Johannes Brahms (1833-1897) was een Duitse componist van romantische muziek die vooral bekend is om zijn symfonieën, liederen en orkest-, kamer- en pianomuziek. Brahms, een fervent onderoeker van de muziekgeschiedenis, was ervan overtuigd dat hij juist door binnen de gevestigde kaders van zijn kunst te werken, zijn eigen muziek ook op langere termijn relevantie kon geven. Hierin had hij gelijk, want hij behoort tot op de dag van vandaag tot de meest uitgevoerde van alle grote componisten.
Jeugd
Johannes Brahms werd geboren in Hamburg op 7 mei 1833. Zijn vader was Johann Jakob Brahms, die de kost verdiende met de contrabas, eerst in meer bescheiden theaterorkesten en daarna als lid van het Hamburgs Philharmonisch Orkest. Zijn moeder, Christiane Nissen, verdiende de kost als naaister en was 17 jaar ouder dan zijn vader, voor wie zij ooit zijn huishoudster was geweest. Brahms was de middelste van drie kinderen.
Brahms begon al vroeg met pianospelen, kreeg les vanaf zijn zevende en studeerde compositie vanaf zijn 12e. Op 15-jarige leeftijd gaf Brahms zijn eerste openbare pianorecital. Een van zijn eerste leraren was Otto Cossel, waarna hij in de leer kwam bij Edward Marxsen (1806-1887). De laatste was zo onder de indruk van Brahms' talent dat hij hem gratis onderwees en hem aanmoedigde om de vroegere klassieke muziek te bestuderen, met name de werken van Johann Sebastian Bach (1685-1750). Brahms zou later zijn Pianoconcert in Bes opdragen aan Marxsen. Wellicht verzuimde hij van school vanwege de beperkte financiën van zijn ouders, en hielp hij het gezinsinkomen te vergroten door piano te spelen in tavernes.
Doorbraak
In 1853 toerde Brahms samen met de Hongaarse violist Eduard Reményi (1830-1898) door de Duitse landen en gaf optredens in verschillende steden. Het was in dit jaar dat Brahms zijn eerste van vele liederen publiceerde, Liebestreu ('Trouw in de liefde'). In Hannover ontmoetten de zwervende musici de Hongaarse violist Joseph Joachim (1831-1907) – Brahms zou later zijn Vioolconcert en Dubbelconcert opdragen aan Joachim, die algemeen werd beschouwd als de grootste violist van die periode. Toen hij Weimar bereikte, ontmoette Brahms de Hongaarse componist en virtuoos pianist Franz Liszt (1811-1886), die een van de pianocomposities van de jongeman speelde. Brahms bezocht vervolgens Düsseldorf, waar hij de componist Robert Schumann (1810-1856) ontmoette en indruk opp hem maakte. Brahms leek de gave te hebben om de juiste mensen op het juiste moment te ontmoeten, en zijn reputatie verspreidde zich breder dan anders het geval zou zijn geweest.
Schumann promootte Brahms' werk in zijn invloedrijke muziektijdschrift Neue Zeitschrift für Musik, dat hij in 1834 had opgericht, en hij overtuigde een uitgever in Leipzig om enkele composities van Brahms uit te geven. Schumann heeft eens gezegd: "Ik geloof dat Johannes de ware apostel is, die ook nog Openbaringen zal schrijven" (Thompson, 154). Schumann gaf Brahms de bijnaam "de jonge adelaar". Brahms beantwoordde Schumanns vriendschap door voor zijn vrouw Clara (1819-1896) te zorgen, zelf een pianovirtuoos, toen Schumann in 1854 een zenuwinzinking kreeg. Brahms keerde toen terug naar Düsseldorf om Clara te ondersteunen. De relatie was dubbelzinnig; er was misschien sprake van niet meer dan een goede vriendschap, maar Brahms werd wel verliefd, zoals blijkt uit zijn brieven. Schumann stierf in 1856 en Clara en Brahms bleven de rest van hun leven dicht bij elkaar. Brahms bracht de zomers van 1865 tot 1874 door in de buurt van Clara's huis, in de mondaine badplaats Baden-Baden in het zuidwesten van Duitsland.
Karakter en voorkomen
Brahms was geen gemakkelijk persoon in de omgang. De muziekhistoricus C. Schonberg merkt over hem op:
... een compromisloze persoonlijkheid. Stekelig, stoer, ultragevoelig, cynisch, slechtgehumeurd... Hij aarzelde nooit om zijn mening te geven, en soms konden zijn opmerkingen brutaal minachtend zijn... Zelfs Brahms' beste vrienden liepen gevaar gespietst worden op de piek van Brahms' wrevel.
(323)
Volgens een legende riep Brahms eens uit toen hij een zaal vol mensen in Wenen verliet: "Als ik hier niemand heb beledigd, bied ik mijn excuses aan!" (Hayes). De historicus D. Arnold merkt op dat het moeilijk is "uit te leggen waarom hij zoveel vrienden bezat; want hij was nors, vaak tot op het punt van onbeschoftheid" (254). Brahms zei ooit: "Ik ben een zwaar melancholisch persoon... zwarte vleugels fladderen voortdurend boven ons" (Hayes). De componist was zeker genereus voor degenen die hij bewonderde, en hij gaf vrienden uit zijn jongere dagen in Hamburg en elders financiële ondersteuning.
Een andere eigenaardigheid van de componist was zijn uiterlijk. Hij droeg oude kleren, die steeds werden versteld omdat hij het niet leuk vond om nieuwe te kopen. Op middelbare leeftijd had hij een lange baard, liep gebogen met de handen op de rug, droeg een hoed maar zette die niet op, en had slechts zelden geen sigaar in zijn mond. Hij leefde eenvoudig en at het liefst in de goedkope restaurants waaraan hij in zijn jeugd gewend was geraakt, terwijl zijn favoriete drankjes koffie en bier waren. Zijn enige zelfverwennerij was het verzamelen van zeldzame muzikale manuscripten. Brahms had geen enkele neiging tot snobisme en ijdele roem. Tijdens zijn carrière kreeg de componist tweemaal een eredoctoraat aangeboden door de Universiteit van Cambridge en één keer door de Universiteit van Breslau, maar hij weigerde de ceremonies bij te wonen. Wel accepteerde hij in 1889 het ereburgerschap van Hamburg.
Van Detmold naar Wenen
In 1857 bracht Brahms twee serenades in première aan het hertogelijk hof van Detmold, de hoofdstad van het kleine vorstendom Lippe, waar hij was benoemd tot muzikaal leider van het koor en orkest. De componist had tijd om geregeld terug te keren naar zijn geboortestad Hamburg, waar hij zich aanvankelijk concentreerde op koorwerken die werden uitgevoerd door het vrouwenkoor dat hij daar oprichtte. Na het mislopen van de positie van dirigent van de Hamburger Philharmoniker besloot Brahms te vertrekken. Nog een reden voor verandering was het verbreken van zijn korte verloving met de sopraanzangeres Agathe von Siebold; het lijkt erop dat Brahms ervoor terugdeinsde om zich door een huwelijk te binden.
Brahms' Eerste pianoconcert, waaraan hij al enkele jaren werkte, ging in 1859 in Hannover in première. Het werk is complex, zwaar zelfs en overmatig serieus; critici hadden een hekel aan Brahms' onderschikking van de piano aan de rol van het orkest. Zoals met veel van Brahms' werken, moest de tijd het leren en het concerto is nu een van de meest populaire pianowerken. Wat toen wel duidelijk werd, was dat hier een componist met een serieus talent aan het werk was die niet zou buigen voor iemands wil of smaak, behalve voor die van zichzelf.
Brahms zag zichzelf als voortzetter van de gevestigde muziek van de Duitse componisten, waartoe titanen als Ludwig van Beethoven (1770-1827) behoorden. Hij distantieerde zich, in elk geval publiekelijk, van wat sommigen de "Nieuwe Duitse School" noemden, die componisten als Liszt en Richard Wagner (1813-1883) omvatte. Dit kan de afwijzing van Brahms' werken door uitgeverij Breitkopf & Härtel verklaren. In werkelijkheid was Brahms niet zo traditioneel, en zijn identificatie met een conservatieve benadering van de muziek is misleidend. Brahms was een traditionalist in die zin dat hij de voorkeur gaf aan de gevestigde vierdelige structuur voor zijn symfonieën; ook werkte hij binnen herkenbare klassieke vormen en met het scala aan instrumenten van het gevestigde klassieke orkest (waaraan in de loop van de 19e eeuw nieuwe instrumenten werden toegevoegd). Zijn composities maakten niettemin deel uit van de muzikale evolutie die tijdens zijn leven aan de gang was.
In 1863 verhuisde Brahms naar Wenen. Hij werd al snel benoemd tot directeur van het koor van de Weense Singakademie, maar hij gaf die functie al na enkele maanden op; Brahms was een componist, geen bestuurder. Toen zijn moeder in 1864 ziek werd, keerde Brahms terug naar Hamburg. De ouders van de componist gingen uit elkaar en zijn moeder overleed in januari 1865.
In 1868 keerde Brahms terug naar Wenen, dat nu zijn permanente thuisbasis werd. In hetzelfde jaar voltooide hij zijn epos Ein deutsches Requiem. Brahms werkte al sinds 1857 aan dit stuk en het werd nu voor het eerst uitgevoerd in de kathedraal van Bremen, en in volledige omvang in Leipzig in februari 1869. Het succes van het Requiem en een contract met de uitgever Fritz Simrock gaven Brahms de financiële onafhankelijkheid om het lesgeven te kunnen opgeven en meer tijd te besteden aan componeren. Brahms trad in deze periode ook op tijdens concertreizen door Europa, meestal in het voor- en najaar. 1868 was het jaar waarin hij een van zijn meest opgenomen stukken schreef, het Wiegenlied, in de populaire cultuur bekend als 'Brahms' Lullaby'. Het stuk, een zachte, vertraagde wals, combineert Duitse volkspoëzie met een Weense liefdesmelodie. Het werk is geschreven ter ere van de geboorte van de zoon van zijn vriendin Bertha Faber.
In 1871 componeerde Brahms zijn Triomflied, dat de overwinning van Duitsland in de Frans-Pruisische Oorlog (1870-71) herdacht. Het werk werd opgedragen aan de Duitse keizer Willem I (r. 1871-1888). In 1872 werd Brahms benoemd tot dirigent van de Weense Gesellschaft der Musikfreunde ('Sociëteit van de Vrienden van de Muziek'), een functie die hij tot 1875 drie seizoenen bekleedde. Dit betekende dat Brahms regelmatig dirigeerde in de nieuwe Musikverein (geopend in 1870), tegenwoordig vooral bekend als de locatie van het Weense Nieuwjaarsconcert. Tijdens zijn ambtstermijn promootte Brahms vaak vergeten of onbekende barokmuziek. Brahms' stijl van dirigeren werd publiekelijk aangevallen in een artikel door Richard Wagner in 1869, en opnieuw was er gemompel van critici die een hekel hadden aan Brahms' repertoirekeuze. Hoe dan ook concentreerde Brahms zich liever op het maken van zijn eigen muziek dan op het dirigeren van andermans werken.
De symfonieën
In 1876 voltooide Brahms zijn Eerste symfonie, een werk dat al twee decennia in de maak was. De reactie na de première in Wenen moedigde Brahms aan om aan zijn Tweede symfonie te beginnen. De Eerste symfonie werd in de volksmond zelfs 'Beethovens Tiende' genoemd (Beethoven componeerde negen symfonieën tijdens zijn leven), maar de titel, hoewel vleiend, is misleidend omdat "de verschillen tussen de twee componisten groter zijn dan de overeenkomsten" (Arnold, 253). De Classical Music Encyclopedia merkt op dat de Eerste symfonie Brahms' eigen specifieke muzikale visie draagt: "Brahms herschept hier vocale muziek in puur orkestrale gedaante en vermengt deze met romantische beelden uit de natuur (de hoornroep van de finale imiteert de hoornhoorn van een Alpenherder)" (323).
De Tweede symfonie nam veel minder tijd in beslag dan de Eerste en werd voltooid in 1877. Brahms had inmiddels zijn schrijfritme gevonden door de zomermaanden aan compositie te wijden. Zijn favoriete schrijfretraite was in het zuiden van Oostenrijk bij Pörtschach am Wörthersee. Hier schreef Brahms de Tweede symfonie, het Vioolconcert, de Vioolsonate in G majeur, twee Rapsodieën en acht Pianostukken. Na 1880 bracht hij zijn volgende zomers door in het kuuroord Bad Ischl in Opper-Oostenrijk, waar hij piano-, kamer- en koorwerken bleef componeren, waaronder het Tweede pianoconcert. Brahms lijkt zich onweerstaanbaar aangetrokken te hebben gevoeld tot de combinatie van water en bergen, want andere zomerverblijven koos hij later in Wiesbaden in Duitsland en in Hofstetten in Zwitserland.
In 1883 voltooide Brahms zijn Derde symfonie en in 1885 de Vierde symfonie. De laatste kreeg zijn première in het najaar van 1885 toen het werd gedirigeerd door Hans von Bülow (1830-1894) en gespeeld door het Meninger hoforkest. Bülow werd een groot promotor van Brahms en hielp de internationale reputatie van Brahms te bestendigen.
In 1890 verklaarde Brahms dat hij zou stoppen met componeren, hoewel hij nog wel enkele klarinetwerken schreef nadat hij een fan was geworden van de klarinetvirtuoos Richard Mühlfeld (1856-1907). In 1895 werd de componist op een festival in Meiningen geprezen als een van de drie 'B's' van de klassieke muziek: Bach, Beethoven en Brahms. Toen zijn geliefde Clara Schumann in mei 1896 overleed, schreef Brahms een muzikaal eerbetoon in de vorm van zijn Vier ernste Gesänge ('Vier ernstige liederen') die op bijbelse teksten waren geschreven. Dit was de laatste compositie die Brahms maakte terwijl zijn eigen gezondheid snel achteruit ging.
Brahms' bekendste werken
Tot de beroemdste werken van Johannes Brahms, met compositiedata tussen haakjes vermeld, behoren onder meer:
- Vier symfonieën
- Twee pianoconcerten
- Ongeveer 250 liederen
- Rinaldo (1868) ·
- Deutsches Requiem (1868) ·
- Alt-rhapsodie (1869)
- Triumphlied (1871)
- St. Anthonius Variaties ofwel Variaties op een thema van Haydn (1873)
- Vioolconcert (1878)
- 21 Hongaarse Dansen (1879)
- Akademische Festouvertüre (1880)
- Schicksalslied (1882)
- Dubbelconcert voor viool en cello (1887)
- Klarinetkwintet (1891)
- Vier ernste Gesänge (1896)
Naast bovenstaande schreef Brahms ook vele andere werken, van kamermuziek tot stukken voor piano solo, met name tegen het einde van zijn componistencarrière.
Brahm's muzikale stijl
Brahms was een groot kenner van oudere muziek, hij verzamelde bladmuziek uit alle periodes en was zich meer bewust van wat er in zijn vakgebied was gebeurd dan de meeste van zijn tijdgenoten. Hij werd vooral beïnvloed door Beethoven, wiens symfonieën model stonden voor alles wat volgde. Brahms werd ook beïnvloed door de lyriek van Franz Schubert (1797-1828) en de Duitse volksliederen. De werken van zowel Schumann als George Frideric Händel (1685-1759) inspireerden Brahms tot pianovariaties op thema's van beide componisten. Brahms produceerde ook orkestrale variaties gebaseerd op een werk van Joseph Haydn (1732-1809), en zijn vierde symfonie is een eerbetoon aan Bach in de finale. Deze eclectische mix van invloeden resulteerde erin dat Brahms "een krachtige nieuwe muzikale synthese" tot stand bracht (Sadie, 271).
Brahms was een componist van romantische muziek (1790-1910), die als volgt wordt gedefinieerd door The New Oxford Companion to Music:
De Romantiek benadrukte de schijnbare overheersing van emotie over rede, van gevoel en impuls over vorm en orde... Nieuwe waarde werd gehecht aan nieuwheid en sensatie, aan technische innovatie en het experiment, en aan de kruisbestuiving van ideeën uit verschillende disciplines, zowel binnen als buiten de kunsten.
(1580)
D. Arnold geeft de volgende samenvatting van Brahms' muziekstijl:
Brahms was een lyricus die de voorkeur gaf aan lange melodieën die in sonatevorm konden worden uitgewerkt... Brahms is een rechttoe-rechtaan, apolitieke denker in de muziek, wiens abstracte patronen soms zeer complex zijn, hetzij in textuur (hij gebruikt veel kruisritmes en dicht contrapunt) hetzij in thematische transformatie (zijn Tweede symfonie is bijna monothematisch)... Hij is niet zozeer geïnteresseerd in effecten als wel in de projectie van een melodisch of ritmisch idee.
(253)
Dood en nalatenschap
In zijn laatste jaar leed Brahms aan de gevolgen van leverkanker (net als zijn vader) en op 3 april 1897 overleed hij in zijn huis van een kwart eeuw oud, Karlgasse 4 in Wenen. In zijn huis had Brahms een buste van Beethoven en een afbeelding van Bach boven zijn bed. De derde 'B' werd begraven op de hoofdbegraafplaats van Wenen.
Niet alleen leefde zijn eigen muziek voort, maar Brahms liet ook een merkbare invloed achter op andere componisten. Brahms was een soort mentor geweest van de jonge Tsjechische componist Antonín Dvořák (1841-1904). Brahms was in 1875 lid geweest van een wedstrijdjury die Dvořák de eerste prijs toekende voor zijn symfoniecompositie. De Duitse componist had bij zijn uitgever ook een goed woordje voor de Tsjech gedaan, wat ertoe leidde dat Dvořák opdrachten kreeg voor enig werk. Het resultaat van deze opdracht waren acht orkestrale Slavische Dansen en drie Slavische Rapsodieën die werden gepubliceerd en grote populariteit verwierven.
Veel andere componisten werden beïnvloed door Brahms, waaronder de Duitser Richard Strauss (1864-1949), de Hongaar Béla Bartók (1881-1945), de Oostenrijker Anton Webern (1883-1945) en de Italiaanse pianist en componist Ferruccio Busoni (1866-1924), die zijn zes Etudes voor piano opdroeg aan Brahms.
Toch markeerde Brahms ook het einde van een tijdperk in de muziek, wat Schonberg omschrijft als 'de avondschemering van de Romantiek' (337). Het was eerder de groep waartegen hij zich ooit had verzet, onder leiding van Liszt en Wagner, die de nieuwe richting van de klassieke muziek zou dicteren toen deze de nieuwe en meer experimentele landschappen van de 20e eeuw betrad. In tegenstelling tot zijn status bij muziekhistorici die graag de ontwikkelingslijnen willen vinden die door de muziekgeschiedenis lopen, heeft Brahms als weinig anderen de tand des tijds doorstaan wat betreft populariteit bij het publiek. Brahms' werken worden nog steeds zo breed uitgevoerd dat misschien alleen Beethoven in dit opzicht als zijn rivaal kan gelden. Zoals Schonberg opmerkt: "Gezien tegen de achtergrond van het komen en gaan van grote reputaties, is Brahms' staat van dienst verbazingwekkend. Het is duidelijk dat hij iets te zeggen had tegen toekomstige generaties" (322).