George Frideric Händel (1685-1759) was een componist van barokmuziek die in Duitsland is geboren, maar Engels staatsburger werd. Zijn bekendste werken zijn de Messiah, de Water Music en een aantal barokke Italiaanse opera's en Engelse oratoria. Hij was tijdens zijn leven een bijzonder succesvol componist, maar werd gedurende zijn laatste levensjaren geteisterd door blindheid. Hij ligt begraven in de Westminster Abbey.
Jeugd in Halle en Hamburg
George Frideric Händel (Georg Friederich Händel, voordat hij zijn naam verengelste) werd geboren in Halle in Duitsland op 23 februari 1685. Zijn vader was chirurgijn-barbier en zijn moeder was een domineesdochter. George leerde orgel spelen bij Friedrich Wilhelm Zachow (1663-1712), maar muziek was niet de kern van zijn opleiding. Händel volgde de wensen van zijn overleden vader en studeerde rechten aan de Universiteit van Halle in 1701, maar onderhield zijn passie voor muziek via zijn taken als plaatsvervangend organist van de kathedraal. Händels familie had de mogelijkheid van een betaalde studieperiode in Italië voor Frideric afgewezen, maar nu was het zijn eigen besluit om een voltijdse carrière als muzikant na te streven. Händel stond op het punt gepromoveerd te worden tot officieel kathedraalorganist toen hij besloot dat Halle niets voor hem was.
Hij verliet Halle in 1703 en vertrok naar Hamburg, het centrum van de opera in Duitsland, en kreeg daar een betrekking als tweede violist in het orkest van de stedelijke Opera. Hij deed het goed en werd gepromoveerd tot maestro al cembalo, in feite de plaatsvervanger van de chef-dirigent. Dat Händel de opera serieus nam, blijkt uit een merkwaardig incident met de zanger en componist Johann Mattheson (1681-1764). Händel en Mattheson maakten ruzie over een rol in een van diens opera's en de twee vochten in 1704 buiten het theater een zwaardduel uit. Mattheson sloeg zijn zwaard kapot toen hij een jasknoop van Händel raakte. Zo raakte uiteindelijk geen van beiden gewond, en ze beëindigden hun conflict.
Händel begon al snel zelf opera's te componeren. Almira en Nero gingen beide in première in 1705. Het eerste werk was een succes en het laatste helemaal niet. Händel kreeg weliswaar een vaste betrekking aangeboden bij het operahuis van Hamburg, maar gaf er de voorkeur aan om naar Italië te reizen om daar, in het geboorteland van het genre, meer te leren over het ambacht van operacomponist. Hij arriveerde in de herfst van 1706 in Florence.
Verhuizing naar Italië
De componist verzekerde zich van het beschermheerschap van vorst Ferdinando de' Medici, waardoor hij in 1707 nog een opera, Rodrigo, kon schrijven. Rodrigo ging in Florence in première en was een succes. Op weg naar Rome vond Händel een andere rijke mecenas in de persoon van kardinaal Pietro Ottoboni, waardoor hij in staat werd gesteld zich te verdiepen in het componeren van geestelijke muziek voor katholieke kerkdiensten. Hij schreef vele cantates in deze periode, en Il trionfo del Tempo e del Disinganno (1707), zijn eerste oratorium. In Rome ontmoette Händel collega-componist Arcangelo Corelli (1653-1713) en de muzikale familie Scarlatti. Händel componeerde zijn eerste oratorium over de Verrijzenis, en dit werd uitgevoerd in het Palazzo Bonelli op Paaszondag 1708. Händel bezocht vervolgens Napels en verbleef een tijdje in Venetië waar hij zijn opera Agrippina schreef. Het werk werd geprogrammeerd als onderdeel van de carnavalsvieringen van 1710 en kreeg maar liefst 27 nachtelijke uitvoeringen.
Verhuizen naar Engeland
In 1710 verliet Händel Italië en accepteerde een benoeming als kapelmeester aan het hof van Georg Ludwig, keurvorst van Hannover, de latere George I van Groot-Brittannië (r. 1714-1727). Deze benoeming hield in dat Händel directie voerde over alle muzikale zaken aan het hof en dat van hem werd verwacht dat hij geregeld nieuwe werken componeerde. Hij bleef niet lang, omdat hij bij de keurvorst het recht had bedongen om een jaar vrij te nemen, een voorwaarde om de post te accepteren. Daarom verhuisde Händel in 1711 naar Londen.
Händel mag dan een paar keer van thuisland zijn veranderd, zijn belangstelling voor opera bleef constant. Hij schreef er uiteindelijk meer dan 40, waarbij hij vaak muzikale ideeën van andere componisten leende, een gangbare praktijk in die tijd. Opera in Händels tijd was barokopera, hetgeen wil zeggen dat de uitvoering meer weg had van een geënsceneerd concert dan van de geacteerde drama's van latere operacomponisten als Giuseppe Verdi (1813-1901) en Giacomo Puccini (1858-1924). Barokopera's bevatten heel weinig actie, en het is de muziek die de sfeer bepaalt van de verschillende scènes die het verhaal van de bijbelse of mythologische personages vertellen. Daarnaast kwam het publiek vooral om te genieten van vocale prestaties, dus moest een componist daar in zijn productie rekening mee houden.
Händel componeerde Rinaldo, dat in februari 1711 in première ging in het Londense Queen's Theatre. De opera was een succes dankzij de muziek maar ook vanwege enkele theatrale accenten, zoals het loslaten van een aantal mussen tijdens de aria Augellati (Kleine vogels). Hoogtepunten van de opera werden gepubliceerd, en hij werd een paar maanden later in Dublin hernomen. Na afloop van zijn verlofjaar keerde Händel terug naar zijn taken in Hannover, waar hij tijd vond om een reeks ouvertures te componeren, alsmede enkele concerti grossi: orkestwerken waarbij er een samenspel is tussen orkest en solisten. Eind 1712 was Händel erin geslaagd zijn werkgever over te halen hem een nog een langere periode van verlof toe te staan om Engeland opnieuw te bezoeken.
Händels opera Il pastor fido (De trouwe herder) werd in 1713 opgevoerd in het Haymarket Theatre in Londen. Het werk was geen succes, en sommige critici betreurden de kortheid van de productie betreurden. Händel reageerde met Teseo, een opera in vijf bedrijven die de legende van de Griekse held Theseus neerzetten. Händel schreef zijn Te Deum en Jubilate ter herdenking van het einde van de Spaanse Successieoorlog (1701-1715). De talenten van de componist werden gewaardeerd door Anne, koningin van Groot-Brittannië (r. 1702-1714), en zij schonk de musicus een pensioen voor het leven. Toen koningin Anne in 1714 overleed, werd Händels oude meester uit Hannover de nieuwe vorst. In plaats van terug te moeten keren naar Duitsland, kon Händel nu voor onbepaalde tijd in Engeland blijven.
In Engeland had de vroege dood van de componist Henry Purcell (1659-1695) een leegte achtergelaten; George I werd een enthousiast promotor van muziek in zijn nieuwe koninkrijk. De koning gaf Händel in 1717 de opdracht om de beroemde suite van orkestrale delen te produceren die later gezamenlijk Water Music werden genoemd. Deze muziek werd gespeeld door een orkest van 50 muzikanten terwijl het koninklijke gezelschap de rivier de Theems afvoer op weg naar een picknick en vervolgens weer terug naar Whitehall. Händels Water Music bestaat uit 20 delen, maar de zes daarvan die in 1922 door Hamilton Harry in een suite werden verzameld zijn het meest bekend gebleven.
De koning nam Händel ook in dienst om zijn kleindochters muziekles te geven en verdubbelde het pensioen dat Anne hem had toegekend. George I's steun aan de muziek bleek uit zijn grote donatie aan de oprichting van Händels Royal Academy of Music in 1719. De Academie werd ondersteund door een groep van 62 abonnees met het idee dat Händel de huiscomponist zou zijn en er een focus zou komen op operaproducties. Händel voldeed zeker aan de verwachtingen en componeerde 14 Italiaanse opera's, die werden uitgevoerd door enkele van Europa's beste zangers. Het publiek werd overweldigd door onvergetelijke spektakels van werken als Giulio Cesare (1724), Tamerlano (1724) en Rodelinda (1725), maar uiteindelijk brachten de enorme kosten van de producties en vooral de exorbitante salarissen van de sterartiesten de Academie en Händel persoonlijk in ernstige financiële problemen. De rivaliteit werd er daardoor niet minder om, zoals tussen de twee sopranen Francesca Cuzzoni en Faustina Bordoni die tijdens één voorstelling daadwerkelijk op het podium in gevecht raakten – men kan zich afvragen hoe lang het duurde voordat het publiek besefte dat dit extra theaterstukje geen deel uitmaakte van het libretto.
De componist had naast de koning nog andere rijke opdrachtgevers. De hertog van Chandos gaf Händel de opdracht om zijn 11 Chandos Anthems, de Acis en Galatea masque (een korte opera) en het oratorium Esther te schrijven. Het koninklijke patronaat werd voortgezet onder George II van Groot-Brittannië (r. 1727-1760). Bij de kroning van de koning in Westminster Abbey op 11 oktober 1727 werden vier nieuwe stukken van Händel gespeeld, waaronder het opzwepende volkslied Zadok the Priest, dat sindsdien bij elke Britse kroning wordt gespeeld. 1727 was ook het jaar waarin Händel tot Engels staatsburger werd genaturaliseerd.
In de jaren 1730 schreef Händel veel nieuwe en succesvolle opera's, waaronder Ariodante (1735), Alcina (1735) en Atalanta (1736), maar er waren ook veel mislukkingen en de spanning begon zijn tol te eisen. In april 1737 kreeg de componist een lichte beroerte. Händel herstelde in het kuuroord Aix-la-Chapelle (Aken) in Duitsland. Hij herstelde voldoende om muziek te componeren voor de begrafenis van George II's vrouw koningin Caroline in november; het stuk bevatte de hymne The ways of Zion do mourn.
De Messiah
Händels orgelconcerten op locaties als Covent Garden in Londen waren een groot succes, en hij wendde zich in de jaren 1740 meer en meer tot dit soort instrumentale muziek in plaats van opera. Hij ontwikkelde wat bekend is geworden als het Engelse oratorium – een soort afgezwakte opera met een religieuze kern – die een hoogtepunt vond in zijn Messiah van 1742. Hier verwerkte Händel in gewijde muziek uitvoeringselementen uit de opera zoals de recitatieve aria, en hij legde een veel grotere nadruk op orkest en koor ten koste van de solisten. Händel schreef het oratorium The Messiah in drie weken. De teksten van Charles Jennens zijn bewerkingen van delen uit Bijbelboeken en het Psalter. De Messiah werd voor het eerst opgevoerd in april 1742 in Dublin. In latere uitvoeringen, zoals de jaarlijkse Foundling Hospital-uitvoeringen van de jaren 1750, breidde Händel het aantal medewerkende artiesten uit, een trend van steeds grotere producties die zich voortzette in de 19e eeuw. Ongetwijfeld het meest populaire deel is het opzwepende 'Hallelujah'-koor, dat voor altijd geassocieerd wordt met de Opstanding (zoals in films als The Greatest Story Ever Told), maar ook met elke andere vreugdevolle gelegenheid, religieus of seculier.
Andere opmerkelijke oratoria waren de enorm succesvolle Samson (1741), de veelgeprezen Belhsazzar (1744) en Judas Maccabaeus, (1746), Solomon (1748) en Jephta (1751). Het oratorium Theodora (1750) slaagde er niet in de belangstelling van het publiek te wekken, ondanks het feit dat het Händels persoonlijke favoriet was. Händel speelde zijn orgelconcerten vaak als intervalstukken in zijn oratoria.
In 1745 leed de componist opnieuw tijdelijk aan een ziekte die hij beschreef als "chaos in het hoofd" (Arnold, 805). Händels laatste koninklijke opdracht kwam in 1749 toen hem werd gevraagd muziek te schrijven als begeleiding van een prachtig vuurwerk in het Green Park in Londen, om de Vrede van Aken te vieren die een einde had gemaakt aan de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748). Händels muziek was een succes, al liep het vuurwerk uit de hand en brandde een deel van het paviljoen af.
Händels karakter
Händel was "een grote en zinnelijke man... die Engels sprak met een zwaar Duits accent; een man met een explosief temperament en daarbij een zachtaardige en zelfs gulle filantroop... een man met een eenvoudig, ongecompliceerd geloof en een net zo eenvoudige en ongecompliceerde kijk op het leven" (Schönberg, 41). Händel, een modebewust man, liet zich nooit in het openbaar zien zonder een enorme pruik.
De componist gedroeg zich niet altijd evenwichtig, was soms "kortzichtig en intolerant" (Steen, 48). Hij duldde zeker geen ongevraagde fratsen van zijn musici. Ooit was een tenor zo boos over Händels directheid dat hij dreigde op het klavecimbel van de componist te springen en het kapot te slaan. Händel zette hem neer met een snijdend antwoord: "Laat me weten wanneer je dat gaat doen, dan zal ik er reclame voor maken: want ik weet zeker dat er meer mensen zullen komen om je te zien springen dan om je te horen zingen" (Steen, 48).
Händel beleefde in zijn jeugd diverse affaires met zangeressen, maar hij trouwde nooit en slaagde erin zijn privéleven privé te houden - "geen componist is ooit zo geheimzinnig over zichzelf geweest" (Schönberg, 43). Händel ging gewiekst om met zijn geld, investeerde zijn hoge inkomsten en kocht af en toe kunst - zijn indrukwekkende verzameling van ongeveer 60 schilderijen omvatte enkele Rembrandts. Hij hield van eten en drinken en was befaamd om zijn corpulentie. Hij was ook genereus en steunde financieel het Foundling Hospital (vondelingeninstituut) in Londen, een instelling waarbij hij in 1750 tot gouverneur werd benoemd.
Händels beroemdste werken
De populairste werken van George Frideric Händel zijn:
- 12 concerti grossi (1739)
- Rinaldo, opera (1711)
- Water Music, suite (1717)
- Acis en Galatea, masque (1718)
- Chandos Anthems (1717-20)
- Zadok the Priest, anthem (1727)
- Ariodante, opera (1735)
- Alcina, opera (1735)
- Samson, oratorium (1741)
- Messiah, oratorium (1742)
- Belshazzar, oratorium (1744)
- Music for the Royal Fireworks (1749)
Overlijden en nalatenschap
Händel begon in 1751 zijn gezichtsvermogen te verliezen en een staaroperatie was niet succesvol. Vanaf ongeveer eind 1752 was de componist volledig blind. Hij componeerde geen nieuwe werken meer, maar bewerkte wel oudere stukken en kon nog steeds orgel spelen met behulp van zijn uitstekende geheugen. De carrière van de grote muzikant liep ten einde, maar wat een hoogten had hij bereikt! "Weinig componisten in de geschiedenis werden in hun eigen tijd zo geprezen en over weinigen werd meer geschreven" (Schonberg, 43).
George Frideric Händel overleed in Londen op 14 april 1759 op 74-jarige leeftijd; hij had de week ervoor een reeks flauwtes gehad. Hij liet een groot fortuin na, waarvan hij een derde aan verschillende goede doelen naliet. Een gedenkteken voor de componist werd gebeeldhouwd en geplaatst in Westminster Abbey, waar zijn lichaam werd begraven. Het in steen gehouwen grafschrift luidt:
The most Excellent Musician
any age ever produced
Whose Compositions were
a Sentimental Language
rather than mere Sounds;
And surpassed the Power of Words
In Expressing the various Passions
of the Human Heart.
De meest voortreffelijke muzikant
die enig tijdperk ooit voortbracht,
wiens composities
een taal van het gevoel vormden
in plaats van louter klanken,
en die de kracht van woorden
overtroffen in het uitdrukken
van de verschillende passies
van het menselijk hart.
Händel was de eerste grote componist die het onderwerp was van een biografie, in zijn geval geschreven door de predikant John Mainwaring in 1760. Veel van Händels koorwerken raakten nooit uit de mode, maar zijn opera's en vele oratoria raakten in vergetelheid toen de muzikale smaak veranderde. Een herdenkingsevenement in Westminster Abbey in 1784 presenteerde Händels muziek aan een nieuwe generatie, net als bij een soortgelijke gelegenheid, opnieuw in Londen, in 1791. Joseph Haydn (1732-1809) en Ludwig van Beethoven (1770-1827) waren beiden grote bewonderaars van Händels werk. Wolfgang Amadeus Mozart riep eens uit: "Händel begrijpt het effect beter dan ieder van ons – wanneer hij ervoor kiest, slaat hij toe als een bliksemschicht" (Wade-Matthews, 308). Gelukkig voor het nageslacht was George III van Groot-Brittannië (r. 1760-1820) een fervent verzamelaar van Händels originele handgeschreven partituren, en deze werden uiteindelijk geschonken aan de British Library. De Water Music suite en de Messiah blijven evergreens, direct herkenbaar als welke andere ook van het barokrepertoire. Tegenwoordig wordt Händel algemeen erkend als "een van de machtigste achttiende-eeuwse muzikale persoonlijkheden: veelzijdig, kosmopolitisch, onorthodox en oneindig vindingrijk" (Sadie, 137).