaak beschouwd als het eerste volwassen werk van Chopin omdat hij nu zijn eigen unieke compositiestijl had gevestigd, waarbij er een consistente kwaliteit van subtiele toon is (voor hem de belangrijkste muzikale kwaliteit) die contrasteert met snel en ingewikkeld vingerwerk.
Tegen het einde van 1831 verhuisde Chopin naar Parijs, toen de muzikale hoofdstad van Europa. Hier trad hij op voor de welgestelden en verwierf in dit gezelschap de status van beroemdheid en niet zozeer bij het betalende publiek in de concertzalen - gedurende zijn carrière vermeed Chopin grotere, minder intieme publiekszalen waar de effecten van zijn delicate speelstijl verloren zouden gaan. Hij publiceerde met succes zijn muziek en verdiende een niet onaanzienlijk inkomen door les te geven. Chopin rekende het aanzienlijke bedrag van 20 frank per les (meer dan het weekloon van een fabrieksarbeider in die tijd), en dit stelde hem in staat om een knecht en koets te onderhouden en zich de modieuze kleding aan te laten meten die hij graag droeg.
Chopin verkeerde door zijn privé-optredens in invloedrijke kringen en door de publicatie van zijn muziek kwam hij al snel onder de aandacht van figuren als de componist Robert Schumann (1810-1856) die in zijn populaire muziektijdschrift de introductie van Chopin in de muziekwereld opmerkte. Hij riep uit: "Hoeden af, heren, een genie!" (Thompson, 112)
Karakter en relaties
De muziekhistoricus C. Shonberg geeft de volgende samenvatting van Chopins aard en voorkomen:
Hij bewoog zich graag in aristocratische kringen en hield zich sterk bezig met stijl, smaak, kleding en bon ton. Hij kon zowel geestig als kwaadaardig, achterdochtig, slecht gehumeurd, maar ook charmant zijn. Er was iets katachtigs aan Chopin... Hij was kort van stuk, slank, blond, met blauwgrijze (sommigen zeggen bruine) ogen, een prominente neus en een voorname lichaamshouding, maar fysiek kwetsbaar...
(196)
Chopin was gevoelig voor stemmingswisselingen, en hoewel hij tegenwoordig wordt beschouwd als een van de grootste romantische componisten (zie hieronder), was hij niet bijzonder romantisch ingesteld tegenover zijn kunst, en gaf hij er bijvoorbeeld de voorkeur aan zijn stukken geen emotionele of beschrijvende titels te geven maar eerder een eenvoudig typering en nummer. In de kunstkringen van Parijs raakte Chopin bevriend met andere bekende romantische componisten als Giacomo Meyerbeer (1791-1864), Hector Berlioz (1803-1869) en Franz Liszt (1811-1886). Chopin sloot ook vriendschap met de schilder Eugène Delacroix (1798-1863). Het waren echter niet de kunstenaars bij wie Chopin liefst gezelschap zocht, maar de hogere kringen. In een brief uit 1833 aan de familie in Polen verklaarde hij trots: "Ik heb mijn weg gevonden in de allerbeste kringen. Ik heb een plaats gekregen tussen ambassadeurs, vorsten, ministers" (Schönberg, 200).
Vanaf 1834 verscheen Chopins werk in Neue Leipziger Zeitschrift für Musik, een invloedrijk muziektijdschrift opgericht door Robert Schumann. In deze periode schreef Chopin ook de eerste van zijn vier ballades (lange romantische of poëtische stukken). Schumann beschreef de ballade in g mineur als de "meest pittige en gedurfde van Chopins vroege werken" (Sadie, 220). Schumann beschreef het, nadat hij meer van Chopins muziek had leren kennen, op memorabele wijze als "een kanon begraven in bloemen" (Schönberg, 198).
Vanaf 1835 onderhield Chopin een romantische relatie met Maria Wodzińska, een Poolse emigré die in Parijs woonde. De relatie leidde bijna tot een huwelijk in 1837, maar liep uiteindelijk op niets uit, waarschijnlijk omdat Maria's ouders hun goedkeuring niet wilden hechten aan een huwelijk met een pianist met een nogal zwakke gezondheid. Chopin had daarna een korte relatie met de Poolse gravin Delfina Potocka, een van zijn vele aristocratische pianoleerlingen.
George Sand en Mallorca
Een derde relatie was langduriger, ditmaal met de romanschrijfster Aurore Dudevant (1804-1876), beter bekend onder het pseudoniem George Sand waaronder ze sensationele romans schreef. In 1838 verhuisden het echtpaar en de twee kinderen van Dudevant voor een langdurig verblijf op het eiland Mallorca. Aanvankelijk betoverden het mediterrane klimaat en landschap Chopin, die in een brief schreef: "De lucht is als turkoois, de zee als smaragden, de lucht als in de hemel" (Steen, 381). De reis ontaardde echter al snel in een ramp en een reeks eindeloze regenachtige dagen die de gezondheid van Chopin ernstig in gevaar brachten, hoewel hij er desondanks in slaagde zijn beroemde 24 preludes te componeren (later werd nog een 25e opgediept). Chopin, die in de winter altijd last had van een hoestje, vertoonde nu symptomen van tuberculose (toen nog 'consumptie' genoemd). In die tijd werd tbc beschouwd als een zeer besmettelijke ziekte, en dus werd het paar uit hun villa gezet en geïnstrueerd om de kleren te verbranden. Dudevant en Chopin verhuisden naar een in onbruik geraakt klooster in Valdemossa, waar ze de volgende twee maanden doorbrachten. Chopin had een piano gehuurd, maar de Pleyel-piano die hij had besteld werd eindeloos opgehouden bij de douane en kwam nooit aan. Het paar verhuisde uiteindelijk naar Marseille, maakte een korte reis naar Genua en toerde vervolgens door de Provence in Zuid-Frankrijk, waar het weer wel verbeterde, maar niet de gezondheid van Chopin.
Chopin en Dudevant bleven samen tot 1847 en brachten vier maanden lange zomers door op het familielandgoed van Dudevant in Nohant bij Bourges. Hier componeerde Chopin op de piano en schreef Dudevant haar romans. Hun relatie, jarenlang misschien slechts een platonische, werd uiteindelijk verzuurd door de inmenging van Dudevants kinderen uit het huwelijk voordat ze Chopin had ontmoet. Delacroix, die een atelier had in Nohant, schilderde in 1838 een dubbelportret van Chopin en Dudevant, een werk dat zich tegenwoordig in het Louvre bevindt. Na hun scheiding hadden de twee kunstenaars gedurende de rest van hun leven nog slechts één korte ontmoeting.
Stijl en bekendste werken
Frédéric Chopin's belangrijkste werken omvatten:
- 2 pianoconcerten
- 3 sonates
- 4 scherzo's
- 4 ballades
- 17 polonaises
- 19 nocturnes
- 25 preludes
- 27 etudes
- 19 walsen
- 57 mazurka's
Chopin werd, althans in zijn vroege werk, duidelijk beïnvloed door componisten en collega-virtuozen als Johann Nepomuk Hummel (1778-1837), met name met betrekking tot de vroege pianoconcerten en sonates; verder door Carl Maria von Weber (1786-1826) en Friederich Kalkbrenner (1785-1849). Johann Sebastian Bach (1685-1750) oefende eveneens invloed op hem uit, het duidelijkst in het gebruik van contrapuntische technieken in Chopins preludes en studies. Een tweede componist waar Chopin erg dol op was (en hij hield van heel weinig anderen) was Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791).
Chopin nam de muzikale 'nocturne'-vorm (korte eendelige stukken bedoeld om rust en reflectie te bevorderen), over van de Ierse componist John Field (1782-1837). Chopin verfraaide het nocturne-format door het veel expressiever te maken. Een andere sterke invloed, het best hoorbaar in de nocturnes, kwam van de lichte en melodieuze zangstijl die bekend staat als belcanto en die populair was in 19e-eeuwse Italiaanse opera's, zoals hier uitgelegd door de muziekhistoricus J. Siepmann:
Hij realiseerde zich dat als melodieën op de piano de flexibiliteit en expressiviteit van zanglijnen zouden hebben, ze volgens vergelijkbare principes zouden moeten 'ademen'. Door deze waarneming in de praktijk te brengen, geholpen door het pedaal en een zeer individueel gebruik van harmonie, creëerde hij een geheel nieuw soort melodie.
Chopin verwerkte herhaaldelijk elementen van Poolse volksdansen zoals de levendige mazurka en de snelle polonaise in zijn werk. Dit kan een bewuste strategie zijn geweest om de cultuur van Polen te promoten in een tijd dat het bestaan van het land ernstig werd bedreigd door buitenlandse mogendheden. De melodieën en ritmes van de Poolse volksmuziek komen het duidelijkst naar voren in de finales van zijn pianoconcerten. Chopin week slechts heel af en toe van zijn geliefde piano om stukken voor fluit en cello te componeren. Een ander gebied dat hij verkende waren walsen, hoewel Chopin die een geïdealiseerde vorm goot en ze niet bedoeld zijn om op te dansen.
Chopins volwassen compositiestijl, die ten onrechte wel als 'lichte' pianomuziek werd omschreven, wordt door Simson meer specifiek gedefinieerd in de volgende termen:
... een duidelijke verfijning van details binnen de heersende melodie en begeleidingstextuur, vaak met een subtiele mix van 'contrapunt' van fragmentarische motieven, melodische, ritmische en texturale ... figuratieve patronen die een sterke harmonische basis impliceren en tegelijkertijd lineair-melodische elementen door het patroon laten opkomen... steeds hechtere, ingewikkelde texturen... [en een] voorkeur voor unitaire formele schema's - vaak een enkele impuls van vertrek en terugkeer.
(378-9).
Voor alles was Chopin, in termen van de muziekgeschiedenis, een componist van romantische muziek (1790-1910), die als volgt wordt gedefinieerd door The New Oxford Companion to Music:
De Romantiek benadrukte de schijnbare overheersing van emotie over rede, van gevoel en impuls over vorm en orde... Nieuwe waarde werd toegekend aan nieuwheid en sensatie, aan technische innovatie en experiment, en aan de kruisbestuiving van ideeën uit verschillende disciplines, zowel binnen als buiten de kunsten. (1580)
Niet alle muziekcritici zijn gecharmeerd van Chopins werk; sommigen signaleren een zwakte in zijn gevoel voor vorm, hoewel anderen erop hebben gewezen dat Chopin opzettelijk de vorm van zijn kortere stukken heeft verkleind om hun harmonische patronen te benadrukken. Het is merkwaardig dat Chopin weinig of geen kritiek ondervond van zijn tijdgenoten. Zoals Liszt opmerkte, was het alsof voor Chopin nog tijdens zijn eigen leven "het nageslacht al was gekomen" (Schönberg, 211).
Dood en nalatenschap
Vanaf het midden van de jaren 1840 werd Chopin steeds zieker door de gevolgen van zijn tuberculose, maar dit weerhield hem er niet van om in de zomer van 1848 een tournee te maken langs Engelse en Schotse landhuizen voor privé-uitvoeringen. Een van zijn toehoorders was koningin Victoria (r. 1837-1901). De toestand van Chopin verslechterde; zijn laatste publieke optreden was om geld in te zamelen voor Poolse vluchtelingen in 1848. Chopin stierf aan tuberculose op 17 oktober 1849 in zijn appartement aan de Place Vendôme nr. 12 in Parijs. Op zijn drukbezochte begrafenis in Parijs werd Chopins beroemde Treurmars uit de Sonate in bes mineur gespeeld, samen met Mozarts Requiem. Een hoeveelheid aarde uit Polen werd toegevoegd aan het graf van de componist op de begraafplaats Père Lachaise, terwijl zijn hart werd opgestuurd om te worden begraven in de Kerk van het Heilige Kruis in Warschau.
Chopin speelde een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de piano tot het favoriete instrument van 19e-eeuwse muziekliefhebbers. Een heel leger van kleine componisten liet zich inspireren door Chopin om lichte muziekstukken te maken die geschikt waren om te spelen in de deftige salons van de welgestelden. Belangrijker was dat Chopins stijl van idiomatische pianomuziek zich had losgemaakt van de meer traditionele stijl van componisten als Ludwig van Beethoven (1770-1827), en grote invloed kreeg op laatromantische componisten als Franz Liszt (Chopins levenslange vriend), Claude Debussy (1816-1918), Gabriel Fauré (1845-1924), Richard Strauss (1864-1949) en Sergei Rachmaninoff. Debussy droeg zijn eigen 12 etudes op aan Chopins nagedachtenis, en de Franse componist zei ooit: "Chopin is de grootste van ons allemaal; want alleen al met de piano ontdekte hij alles" (Siepmann).
Chopins werk blijft immens populair en kan zich emotioneel verbinden met een publiek dat ver buiten zijn eigen tijd ligt. Zoals Oscar Wilde (1854-1900) opmerkte: "Na het spelen van Chopin heb ik het gevoel dat ik heb gehuild over zonden die ik nooit had begaan en gerouwd om tragedies die niet de mijne waren" (Thompson, 112).